ECLI:NL:RBNHO:2024:6225

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
15/337515-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verdachte wegens onvoldoende bewijs in verkrachtingszaak

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 april 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De zaak werd behandeld in een meervoudige strafkamer in Haarlem, na een openbare terechtzitting op 28 maart 2024. De officier van justitie, mr. W.M. van der Most, had gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.T. Leigh, pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts twee personen aanwezig zijn bij de ten laste gelegde handelingen, waardoor de verklaringen van het vermeende slachtoffer cruciaal zijn. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van de aangeefster consistent waren, maar dat er onvoldoende steunbewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdachte had aanvankelijk verklaard zich niets te herinneren, maar later erkend dat hij met zijn vinger in de vagina van de aangeefster was geweest, terwijl hij de beschuldigingen van dwang en penetratie ontkende.

De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende werden ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals DNA-onderzoek en getuigenverklaringen. De rechtbank kon niet met de vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de ten laste gelegde handelingen hadden plaatsgevonden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank veroordeelde de benadeelde partij in de proceskosten, die tot op heden op nihil waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/337515-22
Uitspraakdatum: 11 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.M. van der Most en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. A.T. Leigh, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2022 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte (telkens) meermalen, in ieder geval eenmaal
- zijn, vinger(s) in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] gestopt en/of geduwd en/of gebracht en/of
- zijn, penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] gestopt en/of gebracht en/of geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens) meermalen, in ieder geval eenmaal,
- ( onverhoeds) die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, hand(en) over de broek heeft gevoeld en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, hand(en) en/of vinger(s) in de broek heeft gevoeld en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) die [slachtoffer], met zijn, verdachtes, arm(en) (stevig) heeft vast gehouden en/of heeft vast geklemd en/of
- ( vervolgens) (onderverhoeds) die [slachtoffer], met zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina heeft geduwd en/of gestopt en/of gebracht en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] (meermalen) heeft gezegd "Jawel, je wil het wel, het is zo gebeurd" en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) met zijn volle gewicht en/of lichaam boven op die [slachtoffer] heeft gelegen en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) die [slachtoffer] heeft omgedraaid en/of (daarbij) de benen van die [slachtoffer] omhoog heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of heeft gebracht en/of
- ondanks het tegenstribbelen door die [slachtoffer] en/of (ondanks) door de woorden van die [slachtoffer] " ik wil het niet" en/of " ik hoop dat je blij bent met waarmee je bezig bent" , toch is doorgegaan met bovenstaande handeling(en) en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een zodanige bedreigende en/of overweldigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met de aangeefster.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de verdachte integraal vrij te spreken van het ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

4.Oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat er bij zedenzaken doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde ontuchtige handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan kan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of enkel op basis van de verklaring van het slachtoffer. Dit betekent dat – in een zaak als deze, waarin de verdachte ontkent dat hij de verweten handelingen heeft gepleegd en er geen getuigen van de incidenten zijn – de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van het vermeende slachtoffer moet beoordelen en daarnaast moet bepalen of voor die verklaringen voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Dit vergt een beoordeling van het concrete geval. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat steunbewijs bij zedenzaken niet per definitie hoeft te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Voorts is van belang dat uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting, de rechter onverminderd de overtuiging moet krijgen dat het feit is gepleegd zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd.
Betrouwbaarheid van de aangifte
De rechtbank is van oordeel dat in alle zedenzaken met voorzichtigheid moet worden omgegaan met de verklaringen van aangevers omdat het in (nagenoeg) alle gevallen een beschuldiging betreft waarbij er geen getuigen waren. De rechtbank acht die voorzichtigheid in deze zaak eens te meer op zijn plaats omdat aangeefster heeft verklaard in de betreffende nacht van 31 december 2021 op 1 januari 2022 zes glazen Malibu te hebben gedronken en meermalen lachgas te hebben gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster - zowel in het met haar gevoerde informatieve gesprek als in haar aangifte - in grote lijnen gelijkluidend zijn geweest. Het zijn daarom consistente verklaringen, die de rechtbank als uitgangspunt neemt. Aangeefster heeft – kortgezegd – verklaard dat zij tijdens oud en nieuw op een feestje van een vriendin was. De verdachte kwam pas na 03.00 uur. Op enig moment vertrokken alle aanwezigen en bleven aangeefster en de verdachte alleen over in de woning van de vriendin van aangeefster, [getuige]. Aangeefster en de verdachte hebben toen gezoend. Dit was met instemming van aangeefster. De verdachte wilde vervolgens aangeefster bij haar vagina voelen. Aangeefster heeft gezegd dat zij dit niet wilde, maar de verdachte bleef doorgaan. De verdachte heeft aangeefster vervolgens omgedraaid en haar benen in de lucht geduwd. Aangeefster heeft meermalen aangegeven dat zij dit niet wilde. De verdachte heeft de broek van aangeefster naar beneden gedaan en zijn geslachtsdeel in haar vagina gedaan. Het is gestopt omdat er op de ramen werd geklopt. Aangeefster heeft de deur opengedaan en heeft zichzelf daarna op de wc opgesloten. Aangeefster heeft [getuige] verteld wat er is gebeurd en heeft een bebloed wc papiertje aan [getuige] laten zien.
De verdachte heeft bij de politie aanvankelijk verklaard dat hij zich niet meer kon herinneren of hij seks met aangeefster heeft gehad. Ter terechtzitting heeft de verdachte bekend met zijn vinger in haar vagina te zijn geweest, maar hij heeft ontkend dat hij aangeefster bij haar benen heeft vastgehouden en haar met zijn geslachtsdeel heeft gepenetreerd. De verdachte heeft verklaard dat aangeefster en hij uit het niets zijn begonnen met zoenen. Aangeefster zat vervolgens aan zijn geslachtsdeel waarop hij ook aan haar vagina heeft gezeten. Ze heeft hem nooit gezegd dat ze iets niet wilde.
Omdat de verklaringen van aangeefster en de verdachte met betrekking tot de dwang en de penetratie met de penis lijnrecht tegenover elkaar staan, stelt de rechtbank hoge eisen aan de objectiviteit van het steunbewijs om tot bewijs van de verkrachting te kunnen komen.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank worden de verklaringen van aangeefster over de ten laste gelegde ontuchtige handelingen, ook in onderdelen van die verklaringen, onvoldoende ondersteund door bewijsmiddelen uit andere bron dan aangeefster, om te kunnen vaststellen dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat aangeefster slijmvliesletsel heeft opgelopen in en rond de vagina. De rechtbank stelt vast dat het bij aangeefster aangetroffen letsel zowel past bij het door haar geschetste scenario als bij het scenario van de verdachte.
Bij aangeefster is een zogenoemde zedenkit afgenomen waarbij haar geslachtsdeel op meerdere plaatsen is bemonsterd. In de Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute d.d. 21 november 2022 zijn de DNA-profielen van aangeefster en de verdachte vergeleken met de DNA-profielen verkregen van het sporenmateriaal uit de zedenkit. De conclusie van de deskundige is dat er geen aanwijzing is verkregen op de aanwezigheid van celmateriaal van de verdachte in de bemonsteringen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het DNA-onderzoek aldus geen steun bieden aan de verklaring van aangeefster. Het door de verdachte geschetste scenario, waarbij er geen penetratie met de penis heeft plaatsgevonden, wordt bovendien door het DNA-onderzoek niet weerlegd.
Ten slotte biedt ook de getuigenverklaring van [getuige] onvoldoende ondersteuning voor de verklaring van aangeefster. Bepaalde punten uit die verklaring komen niet overeen met de verklaring van aangeefster. Allereerst heeft [getuige] verklaard dat aangeefster niet naar de wc is geweest en zichzelf niet heeft opgesloten nadat zij de deur heeft opengedaan. Aangeefster haalde direct een bebloede tissue uit haar broek en liet deze aan [getuige] zien. Pas de volgende dag heeft aangeefster haar verhaal aan [getuige] verteld. Verder weegt de rechtbank mee dat de verklaring door de getuige pas later (te weten op 8 februari 2022) is afgelegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook deze getuigenverklaring onvoldoende ondersteuning voor de verklaring van aangeefster biedt.
Alles afwegende kan de rechtbank niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de ten laste gelegde gedwongen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte de ten laste gelegde verkrachting heeft begaan, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

De raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. N.H.J.M. Linotte, advocaat te Haarlem, heeft namens de benadeelde partij [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding van € 6.588,25 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. M. Visser en mr. A. Lub, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2024.