ECLI:NL:RBNHO:2024:5853

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
11066748 \ VV EXPL 24-76
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens brandgevaarlijke situatie door opslag van goederen

In deze zaak heeft de stichting Ymere, eiseres, de bewindvoerder van de huurder, BIS Diensten B.V., gedagvaard in een kort geding. De huurder, [betrokkene], gebruikt zijn woning als opslagplaats voor een enorme hoeveelheid brandbare goederen, wat heeft geleid tot een extreem brandgevaarlijke situatie. De kantonrechter heeft op 6 juni 2024 geoordeeld dat de huurder ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, aangezien de vluchtwegen in de woning niet toegankelijk zijn en hulpdiensten de woning niet veilig kunnen betreden. Ondanks eerdere waarschuwingen en begeleiding door de GGD en het Leger des Heils, heeft de huurder geen adequate stappen ondernomen om de situatie te verbeteren. De kantonrechter heeft de vordering van Ymere tot ontruiming van de woning toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor de ontruiming. De proceskosten zijn voor rekening van de bewindvoerder, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11066748 \ VV EXPL 24-76
Uitspraakdatum: 6 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. M. Stokvis
tegen
de besloten vennootschap
BIS Diensten B.V.in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[betrokkene]
kantoorhoudende te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: de bewindvoerder
gemachtigde: mr. E.J. Huizinga

1.Het procesverloop

1.1.
Ymere heeft de bewindvoerder op 13 mei 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Ymere heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van de bewindvoerder op 22 mei 2024 nog een stuk toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: [betrokkene]) huurt sinds 21 juli 2000 een woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde), eerst van De Woonmaatschappij thans van Ymere. Het gehuurde betreft een portiekflat op de vierde verdieping zonder lift.
2.2.
Met ingang van 31 januari 2017 is bewind ingesteld over de goederen van [betrokkene]. Per 16 oktober 2017 is BIS Diensten B.V. benoemd als bewindvoerder.
2.3.
Op 9 februari 2024 heeft Ymere aan [betrokkene] het volgende geschreven (voor zover relevant):
(…) Op woensdag 7 februari zijn twee wijkbeheerders bij u langs geweest om u te vragen troep in de gemeenschappelijke ruimte te verwijderen. Dit is inmiddels de tweede maal binnen een jaar dat wij u hierop moeten aanspreken. U plaatst troep in de gemeenschappelijke ruimte en u heeft de medewerker zonder aanleiding, uitgescholden. (…) Omdat wij dit gedrag van u niet accepteren ontvangt u van Ymere hierbij een waarschuwing. Ook vragen wij u de troep per ommegaande op te ruimen. (…)
2.4.
Op 21 februari 2024 heeft het Team Toezicht en Handhaving van de gemeente Haarlem een inspectie uitgevoerd in het gehuurde. In het rapport van de inspecteur van 28 februari 2024 staat (voor zover van belang):
(…) De woning bestaat uit zeven vertrekken: gang, toilet, keuken, woonkamer en 2 slaapkamer + separate box ruimte in het souterrain. In de woning zijn geen rookmelders aanwezig. De platformhoogte in de gehele woning bedraagt ± 2,60 m. Al deze vertrekken zijn niet of nauwelijks te betreden door een enorme opslag van goederen van allerlei aard. De gemiddelde hoogte van de opslag wordt geschat op ± 1,90 cm. Door de enorme hoeveelheid en opgeslagen spullen in de woning zijn de vluchtwegen (met name naar de balkons) ernstig belemmerd. (…) Tijdens de inspectie van 21 februari 2024 is geconstateerd dat de vluchtwegen (hierbij gekeken naar het balkon voor- en achterzijde) slecht tot helemaal niet toegankelijk zijn. Dit betekent dat mocht zich een incident voordoen waarbij de bewoner direct de woning moet verlaten, de kans op verwondingen en het niet op tijd halen van de voordeur zeer groot is. Door de soort en hoeveelheid opslag/inventaris en de verspreiding hiervan zal een eventuele beginnende brand snel om zich heen kunnen grijpen. Hierdoor zal er ook meer giftige rook ontstaan en dus minder zicht. Met dit gegeven concludeert de inspecteur dat in de huidige situatie zoals beschreven de bewoner niet in staat is om binnen de geadviseerde drie minuten de woning te verlaten. Naast het niet kunnen vluchten van de bewoner is het voor hulpdiensten (brandweer, politie en ambulance) vanwege de te veel aan spullen en een looproute van slechts 50 cm breed, niet mogelijk de woning op een veilige manier te betreden. (…)De inspecteur van de gemeente concludeert dat de hoeveelheid aanwezige brandbare materialen (25 x de toegestane hoeveelheid) invloed heeft op de brandontwikkeling binnen een woning. Kijkend naar de totale vuurbelasting van 8.809 MJ/m2 binnen in de woning kan de inspecteur van de gemeente hieruit afleiden dat de grote hoeveelheid brandbare materialen die aanwezig zijn, ten tijde van een brand niet-beheersbare vormen aanneemt. (…)
2.5.
Op 5 maart 2024 heeft Ymere het volgende aan [betrokkene] geschreven (voor zover van belang):
U bent begeleid door leger des Heils en GGD, maar het is tot nu toe niet gelukt de woning leeg te krijgen. Op dit moment is de woning vuurlast gevaarlijk. U krijgt twee weken de tijd om de woning leeg te maken en zorgt ervoor dat u daarna de woning leeg houdt. Het is ook niet toegestaan om handel te voeren vanuit uw woning. (…) Wij komen dinsdag 19 maart om 11.00 uur bij u langs voor een controle. U wordt verzocht hier medewerking aan te verlenen en u dient zich netjes te gedragen. U verschaft de medewerkers van Ymere toegang tot alle ruimtes. (…) Bent u niet aanwezig bij de controle of verleent u geen medewerking dan gaat Ymere naar de rechter. Wij vragen dan of we de woning mogen ontruimen.
2.6.
Op 19 maart 2024 heeft Ymere het gehuurde geïnspecteerd. Bij de inspectie bleek dat er in de woning weinig tot niets was veranderd ten opzichte van de situatie van 21 februari 2024.

3.Het geschil

3.1.
Ymere vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening de bewindvoerder wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
3.2.
Ymere legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [betrokkene] ernstig te kort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door het gehuurde te gebruiken als opslagplaats van een enorme hoeveelheid brandbare zaken. Het gehuurde staat zo vol dat schoonmaken niet mogelijk is en vluchtwegen slecht tot helemaal niet toegankelijk zijn. De variabele vuurlast is door het team Toezicht en Handhaving van de gemeente Haarlem geschat op een factor 25 hoger dan het kengetal voor een gemiddelde woning, wat betekent dat sprake is van een extreem brandgevaarlijke situatie. Ondanks alle geboden hulp is [betrokkene] niet in staat gebleken het gehuurde op een aanvaardbare manier te gebruiken en te bewonen.
3.3.
Namens de bewindvoerder is aangevoerd dat [betrokkene] lang heeft gedacht dat hij het gehuurde kon gebruiken zoals hij zelf wilde. Hij was er ook nooit op gewezen dat zijn gedrag tot een ontruiming van het gehuurde zou kunnen leiden. Inmiddels heeft hij actief stappen gezet om het gehuurde op te ruimen. Hij heeft daartoe een ladderlift en opslag gehuurd. Hij heeft alleen nog meer tijd nodig. De woning staat volgens [betrokkene] op dit moment al veel minder vol. [betrokkene] heeft ter zitting verklaard dat de kantonrechter er 100% op kan vertrouwen dat het niet meer zo vol zal komen te staan.

4.De beoordeling

De formele procespartij
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering die een persoon betreft wiens goederen onder bewind zijn gesteld, moet worden ingesteld tegen de bewindvoerder ter zake van kwesties die de onder het bewind gestelde goederen betreffen (artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De Hoge Raad heeft op 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) geoordeeld dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten goederen zijn in de hiervoor bedoelde zin. Ymere heeft daarom terecht de bewindvoerder gedagvaard.
Spoedeisend belang
4.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Ymere daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een volgens Ymere zeer brandgevaarlijke situatie in het gehuurde. De bewindvoerder heeft het spoedeisend belang ook niet weersproken.
Toetsingskader
4.3.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen.
4.4.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Ontruiming
4.5.
Op grond van de wet (artikel 7:213 BW) moet [betrokkene] zich als goed huurder gedragen. Dat betekent onder andere dat hij goed voor het gehuurde en de gemeenschappelijke ruimtes moet zorgen. Dat staat ook in het huurreglement behorend bij de huurovereenkomst (artikel 5 lid 1).
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter schiet [betrokkene] ernstig te kort in deze verplichting. Uit de door Ymere in het geding gebrachte foto’s blijkt dat [betrokkene] een enorme hoeveelheid spullen in het gehuurde heeft opgeslagen. Volgens het rapport van het team Toezicht en Handhaving gaat het om 25 keer de toegestane hoeveelheid brandbare materialen. Uit dat rapport blijkt verder dat daardoor sprake is van een extreem brandgevaarlijke situatie. Doordat vluchtwegen niet of nauwelijks bereikbaar zijn, kan [betrokkene] zich bij brand niet binnen de aanbevolen tijd in veiligheid brengen. Ook hulpdiensten kunnen de woning niet veilig betreden. Bovendien lopen ook medebewoners van het gebouw gevaar omdat de brand mogelijk niet beheersbaar is.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de tekortkoming van [betrokkene] zo ernstig dat deze ontbinding van de huurovereenkomst en (daarop vooruitlopend) ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Daarbij weegt mee dat Ymere niet over één nacht ijs is gegaan. [betrokkene] heeft het gehuurde (vanaf 2015) bij herhaling als opslagplaats voor enorme hoeveelheden spullen gebruikt. Aan [betrokkene] zijn in de loop van de tijd diverse waarschuwingen gegeven. Ook is hij in het proces om het gehuurde op orde te krijgen langdurig begeleid door de GGD en het Leger des Heils, echter zonder succes. Zelfs na de duidelijke brief van Ymere van 5 maart 2024 heeft [betrokkene] weinig tot niets gedaan om de brandgevaarlijke situatie in het gehuurde te beëindigen. Ymere heeft op 19 maart 2024 geconstateerd dat in het gehuurde weinig tot niets was veranderd ten opzichte van de situatie van de inspectie op 21 februari 2024. Ymere heeft foto’s in het geding gebracht waarop een extreem volle woning te zien is.
4.8.
Ter zitting heeft [betrokkene] nieuwe foto’s van het gehuurde getoond. Op die foto’s lijkt het gehuurde (iets) minder vol dan op 19 maart 2024. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om op grond daarvan de vordering tot ontruiming af te wijzen. Het blijft immers gaan om een zeer grote hoeveelheid spullen, zodat mag worden aangenomen dat nog altijd sprake is van een brandgevaarlijke situatie. Bovendien is niet aannemelijk dat op korte termijn een structurele verandering zal komen in het (verzamel)gedrag van [betrokkene]. [betrokkene] lijkt daarvoor de ernst van de problematiek onvoldoende in te zien. Ook de GGD, die langdurig betrokken is geweest bij de begeleiding van [betrokkene], heeft aangegeven geen andere weg meer te zien om een veilige situatie in de woning te bereiken dan ontbinding van de huurovereenkomst.
4.9.
De conclusie is dat Ymere een groter belang heeft bij ontruiming van het gehuurde dan [betrokkene] bij het behoud ervan. Dat betekent dat de vordering van Ymere tot ontruiming van het gehuurde wordt toegewezen. De termijn waarbinnen ontruiming moet plaatsvinden zal, zoals gevorderd, worden bepaald op 14 dagen na betekening van dit vonnis.
Proceskosten
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder omdat zij ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt BIS Diensten B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen aan [adres] te [plaats] met medeneming van alle aan haar en [betrokkene] toebehorende aanwezige goederen en personen te ontruimen ent te verlaten en ontruimd te houden, met overgifte aan Ymere van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen;
5.2.
veroordeelt BIS Diensten B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Ymere tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 112,37
griffierecht € 130,00
salaris gemachtigde € 814,00
nakosten € 135,00 ;
5.3.
veroordeelt BIS Diensten B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene] tot betaling van de explootkosten van betekening van het vonnis als BIS Diensten B.V. indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;
5.4.
veroordeelt BIS Diensten B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten met ingang de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de volledige betaling;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter