ECLI:NL:RBNHO:2024:596

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/15/344296 / KG ZA 23-507
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging recht van gebruik en bewoning van een woning door opname in zorginstelling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 26 januari 2024 een vonnis gewezen in kort geding met zaaknummer C/15/344296 / KG ZA 23-507. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.P. Poiesz, hebben gevorderd dat het recht van gebruik en bewoning van de woning door de vader, die in een zorginstelling verblijft, is geëindigd. De vader is sinds 18 januari 2023 opgenomen in een zorginstelling, en volgens de bepalingen in de koopovereenkomst en de akte van levering eindigt het recht van gebruik en bewoning bij langdurig verblijf in een zorginstelling.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vader niet zal terugkeren naar de woning, zoals erkend door de zoon, die als bewindvoerder en mentor van de vader optreedt. Hierdoor is voldaan aan de voorwaarden voor beëindiging van het recht van gebruik en bewoning. De vorderingen van de eisers tot ontruiming van de woning zijn toegewezen, met de verplichting voor de gedaagden om uiterlijk vóór 1 maart 2024 de woning te ontruimen en leeg en bezemschoon achter te laten.

De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier C. Vis-van Zanden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/344296 / KG ZA 23-507
Vonnis in kort geding van 26 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats 1], gemeente [gemeente]
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats 2],
3.
[eiser 3],
wonende te [plaats 2],
eisers,
advocaat mr. G.P. Poiesz te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1],

blijkens verificatie in de Basis Registratie Personen ingeschreven te [plaats 1], gemeente [gemeente], maar feitelijk verblijvende te [plaats 3],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 1], gemeente [gemeente],
gedaagden,
advocaat mr. R. van den Berg te Haarlem.
Eisers zullen hierna (in enkelvoud) [eisers] genoemd worden en gedaagden gezamenlijk [gedaagden] c.s. en ieder afzonderlijk ‘de vader’ en ‘de zoon’.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 november 2023
  • het verzoek om vonnis van 22 januari 2024 van de zijde van [eisers]
  • de reactie op dit verzoek van 23 januari 2024 van de zijde van [gedaagden] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het tussenvonnis van 9 november 2023 houdt voor zover hier relevant het volgende in:
4.2.
In de onderhavige zaak ligt de vraag voor of het recht van bewoning en gebruik van de vader met betrekking tot de woning is geëindigd, omdat zich één van de gevallen voordoet zoals vermeld in artikel 14 sub j van de koopovereenkomst en artikel 5 van de akte van levering.
In genoemde artikelen is onder meer bepaald dat het recht van gebruik en bewoning eindigt bij het metterwoon verlaten van de woning gedurende meer dan drie maanden of in het geval van opneming in een verpleegtehuis of een vergelijkbare instelling, gedurende een aaneengesloten periode van meer dan twaalf (12) maanden.
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vader vanaf 18 januari 2023 is opgenomen in zorginstelling [instelling] te [plaats 3]. (…)
4.12.
Gelet op het bepaalde omtrent de duur van het recht als opgenomen in de akte is de enkele duur van het verblijf in een verpleegtehuis of vergelijkbare instelling gedurende een aaneengesloten periode van meer dan 12 maanden voldoende grond voor het einde van het recht van gebruik en bewoning. Een medische verklaring die inhoudt dat vader vanaf (18) januari 2024 de intentie heeft om thuis te gaan wonen en geleidelijk stappen zal zetten om die intentie te realiseren, althans het realiteitsgehalte daarvan te beproeven, is dan ook onvoldoende om het intreden van dat rechtsgevolg te voorkomen. Er zal, ingaande 18 januari 2024, sprake moeten zijn van een besluit tot ontslag uit de instelling (…)
2.2.
Vervolgens is de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 23 januari 2024 om de zoon in de gelegenheid te stellen na ommekomst van de genoemde termijn een medische verklaring in het geding te brengen waaruit blijkt dat de vader zal worden ontslagen uit de instelling.
2.3.
[eisers] heeft de voorzieningenrechter na ommekomst van de pro forma termijn verzocht vonnis te wijzen omdat de hiervoor bedoelde medische verklaring door de zoon niet is overgelegd.
2.4.
In reactie hierop heeft de zoon verklaard dat hij na ampel beraad heeft besloten dat zijn vader in het verzorgingstehuis zal blijven wonen.
2.5.
Hieruit volgt dat de zoon als bewindvoerder en mentor van de vader heeft erkend dat de vader niet zal terugkeren in de woning. Daarmee is het recht van gebruik en bewoning van de vader geëindigd omdat de hiervoor vermelde voorwaarde voor die beëindiging is vervuld.
2.6.
De zoon heeft erkend dat hij de woning zonder (eigen) recht of titel bewoont. De vorderingen van [eisers], strekkende tot ontruiming van de woning, kunnen dan ook worden toegewezen. De hierna te vermelden termijn voor nakoming komt de voorzieningenrechter daarbij redelijk voor.
2.7.
Omdat uit het verloop van de procedure blijkt dat [eisers] de onderhavige procedure feitelijk voortijdig had aangebracht ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagden] c.s. ieder voor zich om uiterlijk vóór 1 maart 2024 de woning aan de [adres] [plaats 1] met al het zijne en de zijnen te (laten) ontruimen en te verlaten, en leeg en bezemschoon, onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen aan [eisers];
3.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. ieder voor zich om, als niet tijdig vrijwillig aan de hiervoor in 3.1 gegeven veroordeling tot ontruiming wordt voldaan en [eisers] de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf zal doen bewerkstelligen, de noodzakelijke kosten van ontruiming aan [eisers] te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 26 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155