Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de vrijwillige verschijning van de Zorginstelling
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met 10 producties
- de akte overlegging nadere producties van de Patiënt met productie 15 en 16
- de pleitnota van de Patiënt
- de pleitnota van de Zorginstelling.
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.Het geschil
- te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum eerste verzoek van de Patiënt;
- te veroordelen in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis.
5.De beoordeling
In hoeverre is er in de overdracht collegiaal contact geweest tussen [betrokkene 4] en zijn voorganger ( incl. overleg met [betrokkene 2] )?
Stel dat de heer [de Patiënt] langer verblijft, wat is dan de inschatting van hoe zijn gezondheid zich verder zal ontwikkelen? Dit in de wetenschap op basis van eerdere ervaringen dat de heer vaker langs het randje van de dood is gegaan.
- de druk op het beademingszorgteam blijft onverminderd hoog, omdat voor het verzorgen van één cliënt nog steeds 24/7 een heel bevoegd en bekwaam team operationeel gehouden moet worden;
- in 2023 heeft de Zorginstelling verlies geleden waarvan circa € 538.000 op de beademingszorg; door meer inzet van personeel, een hoger ziekteverzuim en daardoor meer inzet van (duurdere) ZZP’ers zijn de personeelskosten hoger uitgevallen dan gebudgetteerd;
- na vertrek van de twee andere bewoners met beademingszorg, nemen de negatieve resultaten toe tot een verlies van circa € 24.000 per maand door de blijvende inzet van meer en hoger gekwalificeerd personeel. De personele kosten dalen slechts gering met 0,5 tot 1 fte medewerker van niveau 3;
- met dit verlies komt de gezonde bedrijfsvoering van de Zorginstelling en daarmee de continuïteit van de gehele zorginstelling en de zorg aan andere cliënten, onder druk te staan.
alleende Patiënt een volledig bevoegd en bekwaam team 24/7 operationeel moet worden gehouden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in zoverre een vertekening van de werkelijkheid, dat van een
aparteafdeling waar alleen de Patiënt wordt verpleegd geen sprake is. De Patiënt ligt op een afdeling waar ook andere patiënten worden verpleegd en hij wordt verpleegd door een team dat ook zorg verleent aan die andere patiënten. De voorzieningenrechter acht bij gebrek aan (voldoende) contraire informatie verder aannemelijk dat een aanzienlijk deel van het zorgteam op dit moment gemotiveerd is om de zorg aan de Patiënt, zo lang dat gegeven de beperkte levensverwachting nodig is, te continueren, ook wanneer dat zou betekenen dat een opgebouwd verloftegoed pas op termijn kan worden geconsumeerd. De voorzieningenrechter ziet ook overigens niet in waarom een instelling van het formaat van de Zorginstelling de boel niet zo kan organiseren dat de zorg van de Patiënt nog een aantal maanden kan worden gecontinueerd. Gegeven het feit dat het betrokken team gedurende het afgelopen jaar de zorg aan drie patiënten heeft verleend en de vermelding in het jaarverslag dat de kwaliteitszorg eind 2023 op orde was, is onvoldoende onderbouwd dat afbouw op dit moment uit een oogpunt van kwaliteitszorg urgent is.
in deze specifieke constellatieook onnodig star. De voorzieningenrechter deelt de opvatting van het bestuur (zie het hiervoor opgenomen verslag van de bespreking van 28 mei) dat
in het algemeen gesprokenmoet worden vastgehouden aan het uitgangspunt dat zorg aan patiënten volgens de daarvoor geschreven protocollen moet worden verleend [2] . De voorzieningenrechter ziet echter niet in waarom dat uitgangspunt zich zou verzetten tegen het overeenkomen van specifieke zorgarrangementen tussen een zorgaanbieder en een individuele patiënt, die erop gericht zijn de door een concrete schaarste-situatie gedicteerde mogelijkheden optimaal toe te snijden op de op dat moment bestaande zorgbehoefte van die patiënt. Concreter gezegd: indien het zo zou zijn dat er een gebrek is aan twee bevoegd-bekwame medewerkers in de nacht, dan zou met de Patiënt kunnen worden afgesproken -en vastgelegd- dat hij voor bepaalde zorgtaken genoegen neemt met één bevoegd-bekwame en een (praktisch bekwame) medewerker. Ook zou kunnen worden afgesproken dat hij naar bed geholpen wordt gedurende de avonddienst, indien dat een aspect is waarop het anders klem loopt, zoals op de zitting is gezegd.