ECLI:NL:RBNHO:2024:597

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/15/345065 / KG ZA 23-576
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot meewerken aan toedeling woning na echtscheiding toegewezen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderde de vrouw dat de man zou meewerken aan de overdracht van hun gezamenlijke woning na hun echtscheiding. De partijen, voormalige echtelieden, waren gezamenlijk eigenaar van de woning en hadden afgesproken deze te verkopen. De vrouw woonde met hun minderjarige kinderen in de woning en had een nieuwe partner. De man had eerder een bod op de woning gedaan, maar dit zonder overleg met de vrouw afgewezen. De vrouw had in een eerdere procedure al aangegeven de woning voor een bepaalde waarde aan zich te willen toedelen, maar de man betwistte dat zij recht had op een rentevoordeel bij de hypotheek. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw recht had op de toedeling van de woning en dat de man moest meewerken aan de overdracht. De man werd veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij niet-nakoming van het vonnis. De vrouw kreeg tot 1 april 2024 de tijd om de woning aan zich te laten toedelen, met verlenging van deze termijn bij nieuwe belemmeringen van de man. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/345065 / KG ZA 23-576
Vonnis in kort geding van 26 januari 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T.C. Cooman te De Meern.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de eis in reconventie met producties
  • de mondelinge behandeling en het daarvan opgemaakte proces-verbaal
  • de pleitnota van de vrouw
  • de pleitnota van de man
  • het verzoek tot wraking van de man
  • de beslissing van de wrakingskamer van 23 januari 2023 houdende de afwijzing van dat verzoek.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 30 november 2023 zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Schröder voornoemd en de man, bijgestaan door mr. Cooman voornoemd.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalige echtelieden. Zij waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd. Het huwelijk is op 14 juni 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning aan de [adres] [plaats] (hierna: de woning). De vrouw bewoont thans de woning met de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw heeft een nieuwe partner.
2.3.
In de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 19 april 2023 is voor zover relevant het volgende overwogen:
2.9
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat zij binnen een week na de zitting gezamenlijk opdracht zullen geven aan Tromp Makelaardij om de echtelijke woning in de verkoop te zetten. Met de opbrengst van de woning wordt de hypothecaire geldlening afgelost. Uit de overwaarde komt eerst aan de man toe het aan hem toekomende vergoedingsrecht op de gemeenschap van € 149.428 en aan de vrouw het aan haar toekomende vergoedingsrecht van € 30.000. De (eventueel) resterende overwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld, na aftrek van de kosten van de verkoop van de woning.
2.4.
De woning wordt thans aangeboden voor een vraagprijs van € 719.000,-. Een uitgebracht bod van € 690.000,- op de woning heeft de man zonder overleg met de vrouw afgewezen.
2.5.
De man heeft de vrouw in augustus 2023 gedagvaard in kort geding en gevorderd dat de vrouw zou worden veroordeeld om mee te werken aan verkoop van de woning.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2023.
Op die zitting zijn partijen het eens geworden over een laatprijs voor de woning van € 700.000,-. De vrouw heeft vervolgens laten weten dat zij de woning voor die waarde zelf aan zich wil laten toedelen en dat zij daartoe de financiële mogelijkheden heeft.
De man heeft in reactie naar voren gebracht dat de vrouw bij het effectueren van de door haar voorgestane afwikkeling, die onder meer inhoudt dat zij de bestaande hypotheek met een rente van 1.9 % en een resterende rentevastperiode van 17 jaar zou voortzetten, een rentevoordeel geniet, dat voor verdeling in aanmerking komt.
Partijen hebben vervolgens aanhouding verzocht en een proces in gang gezet om te komen tot berekening van de omvang van dit voordeel.
2.6.
Naar zeggen van de vrouw moet dit worden gesteld op (netto) € 100.000.
Partijen stuitten vervolgens op de complicatie dat het extra bedrag benodigd voor compensatie door de vrouw niet kan worden meegefinancierd. Om dat probleem te elimineren heeft de vrouw aan de man voorgesteld dat hij het rentevoordeel meeneemt en haar daarvoor vergoedt. De man heeft aangegeven dat hij daartoe niet bereid is.
2.7.
Het betreft hier een regeling in de algemene voorwaarden van Munt Hypotheken, de geldverstrekker, die als volgt luidt.
Verkrijgt de schuldenaar binnen drie maanden na volledig aflossing van de schuld - als gevolg van vrijwillige onderhandse verkoop van het onderpand gevolgd door een verhuizing van de schuldenaar en anders dan in het kader van de verdeling van enige gemeenschap - een Renteaanbod van MUNT, dan is voor Schuldenaars nieuwe Lening het volgende van toepassing:
  • als de door MUNT voor het aangaan van soortgelijke geldleningen gehanteerde rente hoger is dan de rente van de afgeloste lening, dan wordt voor maximaal de hoogte van de afgeloste lening een apart leningdeel in de nieuwe lening ondergebracht en geldt voor dat leningdeel de rente van de afgeloste lening voor de resterende rentevastperiode van de afgeloste lening, onder aanpassing van de rente van de afgeloste lening in verband met de alsdan eventueel geldende op- en afslagen bij de voor soortgelijke geldleningen gehanteerde rente.
  • als sprake is van twee of meer schuldenaren die, na verkoop en juridische levering van hun gezamenlijke woning, niet gezamenlijk gebruik maken van de verhuisregeling, bijvoorbeeld bij echtscheiding, dan geldt voor de verhuisregeling dat één van deze schuldenaren gebruik kan maken van de verhuisregeling tot maximaal het bij de verkoop afgeloste uitstaande bedrag, waarbij de andere schuldenaar afstand moet doen van deze verhuisregeling.
2.8.
De vrouw heeft (na de mondelinge behandeling) gepoogd de kwestie in dat kort geding met een vordering in reconventie aan de voorzieningenrechter voor te leggen. Die heeft dat buiten de orde geacht.
In zijn vonnis van 10 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de man afgewezen. De kwestie staat nu in het onderhavige geding centraal.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. de man veroordeelt om zijn medewerking te verlenen aan de overdracht/levering van de woning aan de [adres] te [plaats] aan de vrouw waarbij wordt bepaald dat:
  • de woning wordt toebedeeld voor een waarde van € 700.000,-
  • de man van de vrouw dient te ontvangen een bedrag van € 149.428,98 uit hoofde van een vergoedingsvordering
  • de man aanspraak maakt op de helft van de resterende overwaarde van de woning, berekend als volgt:
½ x (700.000 minus 340.000 minus 149.428,98 minus 30.000 =) € 90.285,51
  • de man de hypotheek bij Munt hypotheken overneemt, inclusief de hypotheekrente van 1.9%
  • de man aan de vrouw een compensatie betaalt van netto € 100.000,-, welk bedrag kan worden verrekend met de krachtens dit vonnis aan de man toekomende bedragen,
de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel dat hij enig onderdeel van het vonnis in deze zaak niet nakomt
de kosten compenseert.
3.2.
De man voert verweer. Hij betwist onder meer dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vordering, dat de renteregeling op grond waarvan het onder de lopende hypotheek geldende rentetarief in de onderhavige situatie door een van de deelgenoten kan worden voortgezet en, wanneer dit anders is, dat de vrouw er aanspraak op kan maken dat de man dat voordeel meeneemt en aan de vrouw vergoedt.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert – samengevat:
primair: dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de vrouw zal veroordelen tot nakoming van de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem d.d. 19 april 2023 onder 3.5 (zaaknr. C/15/327903 / FA RK 22-2144 en C/15/332807 / FA RK 22-4777) en om mee te werken aan verkoop van de woning, met in de plaats stelling van het vonnis van de notariële akte van eigendomsoverdracht ex artikel 3:300 lid 2 BW. Voorts vordert de man dat wordt bepaald dat hij na verkoop van de woning aanspraak kan maken op de helft van de overwaarde alsmede op een hem toekomend vergoedingsrecht dat wordt berekend conform de beleggingsleer.
subsidiair: voor het geval de woning aan de vrouw wordt toebedeeld, vordert de man - samengevat - dat wordt bepaald dat de goederenrechtelijke levering aan de vrouw zal plaatsvinden binnen twee maanden na de datum van het vonnis, op straffe van een dwangsom. Voorts vordert hij dat de vrouw wordt veroordeeld aan hem te betalen zowel de helft van de overwaarde (met ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man terzake de hypothecaire geldleningen), als het bedrag van het vergoedingsrecht van de man berekend conform de beleggingsleer (al dan niet vermeerderd met de verbeurde dwangsommen), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vonnisdatum, eveneens op straffe van een dwangsom.
primair en subsidiair: met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
3.5.
De vrouw voert verweer op de gronden in conventie aangevoerd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Voor de behandeling in kort geding is het noodzakelijk dat sprake is van spoedeisendheid. Deze zaak is naar haar aard spoedeisend en er zijn voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om op basis daarvan tot een oordeel in kort geding te kunnen komen.
in conventie verder
4.2.
De vordering in conventie van de vrouw strekt ertoe de man te verplichten zijn medewerking te verlenen aan de overdracht/levering van de woning aan de vrouw tegen een waarde van € 700.000,-, onder gelijktijdige vergoeding van de reeds bepaalde vergoedingsrechten en verdeling van de resterende netto overwaarde bij helfte, waarbij de man de bestaande hypotheek bij Munt Hypotheken met een hypotheekrente van 1.9 % overneemt en aan de vrouw een compensatie betaalt van netto € 100.000,-, welk bedrag verrekend kan worden met de aan de man toekomende bedragen.
4.3.
De man heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de algemene voorwaarden van Munt Hypotheken op dit punt zo moeten worden gelezen dat het meenemen van de hypotheek in geval van een echtscheiding helemaal niet mogelijk is. Voorts heeft hij de hoogte van het genoemde netto bedrag betwist bij gebrek aan wetenschap, stellende dat hij geen berekening heeft gezien waaruit dit bedrag volgt.
De voorzieningenechter oordeelt als volgt.
4.4.
De man stelt zich nu primair op het standpunt dat uit de algemene voorwaarden van Munt Hypotheken blijkt dat voor partijen niet mogelijk is om, als in het geval van een echtscheiding een van de partners de woning overneemt, de gunstige hypotheek voort te zetten en dat het ook voor de vertrekkende partner niet mogelijk is om de hypotheek mee te nemen.
De vrouw blijft bij het standpunt dat de mogelijkheid om door het meenemen/continueren van de hypotheek een rentevoordeel te realiseren zich wel voordoet.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat als de man zou worden gevolgd in zijn uitleg van de algemene voorwaarden van Munt Hypotheken over de ‘verhuisregeling’, dit tot gevolg zou hebben dat ook de man geen aanspraak zou hebben op enige vergoeding voor het rentevoordeel als de vrouw de woning aan zich kan laten toedelen.
4.6.
De voorzieningenrechter leest deze bepaling aldus dat één van partijen de hypotheek kan voortzetten dan wel meenemen, mits de andere partij afstand doet van de zogenoemde ‘verhuisregeling’. Die lezing sluit aan bij het door de vrouw tijdens de mondelinge behandeling op 30 november 2023 afgespeelde telefoongesprek met een medewerker van Munt Hypotheken. Deze medewerker heeft verklaard dat het niet mogelijk is de gunstige hypotheek te splitsen zodat beide partners aanspraak kunnen maken op een deel van de gunstige rente. Wel is het mogelijk dat bij een echtscheiding één van partijen de hypotheek met de daarbij behorende lage rente voortzet (zelfde onderpand) of meeneemt (ander onderpand). In het laatste geval heeft de vertrekkende partij een termijn van drie maanden vanaf het moment dat de oude hypotheek is afgelost om tegen het oude rentetarief tot de omvang van de oude hypotheek financiering te krijgen voor de aankoop van de nieuwe woning.
4.7.
Niettegenstaande de duidelijke uitleg die blijkt uit voornoemd telefoongesprek heeft de man ter zitting bij monde van zijn advocaat uitdrukkelijk verklaard dat hij bij zijn standpunt blijft dat de verhuisregeling in het onderhavige geval niet van toepassing is.
Dit standpunt staat haaks op de opvatting van de man dat, als de vrouw de hypotheek zou voortzetten, zij hem zou moeten compenseren voor het rentevoordeel.
Immers, als de regeling niet van toepassing is, zoals de man volhoudt, is er ook geen sprake van enig te behalen rentevoordeel en loopt de man dat voordeel ook niet mis als de hypotheek door de vrouw wordt meegenomen.
4.8.
Gegeven het feit dat het de man is geweest die in het vorige kort geding het recht op vergoeding van het voordeel aan de orde heeft gesteld, komt deze opstelling eens te meer merkwaardig voor.
Het is de voorzieningenrechter verder opgevallen dat de man ter zitting niet (langer) heeft weersproken dat ook híj de ambitie heeft om met zijn deel van de opbrengst van de woning de woningmarkt op te gaan. De voorzieningenrechter heeft nog ter sprake gebracht dat partijen in overleg zouden kunnen treden over een arrangement waarbij effectuering van de toedeling van de woning aan de vrouw zodanig wordt uitgesteld dat de man niet het risico loopt dat hij het rentevoordeel niet kan benutten doordat de termijn van 3 maanden verstrijkt voordat hij een woning heeft gekocht, maar er bleek bij de man geen bereidheid of behoefte om langs die lijnen naar oplossingen te zoeken.
De voorzieningenrechter kan de opstelling van de man dan ook niet anders begrijpen dan dat hij er vóór alles op uit is om het voor de vrouw onmogelijk te maken de woning toebedeeld te krijgen.
Dit gedrag is zozeer in strijd met de redelijkheid en billijkheid die tussen deelgenoten/ex-echtelieden van toepassing zijn, dat de vordering van de vrouw zal worden toegewezen als hierna onder de beslissing vermeld.
4.9.
De voorzieningenrechter realiseert zich dat dit dictum niet naadloos aansluit bij de vordering, maar meent dat hij met het treffen van deze voorziening niettemin binnen de grenzen van de rechtsstrijd blijft. De huidige opstelling van de man komt er immers op neer dat hij het verweer dat hij tegen de vordering die de vrouw in het vorige kort geding heeft ingesteld niet langer handhaaft. Dat betekent dat de afwikkeling die de vrouw aanvankelijk voor ogen stond alsnog passend blijkt te zijn.
4.10.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze wordt gematigd en gemaximeerd.
4.11.
De man heeft nog aangevoerd dat de vrouw tot op heden op geen enkele wijze heeft aangetoond dat zij in staat is de woning aan zich te laten toedelen.
Dit wordt door de voorzieningenrechter opgevat als een gelegenheidsbetwisting.
De vrouw heeft verklaard dat zij voor het verkrijgen van een offerte voor de benodigde financiering een concept akte van verdeling nodig heeft en dat de opstelling van de man ertoe heeft geleid dat die er nog niet is. De voorzieningenrechter twijfelt er niet aan dat de vrouw haar financiering rond krijgt zodra de man zijn verzet tegen de toedeling van de woning aan de vrouw staakt.
4.12.
Gelet op de hiervoor omschreven opstelling van de man en op de omstandigheid dat tussen partijen nog geen concept akte van verdeling is opgemaakt ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de vrouw tot 1 april 2024 de gelegenheid krijgt om de woning op de voet van dit vonnis aan zich te laten toedelen en dat deze termijn met 3 maanden wordt verlengd, zodra de man enige nieuwe belemmering opwerpt waardoor die toedeling wordt vertraagd.
4.13.
Omdat partijen voormalig echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
in reconventie verder
4.14.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt dat er geen grond bestaat om de vrouw te veroordelen mee te werken aan verkoop van de woning. De daartoe strekkende primaire vordering wordt afgewezen.
4.15.
Als de vrouw onverhoopt niet in staat zal blijken de woning aan zich te laten toedelen, zal deze verkocht moeten worden. Er zijn echter onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan reeds thans moet worden aangenomen dat de vrouw in dat geval niet haar medewerking zal verlenen aan verkoop van de woning.
Dit deel van de vordering wordt als prematuur afgewezen.
4.16.
De subsidiaire vordering van de man strekt tot compensatie van hem op de voet van de beleggingsleer. Het ne bis in idem beginsel staat aan deze vordering in de weg, nu over de vergoeding voor de in de woning gestoken gelden al door de bodemrechter is beslist (nota bene conform het toen kennelijk nog redelijk geachte voorstel van de man) en deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De man heeft niets aangevoerd op grond waarvan rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat daarop in rechte kan worden teruggekomen, laat staan dat daarop in kort geding zou kunnen worden vooruitgelopen.
4.17.
Omdat partijen voormalig echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt de man om zijn medewerking te verlenen aan de overdracht/levering van de woning aan de [adres] te [plaats] aan de vrouw en bepaalt daartoe
  • dat de woning wordt toegedeeld voor een waarde van € 700.000,- en
  • dat partijen met elkaar afrekenen, waarbij de vrouw de ruimte krijgt om de financiering met Munt Hypotheken te regelen zoals dat naar de opvatting van Munt Hypotheken nodig is om de financiering tegen de huidige rente voort te zetten
  • en overigens zoals vermeld in de beschikking van 19 april 2023,
  • zonder dat de man daarbij voor enig misgelopen rentevoordeel hoeft te worden gecompenseerd,
dit alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag voor iedere dag dat de man in gebreke blijft hieraan zijn medewerking te verlenen,
  • welke dwangsom alleen gaat lopen nadat tot een concreet verlangde medewerking schriftelijk is gesommeerd,
  • met een daaraan verbonden redelijke termijn,
met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 100.000,-;
5.2.
bepaalt dat de vrouw tot 1 april 2024 de tijd krijgt om de woning op de voet van de hiervoor omschreven veroordeling aan zich te laten toedelen, welke termijn (telkens) met drie maanden wordt verlengd zodra de man enige nieuwe belemmering opwerpt, waardoor die toedeling wordt vertraagd;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
wijst het gevorderde af;
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 26 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155