ECLI:NL:RBNHO:2024:6748

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23/6216
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en informatieverstrekking door verweerder

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar woning voor het kalenderjaar 2023, die door verweerder op € 818.000 is vastgesteld. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld en dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om relevante informatie te verstrekken. Tijdens de zitting heeft eiseres haar standpunt toegelicht en aangegeven dat zij een lagere waarde van € 646.000 bepleit. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde niet te hoog is vastgesteld en heeft een matrix overgelegd met verkoopgegevens van vergelijkingsobjecten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in de bezwaarfase niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit artikel 40 van de Wet WOZ, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 875, en het griffierecht van € 50 dient door verweerder te worden vergoed. De rechtbank heeft ook overwogen dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen op 8 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/6216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: D. van der Locht),
en

het hoofd gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 23 februari 2023 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ), de waarde van de onroerende zaak [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2023 vastgesteld op € 818.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2023 bekendgemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen op 25 september 2023 beroep ingesteld.
Verweerder heeft stukken en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024 te Haarlem. Eiseres is vertegenwoordigd door [naam 1] , kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] en [naam 3] (taxateur).

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een rijwoning gebouwd in 1916. De opstal van de woning heeft een oppervlakte van 143 m². In 2019 is de woonruimte met 6 m² aangebouwd. De kavel heeft een oppervlakte van 164 m². De woning is verder voorzien van een vrijstaande berging/schuur.
Geschil2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2022 (hierna: de waardepeildatum).
3. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting aangegeven een waarde van € 646.000 te bepleiten. Zij heeft daartoe het volgende ter onderbouwing aangevoerd:
- De WOZ-waarde is te hoog vastgesteld. Op basis van de haar nu ter beschikking staande gegevens kan eiseres echter niet controleren hoe verweerder
tot de waarde van het onderhavige object is gekomen;
- Verweerder heeft ten aanzien van het onderhavige object geen op de
zaak betrekking hebbende stukken verstrekt. Deze dient verweerder wel aan te leveren op basis van artikel 40 wet WOZ. Eiseres heeft een voldoende specifiek verzoek gedaan tot het verstrekken van gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen. Doordat verweerder niet heeft voldaan aan zijn verplichting om gegevens te verstrekken, heeft eiseres een informatieachterstand opgelopen en is het niet mogelijk om de juistheid van de waardebeschikking te kunnen controleren en om te kunnen beoordelen of het zinvol is om een beroep in te stellen;
  • Mocht verweerder de gevraagde stukken in de beroepsfase nog aanleveren, dan zal eiseres de onderbouwing van verweerder beoordelen om de waardebepaling te controleren;
  • De woning is gelegen nabij een kinderdagverblijf. Deze ligging zorgt voor een lagere waarde vanwege het extra verkeer, lawaai en drukte in de omgeving.
Verweerder heeft geen KOUDV-factoren aangeleverd waardoor eiseres niet kan controleren of rekening is gehouden met de ligging nabij een kinderdagverblijf van
de woning ten opzichte van de referentieobjecten;
- Ondanks dat verweerder geen aan de waarde ten grondslag liggende stukken heeft overgelegd is op basis van de gegevens die eiseres wel heeft gekregen te concluderen dat de door verweerder gebruikte referentieobjecten niet bruikbaar zijn om de waarde van de woning te onderbouwen. De woning ligt in een andere kern met een andere markt en daardoor andere verkoopprijzen dan de referentieobjecten [adres 2] en [adres 3] . Doordat deze verkoopcijfers niet bruikbaar zijn heeft verweerder de waarde van de woning niet aannemelijk gemaakt.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, verlaging van de vastgestelde WOZ-waarde en veroordeling van verweerder tot vergoeding van de proceskosten nu eiseres in beroep heeft moeten gaan om eerst de (juiste) gegevens te vernemen waaruit volgens verweerder blijkt dat de bestreden WOZ-waardes niet te hoog zijn vastgesteld.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat tegemoetgekomen is aan het beroep en zal bij intrekking van het beroep een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij stelt verweerder dat gelet op het feit dat de gegrondverklaring alleen ziet op het niet verstrekken van gevraagde gegevens op grond van artikel 40, tweede lid, Wet WOZ hij aanleiding ziet om een wegingsfactor voor het gewicht van de zaak te hanteren van 0,25 (zeer licht). De proceskostenvergoeding wordt immers toegekend vanwege een formeel gebrek, namelijk een onvolledige reactie op het informatieverzoek van gemachtigde in de bezwaarfase. Verder zijn de in het beroepschrift aangedragen gronden die zien op de toezending van de gevraagde gegevens een door gemachtigde in algemene termen geformuleerde grief die in vele beroep- en hoger beroepszaken gelijkluidend wordt ingediend zonder dat dat een feitenonderzoek door gemachtigde noodzakelijk is. Een wegingsfactor van 0,25 is in lijn met het begrip ‘redelijkerwijs’ in artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij komt tevens betekenis toe aan het feit dat eiseres overeenkomstig de standaardvoorwaarden van gemachtigde ten gunste van de gemachtigde afstand heeft gedaan van haar aanspraak op de proceskostenvergoeding. Het gewicht van de zaak dient te worden vastgesteld aan de hand van de door gemachtigde verrichte inspanningen. Door het toepassen van een wegingsfactor van 0,25 wordt hier recht aan gedaan.
Verweerder stelt verder dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Verweerder verwijst daarbij naar de bij het verweerschrift gevoegde matrix. Naast de gegevens van de woning bevat de matrix verkoopgegevens van drie vergelijkingsobjecten, te weten [adres 2] en [adres 3] gelegen in [woonkern] en [adres 4] gelegen in [woonplaats] .
5. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Informatieverstrekking in bezwaarfase
6. Eiseres beroept zich op artikel 6:17 van de Awb, (over terbeschikkingstelling van de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de gemachtigde), artikel 7:4, lid 4, van de Awb (over het kunnen verkrijgen van afschriften van stukken), en op artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ (over verstrekking van een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde). De klachten behelzen dat verweerder in de bezwaarfase niet heeft voldaan aan de in deze artikelen neergelegde verplichtingen.
7. De rechtbank overweegt als volgt en heeft daarbij het navolgende als uitgangspunt genomen. De Hoge Raad (HR 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052) heeft geoordeeld dat de uitleg die aan artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ moet worden gegeven ertoe strekt dat indien eiseres aan verweerder een voldoende specifiek verzoek heeft gedaan tot het verstrekken van bepaalde gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan de vastgestelde waarde (zoals het taxatieverslag, de grondstaffel en de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en van de gebruikte vergelijkingsobjecten), verweerder op grond van artikel 40,
lid 2, van de Wet WOZ gehouden is te voldoen aan het verzoek van eiseres om haar een afschrift van die gegevens te verstrekken.
8. Verweerder erkent dat hij niet aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 40, lid 2, van de Wet WOZ heeft voldaan. De rechtbank sluit zich hierbij aan. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank zal nu beoordelen of verweerder aannemelijk maakt dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld.
Waardering van de woning
9. Eiseres heeft eerst tijdens de zitting bij de rechtbank in zijn pleitnota gedetailleerd en cijfermatig gereageerd op de door verweerder toegekende kwalificaties van de KOUDV-L factoren in de door hem overgelegde matrix. Naar het oordeel van rechtbank is dit tardief. De rechtbank zal daarop dus geen acht slaan. In beginsel zijn partijen vrij om gedurende de procedure hun standpunten aan te vullen. Die vrijheid wordt echter begrensd door de beginselen van de goede procesorde. Vaststaat dat verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken op 29 september 2023 alsnog aan eiseres heeft toegezonden. Vervolgens heeft de griffie van de rechtbank de stukken en het verweerschrift, inclusief de matrix, op respectievelijk 5 februari 2024 en 26 april 2024 aan eiseres toegezonden. Dit heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank voldoende tijd gegeven om voor de zitting schriftelijk op (onder andere) de kwalificaties van de KOUDV-L factoren in de matrix te kunnen reageren. De rechtbank is van oordeel dat bij afweging van het belang van eiseres bij een inhoudelijke beoordeling van haar stellingen tegenover het belang van een doelmatige en doelgerichte voortgang van de procedure, laatstgenoemd belang in dit geval zwaarder moet wegen. Het vergt namelijk nader (feiten)onderzoek om adequaat te kunnen reageren op de stellingen van eiseres; hiervoor zou de zaak mogelijk moeten worden aangehouden, hetgeen tot een onwenselijk geachte vertraging van de procesgang zou leiden.
10. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken wordt de waarde, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, voor woningen bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
11. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Voor de beoordeling of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, is van belang of de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning, en indien dit het geval is, of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
12. Ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, heeft verweerder een waarderapport overgelegd. De taxateur komt in dit rapport tot een waarde van de woning van € 853.000. Ook heeft verweerder een matrix overgelegd. In deze matrix is verkoopinformatie opgenomen van de door hem aangevoerde vergelijkingsobjecten. De in de door verweerder overgelegde matrix genoemde objecten zijn kort vóór of na de waardepeildatum verkocht, zijn rij- en hoekwoningen, gelegen in dezelfde gemeente als de woning van eiseres en qua woningtype, bouwjaar, grootte en prijsklasse goed met de woning te vergelijken. De verkoopprijzen kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning. Weliswaar vertonen de vergelijkingsobjecten verschillen met de woning, maar deze zijn niet dermate dat de vergelijkingsobjecten niet bruikbaar zijn. Dit laat onverlet dat voor alle objecten geldt dat bij de waardevaststelling voldoende rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
13. Verweerder heeft de gerealiseerde verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten geanalyseerd en daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop tussen de transactiedata en de waardepeildatum, met de verschillen in grootte, ligging, kwaliteit en staat van onderhoud en met het al dan niet aanwezig zijn van bijgebouwen. Het op deze wijze analyseren van de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten heeft geresulteerd in een gemiddelde prijs per eenheid per vierkante meter gebruiksoppervlakte van € 3.676. Het op gelijke wijze analyseren van de waarde van de woning heeft geleid tot een waarde per vierkante meter gebruiksoppervlakte van € 3.439,66. De rechtbank is van oordeel dat de waarde per vierkante meter gebruiksoppervlakte van de woning niet in een onjuiste verhouding staat tot de geanalyseerde prijzen per vierkante meter gebruiksoppervlakte van de vergelijkingsobjecten. De prijs per vierkante meter gebruiksoppervlak van de woning ligt bovendien lager dan de gemiddelde prijs per vierkante meter woonoppervlak van de vergelijkingsobjecten.
14. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning nabij een kinderdagverblijf. Verweerder stelt dat met deze omstandigheid rekening is gehouden door uit te gaan van vergelijkingsobjecten met een vergelijkbare ligging nabij een kinderdagverblijf of een basisschool. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan de ligging nabij een kinderdagverblijf geen waarde worden toegekend. Deze ligging is namelijk een subjectief element. De waardering van de aanwezigheid van een kinderdagverblijf zal per koper verschillen. Eventuele overlast, als daarvan al sprake zou zijn nu het kinderdagverblijf op 220 meter van de woning is gelegen, is bovendien verdisconteerd in de koopsom van de vergelijkingsobjecten met een vergelijkbare ligging. Deze grond slaagt niet.
15. Eiseres heeft verder ten aanzien van de ligging aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat de woning is gelegen in een andere kern dan de vergelijkingsobjecten [adres 2] en [adres 3] welke zijn gelegen in de kern [woonkern] . De rechtbank stelt allereerst vast dat de kern [woonkern] onderdeel uitmaakt van de gemeente [woonplaats] . Verder blijkt uit de matrix dat aan het vergelijkingsobject [adres 4] , welke is gelegen in de kern [woonplaats] , de hoogste eenheidsprijs voor het onderdeel “woonruimte” is toegekend. De rechtbank stelt verder vast dat binnen een gemeente sprake kan zijn van meerdere woonkernen en van verschillen in de waarde van woningen tussen bepaalde kernen, maar in het geval van eiseres kan van een andere markt niet worden gesproken. Opgemerkt wordt dat de eiseres zelf de waarde van haar woning heeft onderbouwd met een woningwaarderapport dat is opgemaakt door JUIST. In dit waarderapport onderbouwt eiseres de waarde van de woning met drie vergelijkingsobjecten. Twee van de drie vergelijkingsobjecten in haar waarderapport zijn gelegen in de kern [woonkern] , te weten de objecten [adres 5] en [adres 6] . De rechtbank kan dit niet rijmen met de stelling van eiseres dat verweerder de eindwaarde niet zou kunnen onderbouwen met transactiecijfers uit de kern [woonkern] omdat deze kern een andere markt en daarom andere verkoopprijzen zou hebben. Deze grond slaagt niet.
Slotsom
16. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de vastgestelde waarde in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten. Hierbij wordt opgemerkt dat verweerders taxateur de waarde van de woning per de waardepeildatum heeft vastgesteld op € 853.000, zijnde vijf en dertig duizend euro hoger dan de vastgestelde waarde van € 818.000. De waarde van de woning is niet te hoog vastgesteld. Wat eiseres ook overigens heeft aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel.
18. Het beroep is gegrond omdat verweerder artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ in de bezwaarfase heeft geschonden. De uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd, met het in stand laten van de rechtsgevolgen.
Proceskosten en griffierecht
Proceskosten bezwaar
19. Eiseres heeft betoogd dat zij recht heeft op een vergoeding van de proceskosten in bezwaar, omdat verweerder de stukken niet tijdig heeft verstrekt. Verweerder is het hier niet mee eens.
20. Op grond van het bepaalde in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, worden de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De in bezwaar bestreden besluiten als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb zijn de vastgestelde beschikking en de aanslag. Nu de WOZ-waarde naar het oordeel van de rechtbank niet te hoog is vastgesteld worden de beschikking en de aanslag niet herroepen, zodat er geen grond is voor een vergoeding van de proceskosten die in bezwaar zijn gemaakt. Hierbij wordt opgemerkt dat er geen sprake is geweest van een gebrek welk eiseres heeft genoopt beroep in te stellen. Eiseres heeft namelijk ook op andere gronden beroep ingesteld. Voors zijn de onderbouwende vergelijkingsobjecten in de bezwaarfase en in de beroepsfase identiek zodat ten minste de primaire objectkenmerken bij eiseres bekend waren. Het is om die reden niet aannemelijk dat het onderhavige beroep achterwege zou zijn gebleven indien verweerder de verzochte gegevens wel volledig voor de uitspraak op bezwaar zou hebben verstrekt.
Proceskosten beroep
21. Nu het beroep gegrond dient te worden verklaard, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 0,5). Verder dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 50 aan haar te vergoeden.
22. Wat betreft het gewicht van de zaak overweegt de rechtbank dat voor zaken betreffende de waardering van woningen de categorie ‘licht’ (wegingsfactor 0,5) behoudens bijzondere omstandigheden op zijn plaats is. De rechtbank vindt het belang van een reguliere WOZ-zaak over een woning namelijk beperkter en vindt dit soort zaken ook minder ingewikkeld dan een gemiddelde bestuursrechtelijke zaak. Omdat het beroep slechts gegrond wordt verklaard wegens het niet nakomen van de verplichtingen ingevolge artikel 40 van de Wet WOZ hanteert de rechtbank een wegingsfactor 0,5 in plaats.
23. Op grond van artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ moeten de vergoedingen worden betaald op een bankrekening op naam van eiseres.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875 te betalen op een bankrekening op naam van eiseres;
  • gelast verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden door dit bedrag te storten op een bankrekening op naam van eiseres;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de rechtbank, tot aan de dag van algehele voldoening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.