ECLI:NL:RBNHO:2024:609

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
10411867 \ CV EXPL 23-1737
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. S.N. Schipper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betalingsverplichtingen huurder na beëindiging bedrijfsactiviteiten

In deze zaak heeft Wahid Plaza B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens betalingsachterstand in de huur van een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst, die op 1 juli 2022 inging, verplichtte [gedaagde] tot betaling van € 4.000,00 per vier weken, inclusief energiekosten. Echter, sinds 9 september 2022 heeft [gedaagde] geen gebruik meer gemaakt van het gehuurde en heeft hij geen huur betaald. Wahid Plaza vordert ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van een totaalbedrag van € 23.001,77, bestaande uit huurachterstand en incassokosten.

Tijdens de zitting op 5 december 2023 heeft de kantonrechter de standpunten van beide partijen gehoord. Wahid Plaza stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen door de huur niet te betalen, terwijl [gedaagde] aanvoert dat hij geen toegang meer had tot het gehuurde door een slot dat op de deur was geplaatst. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] ondanks het niet gebruiken van het gehuurde, nog steeds huur verschuldigd is. De vordering van Wahid Plaza wordt grotendeels toegewezen, met uitzondering van een bedrag dat niet toewijsbaar is.

De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 21.882,82, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Ook worden de proceskosten aan de zijde van Wahid Plaza toegewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10411867 \ CV EXPL 23-1737
Uitspraakdatum: 24 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Wahid Plaza B.V.
gevestigd te [plaats 1]
eiseres
verder te noemen: Wahid Plaza
gemachtigde: mr. M.G. Lodewijk (IP Nederland)
tegen
[gedaagde],handelend onder de naam
[bedrijf]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [gemachtigde]

1.Het procesverloop

1.1.
Wahid Plaza heeft bij dagvaarding van 9 maart 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling en schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 5 december 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met ingang van 1 juli 2022 van Wahid Plaza een bedrijfsruimte gehuurd aan de [adres] in [plaats 3] (hierna ook: het gehuurde). Het gehuurde maakt deel uit van een ruimte die Wahid Plaza op haar beurt huurt van de Beverwijkse Bazaar.
2.2.
Op grond van de huurovereenkomst is [gedaagde] een huurprijs van € 4.000,00 per vier weken verschuldigd. Verder zijn partijen overeengekomen dat de kosten van levering en gebruik van
gas, water en andere energievormenvolledig voor rekening van [gedaagde] zijn, met uitzondering van belastingen en/of heffingen die van rechtswege aan Wahid Plaza worden opgelegd.
2.3.
In de huurovereenkomst is een opzegtermijn van drie maanden opgenomen.
2.4.
Sinds 9 september 2022 maakt [gedaagde] geen gebruik meer van het gehuurde.

3.Het geschil

3.1.
Wahid Plaza vordert dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 23.001,77, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 6 maart 2023. De vordering bestaat uit een bedrag van € 21.348,83 aan hoofdsom, € 988,49 aan incassokosten en € 664,45 aan wettelijke handelsrente tot 6 maart 2023.
3.2.
Wahid Plaza legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door een achterstand te laten ontstaan in de betaling van de huurpenningen en energiekosten (gas en elektra). Deze tekortkoming rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst. Daarnaast dient [gedaagde] de huurachterstand tot en met de maand december 2022 te voldoen. Omdat sprake is van een handelsovereenkomst is [gedaagde] wettelijke handelsrente over de huurachterstand verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert – samengevat – aan dat Wahid Plaza op 9 september 2022 een slot op de deur van het gehuurde heeft geplaatst zodat hij geen toegang meer had tot het gehuurde. [gedaagde] vindt dat hij daarom vanaf die datum geen huur verschuldigd is en gecompenseerd moet worden voor de door hem gedane investeringen en geleden omzetverlies. Verder voert [gedaagde] aan dat niet duidelijk is waar de in rekening gebrachte bedragen voor gas en elektra op gebaseerd zijn. Volgens [gedaagde] beschikt de ruimte waarvan het gehuurde deel uitmaakt immers slechts over één gas- en één elektrameter.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hieronder – voor zover van belang – nader ingegaan.

4.De beoordeling

Betalingsachterstand
4.1.
Wahid Plaza heeft haar vordering nader gespecificeerd in een overzicht dat als productie 2 bij de dagvaarding is gevoegd. Volgens dat overzicht is [gedaagde] over de periode 1 juli 2022 tot en met december 2022 een bedrag van in totaal € 29.348,83 verschuldigd, bestaande uit € 26.450,02 huur en € 2.898,81 aan energiekosten. Daarop strekken twee betalingen van € 4.000,00 (van 9 juli 2022 en 10 augustus 2022) in mindering, zodat een achterstand resteert van € 21.348,83.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] die achterstand grotendeels moet betalen.
Dat [gedaagde] sinds 9 september 2022 geen gebruik meer heeft gemaakt van het gehuurde betekent immers niet dat hij vanaf die datum geen huur meer verschuldigd is. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van Wahid Plaza hebben ter zitting verklaard dat zij op 9 september 2022 merkten dat [gedaagde] het gehuurde onaangekondigd vrijwel volledig had ontruimd. Toen zij hem daarop aanspraken zou hij hebben gezegd dat hij per direct met het bedrijf wilde stoppen. Hoewel [gedaagde] dit betwist heeft, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij Wahid Plaza op enig moment toegang tot het pand heeft gevraagd. Integendeel, [gedaagde] heeft bevestigd dat hij binnen een maand met andere werkzaamheden is begonnen. Evenmin heeft [gedaagde] voldoende onderbouwd dat zich in het gehuurde nog een aan hem toebehorende inventaris bevindt. Aannemelijk is dan ook [gedaagde] er zelf voor heeft gekozen het gehuurde voortijdig te ontruimen en verlaten. Dat ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst. Voor compensatie (in de vorm van verrekening) voor omzetverlies en de kosten die [gedaagde] heeft gemaakt voor de inrichting van het gehuurde bestaat onder voormelde omstandigheden evenmin grond.
4.3.
Wahid Plaza vordert betaling van de huur tot en met december 2022 omdat zij het gehuurde in die periode niet aan een andere partij heeft kunnen verhuren en de huurovereenkomst bij opzegging ook nog drie maanden zou hebben doorgelopen. De kantonrechter zal de vordering dan ook toewijzen, met uitzondering van een bedrag van € 450,00 dat Wahid Plaza in haar specificatie heeft opgenomen bovenop de huur voor de maand september 2022. Dit bedrag is niet toewijsbaar omdat dit bedrag blijkens de onderliggende factuur ziet op een voorschot op energiekosten en Wahid Plaza de verschuldigde energiekosten ook afzonderlijk van [gedaagde] vordert.
4.4.
Wahid Plaza stelt dat de energiekosten tot en met 9 september 2022 in totaal € 2.898,81 bedragen. Volgens [gedaagde] is niet duidelijk waar dit bedrag vandaan komt. Wahid Plaza heeft in reactie daarop aangegeven dat het gehuurde wel beschikt over eigen meters en dat de afrekening daarop is gebaseerd, hetgeen door [gedaagde] niet gemotiveerd is betwist. Gelet op het gebruik van het gehuurde als bakkerij is de hoogte van de vordering ook niet onaannemelijk. Dit onderdeel van de vordering zal worden toegewezen..
4.5.
De conclusie is dat [gedaagde] een bedrag van € 20.898,83 (€ 21.348,83 -/- € 450,00) aan Wahid Plaza is verschuldigd. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde] tot betaling van dat bedrag.
Ontbinding van de huurovereenkomst
4.6.
Gelet op de tekortkomingen van [gedaagde] kan van Wahid Plaza niet worden verlangd dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet. Beide partijen geven feitelijk ook geen verdere uitvoering meer aan de overeenkomst. Voor zover nodig zal de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen daarom ontbinden.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
Wahid Plaza vordert buitengerechtelijke incassokosten op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief omdat Wahid Plaza is uitgegaan van een betalingsachterstand van € 21.348,83 in plaats van € 20.898,83. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot € 983,99, zijnde het wettelijke tarief dat hoort bij de toegewezen betalingsachterstand.
Wettelijke handelsrente
4.8.
De door Wahid Plaza gevorderde wettelijke handelsrente is niet volledig toewijsbaar omdat deze is berekend over een te hoog bedrag. De gevorderde wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen over de toegewezen betalingsachterstand vanaf de respectievelijke data van verzuim.
Proceskosten
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te [plaats 3];
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Wahid Plaza van € 21.882,82‬, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 20.898,83 vanaf de data van verzuim tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Wahid Plaza tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 110,55
griffierecht € 1.384,00
salaris gemachtigde € 1.058‬,00 (2 x € 529,00)
nasalaris € 132,00;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter