Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
huurschuld
toekomstige huurpenningen
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, aangeduid als [eiser], heeft de huurder, aangeduid als [gedaagde], gedagvaard vanwege een huurachterstand van elf maanden, die is opgelopen tot een bedrag van € 12.264,71. De huurder heeft sinds mei 2023 geen huur meer betaald, ondanks herhaalde sommaties en afspraken over het inlopen van de achterstand. De huurder heeft verweer gevoerd tegen de ontruiming, waarbij hij aanvoert dat hij door een blokkade van zijn vermogensrekening door de Belastingdienst niet in staat was om de huur te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de verhuurder spoedeisend is, gezien de oplopende huurschuld. De rechter heeft ambtshalve de huurprijswijzigingsbedingen in de huurovereenkomst getoetst aan het consumentenrecht en geconcludeerd dat de primaire vordering tot betaling van de huurachterstand toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning, omdat de huurder niet heeft aangetoond dat hij in staat is om de huurachterstand in te lopen. De proceskosten zijn voor rekening van de huurder, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.