Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
- de akte overlegging productie 34 en 35;
1.4. Na afloop van de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht de zaak aan te houden in verband met onderhandelingen.
2.De vaststaande feiten
“Huurovereenkomst landerijen”.
De in de overeenkomst bepaalde looptijd is 5 jaar met ingang van juli 2017 en eindigende op 31 december 2023.
De overeenkomst bevat verder de volgende bepaling:
3.Het geschil
primair
Voorts vordert [eiser 2] in alle gevallen dat de pachtkamer [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming.
[eiser 2] heeft op 10 november 2027 de pachtovereenkomst rechtsgeldig opgezegd tegen 30 juni 2023 dan wel 31 december 2023. [gedaagde] weigert om met deze opzegging in te stemmen en over te gaan tot ontruiming. Daarom heeft [eiser 2] er recht op en belang bij dat de pachtkamer de einddatum van de overeenkomst vaststelt en [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming.
Daarnaast schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van de pachtovereenkomst. Voor het geval de overeenkomst niet als gevolg van de op 30 juni 2023 verzonden opzegging, eindigt, dient de pachtkamer om deze reden de overeenkomst te ontbinden.
Voor zover [eiser 2] de pachtovereenkomst niet rechtsgeldig tegen 30 juni 2023 respectievelijk 31 december 2023 heeft opgezegd en de pachtkamer niet tot ontbinding overgaat, dient de einddatum van de pachtovereenkomst te worden bepaald op 30 juni 2028. In dat geval moet [gedaagde] tegen die datum tot ontruiming te worden veroordeeld. De op 30 juni 2023 verzonden opzegging dient te worden beschouwd als een opzegging tegen 30 juni 2028. [eiser 2] beroept zich daartoe op “conversie”.
4.De beoordeling
Weliswaar heeft [eiser 2] aangekondigd dat zij beroep zal aantekenen tegen de beslissing van De Grondkamer, maar de pachtkamer ziet hierin geen aanleiding om ten aanzien van de looptijd c.q. de einddatum van de overeenkomst af te wijken van het oordeel van De Grondkamer.
De subsidiair gevorderde verklaring voor recht ligt ook voor afwijzing gereed. Deze vordering neemt tot uitgangspunt dat De Grondkamer een kortere duur dan zes jaar heeft goedgekeurd en dat is niet het geval.
(i) op 30 september 2022 zonder toestemming van [eiser 2] drainagewerkzaamheden op de gepachte landerijen heeft laten uitvoeren;
(ii) de gepachte landerijen aan derden heeft onderverpacht en
(iii) deze landerijen voor andere doeleinden heeft gebruikt dan voor de bloembollenteelt.
[gedaagde] heeft dit alles weersproken.
De pachtkamer overweegt als volgt.
[eiser 2] heeft niet (voldoende) weersproken dat het ging om herstel van drainage. Daar komt bij dat [eiser 2] bij de mondelinge behandeling heeft erkend dat hij door deze werkzaamheden voordeel heeft en geen materieel nadeel.
Niet is komen vast te staan dat [gedaagde] op dit onderdeel relevant tekort is geschoten in de nakoming van de pachtovereenkomst.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.