ECLI:NL:RBNHO:2024:6185
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klacht en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 juni 2024 uitspraak gedaan over een klacht en een verzoek tot schadevergoeding van betrokkene, die onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) valt. Betrokkene had een klacht ingediend tegen de instelling, GGZ Noord-Holland-Noord, over de gedwongen toediening van antipsychotica (Haldol) en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de klacht tijdig was ingediend en dat betrokkene ontvankelijk was in zijn verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2024 heeft betrokkene zijn bezwaren tegen de diagnose schizofrenie en de medicatie toegelicht, waarbij hij stelde dat de medicatie niet effectief was en dat hij last had van bijwerkingen.
De rechtbank heeft de procedure en de eerdere beslissingen van de klachtencommissie in overweging genomen. De klachtencommissie had de klacht van betrokkene op 13 maart 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de diagnose schizofrenie door verschillende behandelaren was bevestigd en dat de medicamenteuze behandeling met antipsychotica in overeenstemming was met de huidige medische richtlijnen. De rechtbank concludeerde dat de toediening van medicatie doelmatig, proportioneel en effectief was, en dat er geen aanleiding was voor een contra-expertise.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om een contra-expertise afgewezen, de klacht van betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat cassatie open tegen deze beschikking.