ECLI:NL:RBNHO:2024:6634

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
C/15/349354 / JU RK 24-306 en C/15/350919 / JU RK 24-514
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling voor minderjarige in familierechtelijke procedure

Op 12 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling met twaalf maanden verlengd, tot 15 juni 2025, en de zorgregeling met de vader van [de minderjarige] opgeschort voor de duur van acht maanden. De zaak betreft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) om de zorgregeling te wijzigen en de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat de vader onvoldoende meewerkt aan de noodzakelijke hulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2024 zijn de ouders en de GI gehoord. De moeder heeft ingestemd met de verzoeken van de GI, terwijl de vader zijn onvrede heeft geuit over de gang van zaken en de besluiten van de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over [de minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat de omgang met de vader op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is. De kinderrechter heeft de GI de verantwoordelijkheid gegeven om de mogelijkheden voor contactherstel te onderzoeken en te faciliteren, onder voorwaarden die in het belang van [de minderjarige] zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/349354 / JU RK 24-306 (wijziging zorgregeling) en C/15/350919 / JU RK 24-514 (verlenging ots)
Datum uitspraak: 12 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
over de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. D.Z. Celik te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
In de zaak met zaaknummer C/15/349354 / JU RK 24-306 neemt de kinderrechter de volgende stukken mee in haar beoordeling:
­ de beschikking van 19 maart 2024 en de daarin vermelde stukken;
­ de brief, met bijlagen, van de GI van 31 mei 2024;
­ de brief, met bijlage, van mr. Celik van 6 juni 2024;
­ de email, met bijlage, van mr. Celik van 10 juni 2024.
1.2.
In de zaak met zaaknummer C/15/350919 / JU RK 24-514 neemt de kinderrechter de volgende stukken mee in haar beoordeling:
­ het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI van 29 maart 2024;
­ de brief, met bijlagen, van de GI van 31 mei 2024.
1.3.
De (nadere) mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
­ de moeder;
­ de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Celik;
­ de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn sinds [datum] gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 juni 2023 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 15 juni 2024.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 februari 2022 is een zorgregeling gesteld. Die regeling is bij beschikking van de kinderrechter van 19 maart 2024 opgeschort voor de duur van drie maanden, met ingang van 19 maart 2024 tot en met 19 juni 2024, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de GI zich inspant om te onderzoeken welke vorm en frequentie van contact tussen [de minderjarige] en haar vader mogelijk is en de omgang zo spoedig als mogelijk te hervatten.

3.De verzoeken

3.1.
De GI heeft op 21 februari 2024 in de zaak met zaaknummer C/15/349354 / JU RK 24-306 verzocht de bij beschikking van 9 februari 2022 vastgestelde zorgregeling te wijzigen in die zin dat de omgang tussen [de minderjarige] en vader wordt opgeschort en de GI de bevoegdheid krijgt om te bepalen wanneer de omgang wordt hervat en op welke voorwaarden.
3.2.
In de brief van 31 mei 2024 heeft de GI dat verzoek gehandhaafd en geadviseerd om de omgang tussen [de minderjarige] en vader op dit moment niet te hervatten.
3.3.
De GI ziet op dit moment te veel bedreigingen voor [de minderjarige] om contact met haar vader te hebben. [de minderjarige] heeft last bij de omgang met vader en kan hier vooralsnog niet op een gezonde manier mee omgaan. [de minderjarige] dient te worden ondersteund om op een gezonde manier hiermee te kunnen omgaan, de zogenoemde coping gedragen strategie. De GI is van mening dat omgang tussen [de minderjarige] en vader pas opgebouwd kan worden – en in eerste instantie begeleid dient te worden – als [de minderjarige] adequate hulpverlening krijgt, vader open staat voor de begeleiding van (bijvoorbeeld) Groei en Glunder en vader adequate persoonlijke hulpverlening vindt en krijgt.
3.4.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zorgen te hebben over de interactie tussen de vader en [de minderjarige] . De GI ziet een patroon waarbij de vader doorgaat met het strijden tegen anderen. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] . Ze heeft ouders nodig die voor beschikbaar zijn en die haar geen schuldgevoel geven. Vanwege de druk vanuit de vader tijdens het contact met [de minderjarige] wil de GI dat de omgang eerst begeleid wordt.
De GI heeft daarvoor Groei en Glunder gevonden, maar die heeft zich op 7 juni 2024 teruggetrokken nadat de vader meerdere keren contact met hen opnam. Groei en Glunder vond de zaak alsnog te zwaar om daarin begeleiding te gaan bieden. De GI gaat nu op zoek naar een andere hulpverleningsinstantie, maar dat is lastig in deze regio. De GI kan daarom niet zeggen op welke termijn een andere instantie wordt gevonden en deze met de begeleiding zou kunnen starten.
3.5.
Naar aanleiding van de wens van [de minderjarige] om af en toe omgang te hebben met de vader, zijn partner en haar kinderen, wil de GI het komende halfjaar hierover veiligheidsafspraken maken, naar het contactherstel toewerken en hulpverlening inzetten voor de opvoedsituatie bij de vader.
3.6.
De GI heeft op 29 maart 2024 in de zaak met zaaknummer C/15/350919 / JU RK 24-514 verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar te verlengen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.7.
De GI vindt de verlenging noodzakelijk omdat de zorgen die tot de ondertoezichtstelling hebben geleid nog steeds aanwezig zijn en de gestelde doelen zijn niet behaald. Bij gebrek aan mogelijkheden tot samenwerking tussen de ouders moet de nodige hulpverlening voor [de minderjarige] in het kader van de ondertoezichtstelling en onder de regie van de GI worden voortgezet.
3.8.
De hulpvelenging van Ouderschap Blijft is tot op heden niet gestart omdat de vader daar om verschillende redenen niet aan wil meewerken. De omgang tussen [de minderjarige] en vader is nog niet hervat. De samenwerking tussen de vader en de GI verloopt niet goed en de vader werkt onvoldoende mee aan de ondertoezichtstelling. Het jarenlange hardnekkige patroon, waarbij de vader uit onmacht lijkt te handelen en [de minderjarige] met zijn woede en onmacht belast, is nog niet doorbroken.
(Ook) het traject “Five2connect” dat naar aanleiding van het traject bij de kindbehartiger wordt ingezet voor de grote zorgen over [de minderjarige] en om een systemische rol te spelen vanwege de zorgen over de opvoedsituatie bij de vader, moet door de ondertoezichtstelling geborgd worden.
3.9.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn op dit moment:
­ [de minderjarige] heeft onbelast contact met beide ouders waarbij ouders [de minderjarige] toestemming geven om het bij beide ouders fijn te hebben;
­ hulpverlening inzetten met de focus op de relatie tussen vader en [de minderjarige] , zoals systeemtherapie/intensieve ambulante gezinsbegeleiding door bijvoorbeeld Levvel;
­ ouders houden zich aan de zorgregeling;
­ [de minderjarige] heeft ouders die het ouderschap kunnen vormgeven zonder strijd, op een wijze die bij hen past;
­ ouders werken mee aan de hulpverlening die zij nodig hebben. Dit kan individuele- en/of ouderschapshulpverlening zijn zoals Altra solo parallel ouderschap of Ouderschap Blijft.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft zich tijdens de mondelinge behandeling akkoord verklaard met de verzoeken van de GI.
4.2.
Door en namens de vader is te kennen gegeven dat hij het niet eens is met de verzoeken van de GI. Hij betreurt het ten zeerste dat dergelijke besluiten over de omgang door de GI worden genomen zonder duidelijke grondslag, wat het vertrouwen in de GI ondermijnt, met name over hun bereidheid en vermogen om de omgang tussen vader en dochter te bevorderen. Het is voor de vader onbegrijpelijk dat zijn inspanningen om een normale ouder-kind relatie te onderhouden op deze wijze worden gefrustreerd.
4.3.
Bij de brief van zijn advocaat van 6 juni 2024 heeft de vader gesteld dat in de afgelopen drie maanden er twee positieve ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen hem en [de minderjarige] , die door beide partijen als zeer fijn werden ervaren. Tijdens een ontmoeting hebben de vader en [de minderjarige] afgesproken dat [de minderjarige] bij hem zou overnachten om samen zijn verjaardag te vieren. Helaas is deze afspraak door de GI zonder substantiële motivatie geblokkeerd. Dit besluit is met grote teleurstelling en onbegrip door de vader ontvangen.
Hij heeft middels zijn advocaat de GI aangeschreven, maar helaas heeft dit er niet voor mogen zorgen dat de omgang door is gegaan.
Gezien deze situatie, en de voortdurende obstakels die worden opgeworpen door de betrokken instanties, verzoekt de vader dringend om in te grijpen en een formele omgangsregeling, de oude omgangsregeling, vast te stellen. Dit om de rechten van zowel de vader als [de minderjarige] te waarborgen en om verdere schade aan de relatie tussen hen te voorkomen. De vader verzoekt de kinderrechter daarom met klem om een regeling te treffen die recht doet aan de belangen van [de minderjarige] , en die haar in staat stelt om op een normale en ongestoorde manier contact te onderhouden met haar vader, zoals elke ouder en kind dat zouden mogen verwachten.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn standpunt gehandhaafd dat beide verzoeken van de GI dienen te worden afgewezen en dat hij het niet eens is met de gang van zaken in de afgelopen periode en de weergave daarvan door de GI. Hij is van mening dat de GI niet in het belang van [de minderjarige] handelt, terwijl de wens van [de minderjarige] tot contact met de vader leidend moet zijn.

5.De mening van de minderjarige

5.1.
[de minderjarige] vindt dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden als de betrokkenheid van de jeugdbeschermer nuttig is voor haar ouders en hij ook zaken voor haar regelt, zoals haar traject bij de kindbehartiger.
5.2.
[de minderjarige] vindt het lastig om iets over de omgang met de vader te zeggen. Er zijn in de afgelopen periode twee contactmomenten geweest bij de kindbehartiger. Ze vond het toch wel leuk om haar vader te zien. Ze wil geen vaste contactmomenten, maar ze zou de vader, zijn partner en haar kinderen af en toe willen zien en dan samen iets leuks gaan doen.

6.De beoordeling

6.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat uit de zorgen over [de minderjarige] , haar (op dit moment opgeschorte) contact met de vader, het handelen van de vader en de last en druk die dit allemaal met zich meebrengt voor [de minderjarige] .
6.2.
Tevens blijkt dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat de vader onvoldoende inzicht toont in de zorgen over [de minderjarige] en onvoldoende medewerking verleent aan de nodige hulpverlening.
6.3.
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders die het gezag uitoefenen of een van hen, binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [de minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen, zoals hierna bepaald.
Gelet op de aanwezige zorgen en het verloop van de ondertoezichtstelling in de afgelopen periode, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden.
6.5.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een zorgregeling wijzigen voor zover dit in het belang van de kinderen noodzakelijk is, op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
6.6.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de hervatting van de tweewekelijkse weekendomgang van [de minderjarige] met de vader, zoals vastgesteld in de beschikking 9 februari 2022, op dit moment niet mogelijk is en niet in het belang van [de minderjarige] . De zorgen over het contact tussen [de minderjarige] en de vader waardoor de regeling op 19 maart 2024 is opgeschort, zijn in de afgelopen periode niet weggenomen. De ingezette hulpverlening heeft tot nu toe onvoldoende effect gehad omdat de vader daar onvoldoende aan heeft meegewerkt en zich niet aan de veiligheidsafspraken heeft gehouden.
6.7.
De kinderrechter acht het daarom in het belang van [de minderjarige] dat de omgang met de vader verder, voor de duur van acht maanden wordt opgeschort en dat de GI in de komende periode beziet wat nodig en mogelijk is om het contact tussen [de minderjarige] en de vader te herstellen en de daartoe nodige afspraken maakt en hulpverlening inzet. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat de GI tijdens de opschorting bepaalt hoe, wanneer en onder welke voorwaarden het contact tussen [de minderjarige] en de vader eventueel mag plaatsvinden.
6.8.
Gelet hierop zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen, in die zin dat de eerder vastgestelde regeling tot 9 februari 2022 wordt opgeschort en dat de GI de mogelijkheden tot contactherstel tijdens en na de opschorting onderzoekt en faciliteert en bepaalt hoe, wanneer en onder welke voorwaarden het contact tijdens de opschorting eventueel mag plaatsvinden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van C/15/350919 / JU RK 24-514
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige] met ingang van 15 juni 2024 tot 15 juni 2025;
7.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van C/15/349354 / JU RK 24-306
7.3.
wijzigt de bij beschikking van 9 februari 2022 vastgestelde regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de minderjarige [de minderjarige] als volgt:
­ de bij beschikking van 9 februari 2022 vastgestelde regeling word opgeschort voor de duur van acht maanden, met ingang van 19 juni 2024 tot 19 februari 2025;
­ de GI onderzoekt en faciliteert de mogelijkheden tot herstel van het contact tussen [de minderjarige] en de vader tijdens en na de opschorting;
­ de GI bepaalt gedurende de opschorting hoe, wanneer en onder welke voorwaarden het contact tussen [de minderjarige] en de vader eventueel mag plaatsvinden;
7.4.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024 door mr. E.C.M. van Mierlo, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A. Hausenblasová als griffier, en op schrift gesteld op 26 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.