ECLI:NL:RBNHO:2024:595

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10455847 \ CV EXPL 23-2332
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en schadevergoeding bij vertraging van een vlucht; buitengewone omstandigheden en ontvankelijkheid van de vordering

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Austrian Airlines AG, wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Tirana via Wenen op 12 september 2022. De passagier vorderde compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 en schadevergoeding op basis van het Verdrag van Montreal. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde een bedrag van € 570,35, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals parkeer- en beveiligingsproblemen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging volledig te wijten was aan buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier zijn aansluitende vlucht had gemist, maar dat dit niet het gevolg was van de buitengewone omstandigheden, omdat de passagier ook zonder deze omstandigheden de vlucht niet had kunnen halen.

De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 400,00 aan compensatie toe, evenals de wettelijke rente, maar verklaarde de passagier niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding op basis van het Verdrag van Montreal, omdat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om hierover te oordelen. De kantonrechter wees ook de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, met uitzondering van de kosten voor een gemachtigde, aangezien de passagier in persoon procedeerde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10455847 \ CV EXPL 23-2332
Uitspraakdatum: 31 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
procederend in persoon
tegen
de vennootschap naar Oostenrijks recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Wenen (Oostenrijk), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman & mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 april 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Vienna International Airport, Wenen (Oostenrijk) naar Rinas International Airport, Tirana (Albanië) op 12 september 2022, met de vluchtcombinatie OS372 en OS847.
2.2.
Vlucht OS372 van Amsterdam naar Wenen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier de overstap op de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee hij met meer dan drie uur vertraging is aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie en schadevergoeding van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 570,35, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 103,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00. Voorts vordert de passagier schadevergoeding in verband met kosten die hij heeft gemaakt voor een hotelovernachting en autohuur op grond van artikel 19 van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999,
Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

Compensatie overeenkomstig artikel 7 van de Verordening
5.1.
Ten aanzien van het gedeelte van de vordering dat gebaseerd is op de Verordening, stelt de kantonrechter ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Tirana, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders wanneer de vervoerder kan aantonen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden, die hij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet had kunnen voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3 van de Verordening.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van problemen met het parkeren van het vliegtuig en problemen met de beveiliging van de luchthaven en het luchtverkeersbeheer, waardoor de vlucht met een vertraging van 1 uur en 1 minuut is vertrokken. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder het vluchtrapport van de vlucht overgelegd. Uit het vluchtrapport volgt dat de vlucht voor de duur van 14 minuten is vertraagd als gevolg van vertragingscode 87Z. Volgens de eveneens door de vervoerder overgelegde “
Standard IATA Delay Codes” volgt dat deze code staat voor “
Airport Facilities, Parking Stands, Ramp Congestions, Lighting, Building, Gate Limitations, etc”, waarbij subcode Z staat voor: “
Parking stand limitations / no parking stands available, excluding early arrivals”. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat 52 minuten van de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door vertragingscode 85Y, hetgeen volgens de “
Standard IATA Delay Codes” staat voor: “
Mandatory security”, waarbij subcode Y staat voor: “
Security control checkpoints”. De passagier heeft betwist dat deze omstandigheden als buitengewoon zijn te kwalificeren.
5.4.
De vervoerder heeft voldoende toegelicht dat de vlucht te maken kreeg met een vertrekvertraging van 14 minuten omdat er geen (parkeer)plaatsen bij de gate beschikbaar waren. Wanneer een vlucht geen gate toegewezen krijgt door het luchtverkeersbeheer, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch zelfstandig een gate te kiezen en daar te parkeren. De instructie van het luchtverkeersbeheer moet immers altijd worden opgevolgd en dat is niet inherent aan de normale bedrijfsvoering van de vervoerder. Daarnaast is gesteld noch gebleken is dat het luchtverkeersbeheer de instructie heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Daarmee is de vertrekvertraging van 14 minuten als gevolg van de parkeerbeperkingen het gevolg van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.5.
Wat de veiligheidsmaatregelen betreft, overweegt de kantonrechter als volgt. Hoewel veiligheidsmaatregelen onder omstandigheden als een buitengewone omstandigheid kunnen worden aangemerkt, ligt het op de weg van de vervoerder om dit te onderbouwen. De vervoerder heeft echter tegenover de betwisting van de passagier onvoldoende aangetoond dat er bij de vlucht in kwestie sprake was van veiligheidsmaatregelen die niet inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de vervoerder. De vervoerder heeft immers slechts in zeer algemene bewoordingen gesteld dat sprake was van problemen met de beveiliging van de luchthaven en het luchtverkeersbeheer. Hierbij heeft hij niet aangevoerd wat deze inhielden of waarom deze gestelde maatregelen als buitengewone omstandigheden zijn aan te merken. De vertraging van 52 minuten als gevolg van de veiligheidsmaatregelen kan dus niet worden aangemerkt als het gevolg van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Nu de vertraging van de vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, moet worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald als de buitengewone omstandigheid niet had plaatsgevonden. De passagier is om 12.37 uur (lokale tijd) aangekomen in Wenen en de aansluitende vlucht is om 12.45 uur (lokale tijd) vertrokken. Zonder de buitengewone omstandigheid van 14 minuten zou de vlucht in kwestie om 12.23 uur (lokale tijd) te Wenen arriveren. De vervoerder heeft aangevoerd dat de minimumoverstaptijd op de luchthaven van Wenen 25 minuten bedraagt. Dit betekent dat ook als de buitengewone omstandigheid niet was opgetreden, de passagier de vlucht alsnog had gemist. Hieruit volgt dat de vertraging van de passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheid. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de compensatie van € 400,00 worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de compensatie is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
Schadevergoeding overeenkomstig artikel 19 Verdrag van Montreal
5.8.
Voor wat betreft de schadevergoeding voor de kosten voor de hotelovernachting en de autohuur, beroept de passagier zich op artikel 19 van het Verdrag van Montreal. Uit dit artikel volgt dat de vervoerder gehouden is tot vergoeding van “
schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen”.
5.9.
De kantonrechter dient zijn bevoegdheid ambtshalve te beoordelen. In dat verband is voor dit gedeelte van de vordering artikel 33 van het Verdrag van Montreal van toepassing dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

1. De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming”.
5.10.
Vast staat dat de hoofdzetel van de vervoerder niet in Nederland is gelegen. De passagier heeft voorts ook niet toegelicht dat de vervoerder in Nederland een vestiging heeft door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten. Andere aanknopingspunten in de zin van artikel 33 lid 1 van het Verdrag van Montreal zijn evenmin gesteld of gebleken. Gelet hierop is de Nederlandse rechter niet bevoegd om van dit deel van de vordering kennis te nemen. De passagier is in dit deel van de vordering dan ook niet ontvankelijk.
Overige kosten
5.11.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen, behoudens het navolgende, voor rekening van de vervoerder, omdat deze grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Nu de passagier echter geen gemachtigde heeft ingeschakeld, kan er geen vergoeding voor salaris van een gemachtigde worden toegekend. Deze vergoeding zal daarom niet worden toegekend.
5.13.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 132,42;
griffierecht € 214,00;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
Verklaart de passagier niet-ontvankelijk ten aanzien van de vordering tot betaling van € 170,35 (gebaseerd op het Verdrag van Montreal);
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter