ECLI:NL:RBNHO:2024:673

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
10611564 CV EXPL 23-4410
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis over de oneerlijkheid van het Bik-beding en buitengerechtelijke incassokosten in de zaak tussen PWN Waterleidingsbedrijf en Stichting [naam]

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 17 januari 2024 een verstekvonnis gewezen in de zaak tussen de naamloze vennootschap N.V. PWN Waterleidingsbedrijf Noord-Holland en de stichting Stichting [naam], in de hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene]. De eisende partij, vertegenwoordigd door Inkassier gerechtsdeurwaarders & Incasso, vorderde betaling van buitengerechtelijke incassokosten. In een eerder tussenvonnis van 1 november 2023 had de kantonrechter de beslissing over deze vordering aangehouden en partijen de gelegenheid gegeven om een akte in te dienen over de oneerlijkheid van het incassobeding in de Algemene Voorwaarden van PWN.

De kantonrechter heeft in het eindvonnis bevestigd dat het bedrag van €100,00 voor 'incasso aan de deur excl. afsluiten' geen buitengerechtelijke incassokosten zijn, maar kosten die PWN maakt om het water af te sluiten. De rechter oordeelde dat deze kosten niet onredelijk zijn. Tevens werd opgemerkt dat de verwijzing naar de 'Wet Incasso Kosten' niet duidelijk was, omdat er geen wet met die naam bestaat. De eisende partij werd aangespoord om de juiste naam van de wet te gebruiken om verwarring te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, waarbij werd benadrukt dat de tekst in de Tarievenregeling de eisende partij de mogelijkheid biedt om meer te vorderen dan op grond van de wet is toegestaan. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10611564 CV EXPL 23-4410
Uitspraakdatum: 17 januari 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
De naamloze vennootschap N.V. PWN Waterleidingsbedrijf Noord-Holland
te Velserbroek
de eisende partij
gemachtigde: Inkassier gerechtsdeurwaarders & Incasso
tegen
de stichting Stichting [naam] in de hoedanigheid van bewindvoerder in het bewind van [betrokkene]
te [plaats]
de gedaagde partij,
verschenen bij [bewindvoerder] (bewindvoerder)

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij tussenvonnis van 1 november 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter ten aanzien van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten de beslissing aangehouden en de vorderingen van de eisende partij voor het overige toegewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld een akte te nemen over het voorshands uitgesproken oordeel dat het incassobeding in artikel 15.6 van de Algemene Voorwaarden 2017 in samenhang met artikel 4.1 van de tarievenregeling 2023 van PWN oneerlijk is. De eisende partij heeft op 29 november 2023 een akte genomen. De gedaagde partij heeft niet gereageerd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding daarop terug te komen.
2.2.
De kantonrechter ziet in wat de eisende partij naar voren heeft gebracht ten aanzien van het incassobeding ook geen reden terug te komen op haar voorshands uitgesproken oordeel. Daarbij merkt de kantonrechter nog het volgende op.
2.3.
De kantonrechter begrijpt dat het in 4.1 van de tarievenregeling 2023 genoemde bedrag van € 100,00 voor “incasso aan de deur excl. afsluiten” geen buitengerechtelijke incassokosten zijn, maar kosten die de eisende partij maakt om het water af te sluiten (voorrijkosten monteur), ook als het water vervolgens niet wordt afgesloten omdat de betalingsachterstand aan de monteur aan de deur wordt betaald. De kantonrechter acht dit niet onredelijk bezwarend.
2.4.
De verwijzing “Wet Incasso Kosten” is niet duidelijk, omdat er geen wet bestaat met die naam. De eisende partij geeft aan dat ze bedoelt: “de wet van 15 maart 2012 tot wijziging van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband me de normering van de vergoeding voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (Stb. 2012/140)”. Als de eisende partij die wet bedoelt, moet ze die wet bij die naam noemen en niet een in de branche gebruikelijke benaming voor die wet gebruiken, omdat een gemiddelde consument die ‘eigen’ benaming niet kan herleiden tot de bedoelde wet. Als de eisende partij de juiste naam zou gebruiken, zou de bedoelde wet wel eenvoudig te vinden zijn. Als de eisende partij zou willen verwijzen naar de wettelijke regeling is enkel verwijzing naar artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten transparant en volledig.
2.5.
De tekst in de Tarievenregeling geeft de eisende partij de mogelijkheid om meer te vorderen dan op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke Incassokosten. Dat de eisende partij ook minder kan vorderen en daarbij de wet kan volgen, laat het voorgaande onverlet.
2.6.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter