ECLI:NL:RBNHO:2024:602

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/15/347933 HA RK 24-1
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters van de Rechtbank Noord-Holland

Op 15 januari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter in de hoofdzaak, ingediend door verzoeker. Het verzoek tot wraking is ingediend op 9 januari 2024, waarbij verzoeker alle rechters en medewerkers van de rechtbank heeft gewraakt. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de wrakingskamer zelf als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat het verzoek niet gemotiveerd was. De rechter in de hoofdzaak, mr. P.H. Lauryssen, heeft schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven dat een verzoek tot wraking niet kan worden gericht tegen de gehele rechtbank, maar enkel tegen de behandelende rechter. De wrakingskamer heeft op basis van artikel 5 van het Wrakingsprotocol besloten zonder mondelinge behandeling te oordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek voortkomt uit de afwijzing van een verzoek om uitstel van de zitting en een bezichtiging van de woning van verzoeker. De rechtbank heeft geoordeeld dat een procesbeslissing geen grond voor wraking kan zijn en dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die wijzen op partijdigheid van de rechter. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking van de rechter afgewezen en het verzoek tot wraking van alle andere rechters en medewerkers van de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. De behandeling van de hoofdzaak kan voortgezet worden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/347933 HA RK 24-1
Beslissing van 15 januari 2024
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker] ,verzoeker
wonende te [woonplaats] .
Het verzoek is gericht tegen:
alle rechters en medewerkers van de rechtbank Noord-Holland die bij de behandelling van zijn zaak betrokken zijn.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft in de avond van 9 januari 2023 schriftelijk de wraking verzocht van elke rechter en medewerker die verzoekers zaak behandelt. Het gaat om de zaak van verzoeker die aanhangig is bij deze rechtbank, team Bestuur Algemeen/VK, locatie Haarlem met als zaaknummer HAA 23/5341, hierna te noemen: de hoofdzaak. Deze zaak wordt behandeld door mr. P.H. Lauryssen, hierna te noemen: de rechter.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
De wrakingskamer heeft op grond van artikel 5, tweede lid, van het Wrakingsprotocol besloten dat zonder mondelinge behandeling op het wrakingsverzoek zal worden beslist.
1.4
Op 11 januari 2024 is de reactie van de rechter aan verzoeker toegestuurd. Aan verzoeker is ook meegedeeld welke rechters het wrakingsverzoek behandelen en dat zonder zitting op zijn wrakingsverzoek zal worden beslist.
1.5
Verzoeker heeft in een reactie van 12 januari 2024 onder meer geschreven dat hij ook de rechters die het wrakingsverzoek zullen beoordelen wraakt en dat het wrakingsverzoek nog niet volledig is omdat de gronden ervan nog in voorbereiding zijn.
1.6
Vervolgens heeft de wrakingskamer bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1
De hoofdzaak betreft het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit op bezwaar van 28 juni 2023 van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Edam-Volendam.
2.2
In het primaire besluit van 23 mei 2023 is een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 toegekend aan verzoeker, en is kenbaar gemaakt dat verzoeker geen eigen bijdrage is verschuldigd. Het bezwaar daartegen heeft het college in het besluit van 28 juni 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens het college volledig tegemoet is gekomen aan de inhoudelijke bezwaren van verzoeker en er dus geen sprake meer was van procesbelang. Verzoeker heeft daartegen op 7 augustus 2023 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Dat is de hoofdzaak.
2.3
Het beroep van verzoeker zou de rechter behandelen op de zitting van 10 januari 2024. Verzoeker heeft op 4 januari 2024 om 17.15 uur verzocht om uitstel van de zitting en heeft daarbij tevens de rechter verzocht op het tijdstip van de zitting zijn woning te komen bezichtigen. Dit verzoek heeft de rechter in de brief van 8 januari 2024 afgewezen onder de overweging dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren gebleken om de zitting uit te stellen. Daarnaast zag de rechter geen aanleiding voor een bezichtiging van eisers woning.
2.4
Op 9 januari 2024, om 21.22 uur, heeft verzoeker digitaal het wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek heeft de rechtbank in de ochtend van 10 januari 2024 in behandeling genomen. De behandeling van de hoofdzaak is daarop geschorst.

3.Het verzoek tot wraking van de wrakingskamer

3.1
Het wrakingsverzoek dat verzoeker op 12 januari 2024 heeft gericht tegen de leden van de wrakingskamer, mrs. Bruin, Giesen en Lycklama à Nijeholt, neemt de wrakingskamer, gelet op artikel 5, tweede lid, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, als kennelijk ongegrond niet in behandeling en wijst zij daarom af, omdat het verzoek niet is gemotiveerd. Bij de gronden heeft verzoeker niet meer vermeld dan dat die nog in voorbereiding zijn. Voor zover hij in dat stuk nog ingaat op en verwijst naar zijn op 9 januari 2024 ingediende wrakingsverzoek zal de rechtbank daarop hierna zo nodig nog ingaan.

4.Het standpunt van verzoeker

4.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek van 9 januari 2024 – samengevat – het volgende aangevoerd. Verzoeker stelt dat de rechtbank minachtend over zijn psychische en lichamelijke mishandeling heeft gedaan en een voorspoedige zitting heeft afgedwongen, die verzoeker niet behoorlijk kon voorbereiden. Daarnaast heeft de rechtbank geweigerd om de woning van verzoeker te bezichtigen. Verzoeker schrijft verder dat hij geen aanleiding ziet voor theoretische juridische overwegingen.
4.2
In de brief van 12 januari 2024 schrijft verzoeker dat hij de gronden van het wrakingsverzoek nog wil aanvoeren. Hij stelt daarin voorts dat de rechtbank bestaat uit een bende vervalsers en oplichters.

5.De reactie van de rechter

5.1
De rechter heeft allereerst opgemerkt dat een verzoek tot wraking betrekking dient te hebben op de rechter die de zaak behandelt. Een verzoek om wraking van een gerecht in zijn geheel kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek en is volgens de rechter dan ook niet mogelijk.
5.2
De rechter stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek, voor zover tegen hem als behandelend rechter in de hoofdzaak is gericht, moet worden afgewezen. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat de genomen procesbeslissing, te weten de afwijzing van het verzoek om uitstel en om bezichtiging van verzoekers woning, geen grond kan zijn voor de inwilliging van het wrakingsverzoek. Hierin zijn volgens de rechter geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat sprake zou zijn van (de schijn van) partijdigheid, van een gebrek aan onafhankelijkheid of van vooringenomenheid.

6.De beoordeling

6.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Alleen de rechter die de zaak behandelt, waarin de verzoeker tot wraking partij is, kan worden gewraakt. Uitgangspunt bij de beoordeling is voorts dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Wraking van een rechter is daarom slechts aan de orde indien, kort samengevat, de rechter (i) jegens een partij een vooringenomenheid koestert of (ii) wanneer de schijn van partijdigheid gewekt is.
6.2
Voor zover verzoeker met zijn verzoek vraagt om alle rechters van de rechtbank Noord-Holland te wraken, verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het Wrakingsprotocol. Een wrakingsverzoek moet namelijk betrekking hebben op de met de behandeling van de zaak belaste rechter(s). Het verzoek kan niet tegen het hele college gericht zijn. Voorts kunnen andere medewerkers van de rechtbank dan rechters niet worden gewraakt, zodat het verzoek ook in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk is.
6.3
Het wrakingsverzoek van verzoeker, voor zover dat moet worden opgevat als zijnde gericht tegen de rechter, is kennelijk ongegrond. Gebleken is dat het wrakingsverzoek voortkomt uit de afwijzing van het verzoek in de hoofdzaak, waarin verzoeker verzocht om uitstel van de zitting en een bezichtiging door de rechter. Die afwijzing betreft een procesbeslissing van de rechter in de hoofdzaak. Sinds de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) is het vaste rechtspraak dat een procesbeslissing in beginsel geen grond voor wraking kan vormen, omdat een wraking anders kan worden ingezet als een verkapt rechtsmiddel. De vraag of een procesbeslissing al dan niet rechtens juist is, mag niet door de wrakingskamer worden beantwoord maar kan slechts in een eventueel hoger beroep worden getoetst. Ook de motivering van een procesbeslissing kan geen grond vormen voor wraking, ook niet indien zou worden aangevoerd dat die motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier zou zijn of dat een motivering ontbreekt. Voorts heeft verzoeker geen omstandigheden gesteld waaruit kan blijken dat de procesbeslissing (uitsluitend) is ingegeven door vooringenomenheid, laat staan dat hij dat heeft onderbouwd. Daarvan is in dit geval ook overigens niet gebleken. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond.
6.4
Voor zover verzoeker meedeelt dat hij het wrakingsverzoek nog wil aanvullen, moet de rechtbank die nadere gronden buiten beschouwing laten, omdat uit artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat alle gronden voor de wraking tegelijk moeten worden aangevoerd. Later aangevoerde gronden moeten buiten beschouwing worden gelaten. Dat geldt dus ook voor zijn stelling in zijn bericht van 12 januari 2024 dat medewerkers van de rechtbank een loopje zouden nemen met de waarheid, nog daargelaten dat die stelling in het geheel niet is onderbouwd.
6.5
Na het bovenstaande moet als volgt worden beslist. Dat betekent dat de rechter voort kan gaan met de behandeling van de hoofdzaak.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1
verklaart het verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet-ontvankelijk;
7.2
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
7.3
verklaart het verzoek tot wraking van alle andere rechters en medewerkers van de rechtbank niet-ontvankelijk;
7.4
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechter in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
7.5
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. C.W.M. Giesen en mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.