ECLI:NL:RBNHO:2024:652

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
10862247 \ VV EXPL 24-1
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over schorsing van tenuitvoerlegging van een eerder vonnis met belangenafweging

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2024 uitspraak gedaan. Eiseres, Aannemingsbedrijf Webobouw B.V., heeft de gedaagden op 4 januari 2024 gedagvaard met het verzoek om de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 7 december 2023 te schorsen. Dit eerdere vonnis verplichtte Webobouw om gebreken aan de dakopbouw binnen 28 dagen te herstellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. De gedaagden hebben echter geweigerd om het verzoek tot schorsing te honoreren, wat leidde tot deze procedure.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling een belangenafweging gemaakt. Enerzijds heeft Webobouw aangevoerd dat het belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt, omdat zij een contra-expertise wil laten uitvoeren en de mogelijkheid heeft om in hoger beroep te gaan. Anderzijds hebben de gedaagden, die al meer dan anderhalf jaar kampen met vocht- en lekkageproblemen, belang bij een snelle uitvoering van het vonnis.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van de gedaagden bij voortzetting van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van Webobouw bij schorsing. De vordering tot schorsing is dan ook afgewezen. Wel heeft de kantonrechter de termijn voor het herstel van de gebreken met twee weken verlengd, rekening houdend met de kerstperiode waarin Webobouw gesloten was. Tevens is bepaald dat de gedaagden medewerking moeten verlenen aan de toegang van een deskundige tot hun woning voor het laten opstellen van een rapportage. De proceskosten zijn voor rekening van Webobouw, omdat zij overwegend ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10862247 \ VV EXPL 24-1
Uitspraakdatum: 26 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de besloten vennootschap
Aannemingsbedrijf Webobouw B.V.
gevestigd te IJmuiden
eiseres
verder te noemen: Webobouw
gemachtigde: mr. M.H. Godthelp
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2]
[woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. L. de Bruijn
De zaak in het kort
Deze zaak betreft een executiegeschil, waarin eiseres de kantonrechter verzoekt de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis te schorsen. Dit verzoek wordt afgewezen, omdat het belang van gedaagden om het vonnis ten uitvoer te mogen leggen zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij schorsing van de tenuitvoerlegging. Wel zal de termijn waarbinnen eiseres aan het eerdere vonnis moet voldoen, worden verlengd en moeten gedaagden eiseres de mogelijkheid bieden een contra-expertise uit te laten voeren.

1.Het procesverloop

1.1.
Webobouw heeft [gedaagden] op 4 januari 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Webobouw heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van 7 december 2023 van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland locatie Zaanstad is Webobouw veroordeeld diverse gebreken aan de dakopbouw bij [gedaagden] binnen 28 dagen na de betekening van dat vonnis te herstellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.2.
Het vonnis is op 19 december 2023 aan Webobouw betekend en daarbij zijn de dwangsommen aangezegd.
2.3.
Op 20 december 2023 heeft de gemachtigde van Webobouw [gedaagden] verzocht te wachten met de executie van het vonnis teneinde Webobouw in de gelegenheid te stellen een contra-expertise uit te laten voeren. [gedaagden] hebben in reactie daarop laten weten aan dit verzoek geen gehoor te geven.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Webobouw vordert primair dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening de (verdere) tenuitvoerlegging van het vonnis van 7 december 2023 (met kenmerk: 10543607 CV EXPL 23-1819) schorst totdat onherroepelijk op het nog in te stellen hoger beroep van Webobouw is beslist. Subsidiair vordert Webobouw dat de kantonrechter een nieuwe redelijke termijn van tenuitvoerlegging vaststelt waarna dwangsommen worden verbeurd. Daarnaast vordert Webobouw, zowel primair als subsidiair, dat [gedaagden] worden veroordeeld medewerking te verlenen aan het laten opstellen van een deskundigenrapportage namens Webobouw, in die zin dat de deskundigen toegang krijgen tot de woning van [gedaagden] , onder verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Webobouw legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat haar belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] bij onverkorte tenuitvoerlegging. Daarvoor is redengevend dat het vonnis van 7 december 2023 is gebaseerd op een éénzijdig deskundigenrapport dat Webobouw pas tien dagen voor de zitting heeft ontvangen. Doordat Webobouw c.s. het rapport pas zo kort voor de zitting heeft ontvangen, heeft zij hier tijdens de eerdere zitting niet goed op kunnen reageren en is zij in haar verdediging geschaad. Webobouw overweegt daarom hoger beroep in te stellen. Aangezien onverkorte tenuitvoerlegging van het vonnis een onomkeerbare toestand teweegbrengt, dient de executie van het vonnis van 7 december 2023 in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep te worden geschorst. Verder heeft Webobouw er belang bij dat zij de mogelijkheid krijgt een contra-expertise uit te laten voeren. [gedaagden] willen hier echter geen medewerking aan verlenen. [gedaagden] dienen daartoe daarom te worden veroordeeld. Voor het geval de tenuitvoerlegging niet wordt geschorst, vordert Webobouw dat zij een nieuwe termijn krijgt om de gebreken te herstellen. Dit omdat zij tijdens de kerstperiode twee weken gesloten is geweest en het daardoor feitelijk niet mogelijk was aan het vonnis te voldoen.
3.3.
[gedaagden] betwisten de vordering. Zij voeren aan – samengevat – dat er geen sprake is van een feitelijke of juridische misslag en het deskundigenrapport tijdig voorafgaand aan de vorige zitting aan Webobouw is toegestuurd. Volgens [gedaagden] is er dan ook geen reden de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis te schorsen. Ook de omstandigheid dat Webobouw gesloten is geweest tijdens de kerstperiode maakt dat niet anders.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling uitvoerbaar moet zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. De voorzieningenrechter kan de tenuitvoerlegging van een vonnis dat, zoals hier, zonder motivering uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en waartegen beroep open staat, alleen schorsen als sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde (in dit geval Webobouw) bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op een eventueel in te stellen rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de degene die de veroordeling heeft verkregen (in dit geval [gedaagden] ) bij de executie. [1]
4.2.
Daarbij moet, omdat een executiegeschil geen verkapt rechtsmiddel is, worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak (het vonnis van 7 december 2023) en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing eventueel aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming wel kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag.
4.3.
Gelet op het voorgaande komt het dus aan op een belangenafweging. Webobouw heeft in dit kader gesteld dat zij er belang bij heeft dat de tenuitvoerlegging wordt geschorst, zodat zij de mogelijkheid krijgt een contra-expertise uit te laten voeren en er geen gebreken worden hersteld die in een hoger beroep niet als gebrek worden aangemerkt. Daartegenover hebben [gedaagden] op de zitting toegelicht dat zij als gezin met jonge kinderen al meer dan anderhalf jaar kampen met vocht, tocht en lekkage in hun woning en er daarom belang bij hebben dat die problemen zo snel mogelijk worden verholpen.
4.4.
Webobouw heeft verder aangevoerd dat zij in haar verdediging is geschaad doordat het
deskundigenrapport dat de kantonrechter in de vorige procedure in zijn beoordeling heeft betrokken pas kort voor de mondelinge behandeling aan Webobouw is toegestuurd. Op basis van artikel 87 lid 6 BW dienen stukken weliswaar zoveel mogelijk bij de dagvaarding dan wel conclusie van antwoord te worden gevoegd, maar het artikel bepaalt ook dat stukken uiterlijk tot tien dagen voor de zitting mogen worden ingediend. Niet weersproken is dat Webobouw tien dagen voor de zitting, en daarmee tijdig, over het deskundigenrapport beschikte. De kantonrechter is van oordeel dat het [gedaagden] niet kan worden verweten dat het deskundigenrapport niet eerder aan Webobouw is toegestuurd. Webobouw was op het moment dat zij de dagvaarding in de bodemzaak aan [gedaagden] liet betekenen al uitgenodigd om het onderzoek door de deskundige bij te wonen en was al
langer op de hoogte van de gestelde gebreken. Ondanks dat Webobouw dus wist dat [gedaagden] een deskundige hadden gevraagd het werk te beoordelen, heeft Webobouw ervoor gekozen de uitkomst daarvan niet af te wachten en [gedaagden] te dagvaarden. De consequentie van deze keuze is dat [gedaagden] vervolgens binnen de daarvoor geldende termijn een conclusie van antwoord in hebben moeten dienen, terwijl het deskundigenrapport op dat moment nog niet gereed was. Uiteindelijk had de deskundige zijn definitieve versie van het rapport pas op 4 december 2024 gereed en is het kort daarna ook aan Webobouw toegestuurd.
4.5.
Indien Webobouw, ondanks dat het deskundigenrapport formeel gezien dus tijdig in haar bezit was, onvoldoende tijd en mogelijkheden had om op het rapport te reageren, dan geldt dat het op haar weg had gelegen dit in de vorige procedure aan de orde te stellen. Dit heeft Webobouw nagelaten en zij heeft in die procedure niet om bijvoorbeeld een contra-expertise of aanhouding van de zaak verzocht. Dat zij dit niet heeft gedaan dient voor haar rekening en risico te komen en kan niet tot de conclusie leiden dat er sprake is geweest van schending van de goede procesorde of de schending van artikel 6 EVRM. Dit geldt temeer nu Webobouw bij het onderzoek door de deskundige aanwezig is geweest. De gebreken die de deskundige in zijn rapport noemt, zijn tijdens dat bezoek besproken en Webobouw heeft daarop kunnen reageren. Alhoewel dit volgens Webobouw niet allemaal goed in het rapport is vastgelegd, had Webobouw er dus rekening mee kunnen en moeten houden dat de deskundige zou oordelen dat er sprake was van diverse gebreken. Zij had hier op kunnen anticiperen door zo snel mogelijk een contra-expertise uit te laten voeren. Dit heeft zij niet gedaan. Ook valt niet in zien waarom de constructieberekening ter onderbouwing van het standpunt van Webobouw die in deze procedure is overgelegd niet al in de vorige procedure is overgelegd. Voor het maken van deze berekening was het immers niet nodig de woning te betreden.
4.6.
Alles overwegende concludeert de kantonrechter dat, hoewel beide partijen een gerechtvaardigd belang hebben, niet gezegd kan worden dat het belang van Webobouw bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] bij de mogelijkheid tot voortzetting van de tenuitvoerlegging. De vordering om de tenuitvoerlegging te schorsen moet daarom worden afgewezen. De omstandigheid dat het herstel van gebreken onomkeerbare gevolgen heeft, maakt dat niet anders. Mocht in hoger beroep worden geoordeeld dat bepaalde gebreken ten onrechte als een gebrek zijn aangemerkt en die dus niet hersteld hadden hoeven worden, dan kan dit er wel toe leiden dat [gedaagden] Webobouw financieel dienen te compenseren voor deze onnodig uitgevoerde werkzaamheden. In verband hiermee heeft Webobouw op de zitting aangegeven haar vordering te willen aanvullen, in die zin dat zij de kantonrechter verzoekt [gedaagden] te veroordelen tot het stellen van zekerheid ter grootte van het bedrag dat gemoeid is met de herstelwerkzaamheden. Zoals op de zitting besproken, is deze eiswijziging te laat ingediend en wordt de wijziging daarom niet geaccepteerd.
4.7.
Ondanks dat de vordering om de tenuitvoerlegging te schorsen wordt afgewezen, acht de kantonrechter het wel redelijk om de termijn waarbinnen Webobouw de gebreken dient te herstellen, te verlengen. Daarvoor is van belang dat, hoewel [gedaagden] anders hebben betoogd, het zeer gebruikelijk is dat bouwbedrijven tijdens de kerstperiode twee weken gesloten zijn. Webobouw heeft op de zitting toegelicht dat ook zij gesloten was in die periode en dat haar drie medewerkers vrij waren, waardoor het niet mogelijk was de gebreken toen te herstellen. Webobouw heeft verder toegelicht dat zij ongeveer twee weken nodig heeft om de door de deskundige geconstateerde gebreken te herstellen, zodat de kantonrechter het redelijk acht dat de termijn waarbinnen Webobouw de gebreken moet herstellen wordt verlengd met twee weken, te rekenen vanaf de dag na de datum van dit vonnis. Indien herstel binnen de termijn uitblijft dan verbeurt Webobouw alsnog de dwangsommen zoals die in het vonnis van 7 december 2023 zijn opgenomen.
4.8.
Tot slot oordeelt de kantonrechter dat Webobouw er belang bij heeft een contra-expertise uit te mogen voeren. [gedaagden] zullen daarom worden veroordeeld om een door Webobouw in te schakelen deskundige toegang te verlenen tot hun woning, maar alleen gedurende de periode dat Webobouw bezig is met het herstellen van de gebreken. Omdat [gedaagden] op de zitting hebben toegezegd hieraan mee te zullen werken en de kantonrechter ervan uitgaat dat zij die toezegging nakomen, zal de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van Webobouw, omdat zij overwegend ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat de in het vonnis van 7 december 2023 genoemde termijn voor het herstellen van de gebreken wordt verlengd met twee weken, te rekenen vanaf 27 januari 2024;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] tot het verlenen van medewerking aan het laten opstellen van een deskundigenrapport namens Webobouw, in die zin dat zij deze deskundige gedurende de periode dat Webobouw herstelwerkzaamheden verricht, toegang moet geven tot hun woning;
5.3.
veroordeelt Webobouw tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 529,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden] ;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter