ECLI:NL:RBNHO:2024:6463

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
15/192823-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door onvoorzichtig rijgedrag en gebruik van mobiele telefoon

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. Dit ongeval vond plaats op 27 oktober 2022 op de A7 te Zaandam, waarbij de verdachte, als bestuurder van een voertuig, zijn aandacht niet op de weg had gericht omdat hij zijn mobiele telefoon bediende. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat leidde tot een aanrijding met een stilstaand voertuig, waarbij het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder drie gebroken ribben en een hersenschudding. De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 1.000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn aandacht niet voortdurend op de weg had gehouden en dat zijn gedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De officier van justitie had eerder een taakstraf en een zwaardere ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de noodzaak van zijn rijbewijs voor zijn werk als cv-installateur.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/192823-23
Uitspraakdatum: 25 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.S. Heij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Ibisevic,
advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig daarmede rijdende over de weg, de A7, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een mobiele telefoon in zijn hand vast te houden en/of die mobiele telefoon te bedienen voorafgaand aan en/of tijdens het verkeersongeval en/of
- niet of niet voortdurend zijn aandacht op de weg en/of de voor hem rijdende voertuigen te houden en/of
- niet tijdig op te merken dat vóór hem het verkeer langzaam reed en/of stil stond en/of zich een file had gevormd en/of
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, zijn voertuig (tijdig) tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of
- tegen een voertuig aan te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten drie gebroken ribben en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 2
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de A7,
- een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele telefoon heeft bediend voorafgaand aan en/of tijdens het verkeersongeval en/of
- niet of niet voortdurend zijn aandacht op de weg en/of de voor hem rijdende voertuigen heeft gehouden en/of
- niet tijdig heeft opgemerkt dat vóór hem het verkeer langzaam reed en/of stil stond en/of zich een file had gevormd en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig (tijdig) tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of
- tegen een voertuig is aangereden, waardoor een kop- en staartbotsing is ontstaan met meerdere voertuigen ten gevolge waarvan letsel aan [slachtoffer 1] en/of schade aan voertuigen (te weten een Volvo V40, [kenteken 1] van [slachtoffer 1] en/of een Mercedes-Benz Vito, [kenteken 2] van [slachtoffer 2] en/of een Daihatsu Sirion, [kenteken 3] van [slachtoffer 3] en/of een Volkswagen T-Roc, [kenteken 4] van [slachtoffer 4] ) is ontstaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot feit 1 acht zij bewezen dat het ongeval is te wijten aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), doordat de verdachte tijdens het rijden zijn telefoon heeft bediend en daardoor onvoldoende aandacht heeft gehad voor de overige weggebruikers. Zij kwalificeert het handelen van de verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend. Het letsel van het slachtoffer kan aangemerkt worden als zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Voor wat betreft feit 2, stelt de officier van justitie dat de verdachte met zijn gedrag gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Over het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte alleen maar kortstondig zijn mobiele telefoon, minstens twee minuten voorafgaand aan het ongeval, vast heeft gehouden. Dit kortstondig vasthouden staat niet in causaal verband met het verkeersongeval. Naar de mening van de raadsvrouw is sprake geweest van een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar kan niet worden bewezen dat de verdachte zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag heeft vertoond.
Over het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aandacht van de verdachte voortdurend op de weg waren. Er is geen bewijs dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer op de weg heeft gehinderd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 te kunnen komen, zoals onder 1 ten laste is gelegd, is vereist dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, waaronder de vermeende verkeersovertreding(en), de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit betekent dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat er op 27 oktober 2022 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de A7 in Zaandam. De verdachte bestuurde op dat moment een Mercedes-Benz met [kenteken 5] . De verdachte is tegen de als gevolg van een zojuist ontstane file stilstaande Volvo V40 met [kenteken 1] aangereden. Vervolgens ontstond een kop-staart aanrijding waarbij in totaal vijf voertuigen betrokken waren. De bestuurder van de Volvo, te weten: [slachtoffer 1] , heeft als gevolg van deze botsing drie gebroken ribben en een hersenschudding opgelopen. De overige voertuigen die bij het ongeval betrokken waren hebben schade opgelopen.
Na het verkeersongeval heeft de politie de telefoon van de verdachte in beslag genomen. Uit het onderzoek blijkt dat er op deze telefoon, voorafgaand aan het ongeval, tussen 15:57:13 uur en 16:13:03 uur meerdere handelingen hebben plaatsgevonden. Er is herhaaldelijk met deze telefoon gebeld, er is gezocht op internet en er hebben WhatsApp-contacten plaatsgevonden. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij tijdens het rijden via Google het telefoonnummer van de Knab Bank heeft opgezocht. Uit het onderzoek blijkt dat de verdachte deze handelingen heeft verricht tussen 15:57:13 uur en 16:13:03 uur. Vervolgens heeft de verdachte de Knab Bank gebeld om 16:13:05 uur, met een gespreksduur van één minuut en twee seconden. Verder werd om 16:13:06 uur een niet beantwoord Facetime gesprek gestart.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de melding van het ongeval heeft plaatsgevonden omstreeks 16.15 uur. De meldster heeft verklaard dat zij kort na het verkeersongeval de alarmcentrale heeft gebeld.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte langere tijd met zijn telefoon bezig is geweest en kort voorafgaand aan het verkeersongeval zijn telefoon ook heeft vastgehouden en bediend. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zijn aandacht niet voortdurend heeft gehad bij de weg voor hem, waardoor hij niet heeft gezien dat het verkeer voor hem stil stond en waardoor hij zijn snelheid niet heeft aangepast aan de feitelijke situatie ter plaatse. Gelet op de hoeveelheid handelingen op de telefoon en de totale duur er van, is geen sprake van een tijdelijk, kort, moment van onoplettendheid.
De rechtbank oordeelt op grond van het voorgaande dat het rijgedrag van de verdachte in ieder geval als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend was en dat het aan zijn schuld is te wijten dat daardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel is toegebracht.
Bij de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, zijn van belang de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Het slachtoffer heeft aan het ongeval drie gebroken ribben en een hersenschudding overgehouden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de beschikbare medische informatie onvoldoende blijkt dat het letsel van het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel betreft. Wel is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van het slachtoffer valt op te maken dat het letsel zodanig was dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 27 oktober 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een motorrijtuig daarmede rijdende over de A7, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,
- een mobiele telefoon in zijn hand vast te houden en die mobiele telefoon te bedienen voorafgaand aan het verkeersongeval en
- niet of niet voortdurend zijn aandacht op de weg en de voor hem rijdende voertuigen te houden en
- niet tijdig op te merken dat vóór hem het verkeer stil stond en
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, zijn voertuig tijdig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en
- tegen een voertuig aan te rijden, waardoor [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
feit 2
hij op 27 oktober 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig, daarmee rijdende op de A7,
- een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden en die mobiele telefoon heeft bediend voorafgaand aan het verkeersongeval en
- niet of niet voortdurend zijn aandacht op de weg en de voor hem rijdende voertuigen heeft gehouden en
- niet tijdig heeft opgemerkt dat vóór hem het verkeer stil stond en
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig tijdig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en
- tegen een voertuig is aangereden, waardoor een kop- en staartbotsing is ontstaan met meerdere voertuigen ten gevolge waarvan letsel aan [slachtoffer 1] en schade aan voertuigen, te weten een Volvo V40, [kenteken 1] van [slachtoffer 1] en een Mercedes-Benz Vito, [kenteken 2] van [slachtoffer 2] en een Daihatsu Sirion, [kenteken 3] van [slachtoffer 3] en een Volkswagen T-Roc, [kenteken 4] van [slachtoffer 4] is ontstaan, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
feit 2:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van €1.000, -, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een voorwaardelijke geldboete op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op 27 oktober 2022 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval door zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te gedragen. De verdachte heeft voorafgaand aan het verkeersongeval een mobiele telefoon in zijn hand vastgehouden en bediend, waardoor hij zijn aandacht niet voortdurend op de weg gericht heeft gehouden. Als gevolg hiervan heeft de verdachte niet tijdig opgemerkt dat het verkeer voor hem stil stond, waardoor hij tegen het voertuig van het slachtoffer is gereden. Door deze botsing heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen. Vervolgens ontstond een kop-staart aanrijding waarbij in totaal vijf voertuigen betrokken waren.
De verdachte heeft met zijn verkeersgedrag zichzelf, zijn passagier en zijn medeweggebruikers in een zeer gevaarlijke situatie gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het blanco strafblad van de verdachte, het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 april 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 31 januari 2024 van Reclassering Nederland. De reclassering schat het risico op recidive als laag in en vindt interventies en toezicht niet nodig.
Op te leggen straf
Ten aanzien van feit 1
Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is een geldboete van € 1.000,- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden in beginsel passend. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding om te volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Daarbij is vooral van belang dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor het behouden van zijn werk als cv-installateur en dat de verdachte na het verkeersongeval op 27 oktober 2022 niet veroordeeld is voor verkeersfouten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 1.000,- moet worden opgelegd. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden opleggen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van € 500,- moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 23, 24c en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 tot het betalen van een geldboete van
€ 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 [drie] maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
twee jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 2 tot het betalen van een geldboete van
€ 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Straathof, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. G.M.G. Hink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juni 2024.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(..)