ECLI:NL:RBNHO:2024:6806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
10815867 / CV EXPL 23-5126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende schadevergoeding voor schilderwerkzaamheden met tekortkomingen

In deze zaak vorderen eisers vervangende schadevergoeding van gedaagde in verband met schilderwerkzaamheden die door gedaagde zijn uitgevoerd. De kantonrechter heeft op 5 juli 2024 uitspraak gedaan. Eisers hebben schadevergoeding gevorderd vanwege spuitnevel en tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schade door spuitnevel grotendeels is toe te rekenen aan gedaagde, die erkent aansprakelijk te zijn voor de schade aan de vloer en de trap. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding voor de spuitnevel toegewezen tot een bedrag van € 3.185,15 inclusief btw. Daarnaast is er een bedrag van € 354,25 toegewezen voor tekortkomingen in de nakoming van de schilderwerkzaamheden. Gedaagde heeft een beroep gedaan op verrekening met een openstaande factuur, wat door de kantonrechter is toegestaan. Uiteindelijk moet gedaagde na verrekening € 589,68 aan eisers betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 maart 2023. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten van eisers toegewezen tot een bedrag van € 88,45, en de kosten van de ingeschakelde deskundige tot € 302,50. De proceskosten zijn door de kantonrechter gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10815867 / CV EXPL 23-5126 (SJ)
Uitspraakdatum: 12 juni 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser 1] en [eiser 2]
wonende te [plaats 1]
eisers
verder te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. M.H. Godthelp
tegen
[gedaagde 1]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde 2]
gemachtigde: voorheen mr. A.E. Koster, thans procederend in persoon
De zaak in het kort
Eisers vorderen vervangende schadevergoeding in verband met door gedaagde verrichte schilderwerkzaamheden. De gevorderde vergoeding in verband met schade door spuitnevel wijst de kantonrechter grotendeels toe. De gevorderde schadevergoeding in verband met de gestelde tekortkomingen in de nakoming door gedaagde wijst de kantonrechter grotendeels af. Ook oordeelt de kantonrechter dat de waarschuwingsplicht niet is geschonden door gedaagde.

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers] hebben bij dagvaarding van 8 november 2023 een vordering tegen [gedaagde 2] ingesteld. [gedaagde 2] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 17 mei 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eisers] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Op 29 juli 2021 heeft [gedaagde 2] aan [eisers] een offerte gestuurd voor schilderwerkzaamheden aan de woning van [eisers] ten bedrage van € 3.709,51 inclusief btw.
2.2.
[eisers] hebben deze offerte geaccepteerd en een aanbetaling van 25% gedaan.
2.3.
In de periode van 2 augustus tot en met 23 augustus 2021 heeft [gedaagde 2] schilderwerkzaamheden in de woning van [eisers] verricht.
2.4.
In een e-mail van 15 september 2021 heeft [gedaagde 2] aan [eisers] een factuur, gedateerd 15 augustus 2021, gestuurd ten bedrage van € 2.949,72 inclusief btw.
2.5.
In de e-mails van 15 en 16 september 2021 hebben [eisers] aangegeven dat zij het niet eens zijn met de factuur omdat zij niet tevreden zijn over het totaalplaatje; er is schade aan de vloer en er zijn nog punten onopgelost.
2.6.
In de e-mail van 20 september en 1 oktober 2021 heeft [gedaagde 2] [eisers] tot betaling aangemaand en aangegeven dat hij graag een oplossing wil bieden door een vloerenspecialist langs te sturen.
2.7.
In een e-mail van 1 oktober 2021 hebben [eisers] aan [gedaagde 2] geschreven dat zij de factuur niet hebben betaald omdat zij niet tevreden zijn over het totaal en de schadepost hoger is uitgevallen dan de factuur van [gedaagde 2] . Verder hebben [eisers] aan [gedaagde 2] geschreven dat zij een nette oplossing willen.
2.8.
In een brief van 22 oktober 2021 heeft de (voormalige) gemachtigde van [eisers] op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk gesteld voor de door [eisers] geleden schade aan de trap en de vloer ten bedrage van € 3.525,00.
2.9.
In een e-mail van 24 oktober 2021 heeft [gedaagde 2] aan de (voormalige) gemachtigde van [eisers] geschreven: ‘
Ik heb deze klus aangenomen omdat de stucadoor het liet afweten, ook heeft deze stucadoor zijn werk niet goed gedaan omdat de laatste egale laag nooit is aangebracht.’ Verder heeft [gedaagde 2] geschreven dat de door [eisers] aangeleverde foto’s niet zijn zoals het nu is. [gedaagde 2] heeft erkend dat de spuitnevel op de traptreden door hem zijn veroorzaakt.
2.10.
In een brief van 8 november 2021 heeft de (voormalige) gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde 2] geschreven dat er schade is ontstaan omdat het huis niet correct was afgeplakt, dat de benedenverdieping slordig met de kwast is geverfd, waardoor er verfspatten en oneffenheden zijn ontstaan en dat de extra in rekening gebrachte kosten niet vooraf zijn besproken en door [eisers] zijn goedgekeurd.
2.11.
In een e-mail van 30 november 2021 heeft [gedaagde 2] aan de (voormalige) gemachtigde van [eisers] geschreven: ‘
Zoals ik al aangaf in mijn eerdere mail is het heel slecht gestuct. Ik heb aangegeven dat mevrouw de stucer terug moet halen om het werk te herstellen waarna ik goed werk kan afleveren. Ik heb haar ook gezegd dat het een 7 was en dat ik daar geen 10 van kan maken. Doordat de stucer slecht werk heeft afgeleverd word ik hierop afgerekend en dat vind ik niet netjes mevrouw wist waar ze aan begon […].’Verder heeft hij geschreven dat de door [eisers] overgelegde foto’s niet van na de oplevering zijn en dat hij het extra werk en het verven van de kozijnen met de kwast met [eisers] heeft gecommuniceerd.
2.12.
In een brief van 28 december 2021 heeft de (voormalige) gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde 2] geschreven dat de foto’s zijn gemaakt nadat hij het werk heeft opgeleverd, dat [eisers] geen goedkeuring hebben gegeven voor de meerkosten, dat [gedaagde 2] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en dat [eisers] [gedaagde 2] de mogelijkheid bieden om de gebreken deugdelijk binnen vier weken te herstellen.
2.13.
In een e-mail van 16 januari 2022 heeft [gedaagde 2] aan de (voormalige) gemachtigde van [eisers] geschreven dat hij recente foto’s wenst te ontvangen en dat hij daarna actie zal ondernemen om het op te lossen.
2.14.
In een brief van 14 februari 2022 heeft de (voormalige) gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde 2] geschreven dat de foto’s en de schadeposten al eerder met hem zijn gedeeld en dat [eisers] [gedaagde 2] (nogmaals) de mogelijkheid bieden om de gebreken deugdelijk binnen vier weken te herstellen.
2.15.
In een e-mail van 6 maart 2022 heeft [gedaagde 2] uitgelegd dat hij om recente foto’s vraagt omdat hij dan kan afvinken als het klaar is en [eisers] dan na herstel van de werkzaamheden voor akkoord kan tekenen.
2.16.
In een e-mail van 22 april 2022 heeft [gedaagde 2] geschreven dat hij de recente foto’s nog niet heeft gehad en dat hij dan iemand kan inschakelen om langs te komen voor herstelwerkzaamheden.
2.17.
Op 3 januari 2023 heeft de door [eisers] ingeschakelde deskundige Expertisebureau Noord (hierna: EBN) onderzoek uitgevoerd en 3 maart 2023 een rapport uitgebracht.
2.18.
In een brief van 8 maart 2023 heeft de (voormalige) gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde 2] geschreven dat EBN heeft geconcludeerd dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de schade en te kort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat [gedaagde 2] nogmaals de gelegenheid wordt geboden een en ander te herstellen binnen twee weken.
2.19.
In een brief van 22 mei 2023 heeft de (voormalige) gemachtigde van [eisers] aan [gedaagde 2] geschreven dat zij geen nakoming meer vorderen maar vervangende schadevergoeding.

3.De vordering

3.1.
[eisers] vorderen dat de kantonrechter [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling aan eisers hoofdelijk van € 17.486,67, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.348,19 vanaf 2 oktober 2021 en tot betaling van de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering tot vervangende schadevergoeding ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde 2] schade door spuitnevel heeft veroorzaakt bij het verrichten van de schilderwerkzaamheden, dat hij daarnaast in de uitvoering van de schilderwerkzaamheden tekort is geschoten en dat herstel van deze gebreken, ondanks dat [gedaagde 2] daartoe in de gelegenheid is gesteld, is uitgebleven. [eisers] hebben in dit verband een rapport van de door hun ingeschakelde deskundige EBN overgelegd. Voor zover [gedaagde 2] meent dat de stukadoor iets valt te verwijten, dan stellen [eisers] dat [gedaagde 2] op grond van artikel 7:754 BW een waarschuwingsplicht heeft en dat hij daaraan niet heeft voldaan. [eisers] vorderen vervangende schadevergoeding van € 4.676,79 ten gevolge van de schade door spuitnevel en van € 10.671,40 omdat de werkzaamheden voor het overige, gezien de slechte kwaliteit, opnieuw gedaan moeten worden. Daarnaast vorderen [eisers] buitengerechtelijke incassokosten van € 928,48, de kosten van de deskundige ten bedrage van € 1.210,00 inclusief btw en de wettelijke rente over de hoofdsom.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde 2] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat hij alleen voor de verfresten op de vloer en de trap verantwoordelijk is. De door EBN hiervoor geraamde kosten van € 2.250,00 (lees: € 2.200,00) wil [gedaagde 2] verrekenen met de nog openstaande factuur van € 2.949,72. Hij ziet af van het vorderen van het verschil in reconventie. Voor de overige door [eisers] gevorderde posten betwist [gedaagde 2] aan [eisers] iets verschuldigd te zijn. Deze posten, zoals het stucwerk, vielen buiten zijn offerte. [eisers] hebben zelf een stukadoor ingeschakeld, die belabberd stucwerk heeft geleverd. [eisers] vorderen eigenlijk dat [gedaagde 2] voor alsnog goed stucwerk betaalt. Verder voert [gedaagde 2] aan dat [eisers] zich alleen baseren op het rapport van EBN. Maar [gedaagde 2] vindt dit rapport niet houdbaar omdat EBN posten heeft aangenomen die buiten de opdracht vallen die door [eisers] aan [gedaagde 2] was verstrekt, EBN zich alleen baseert op informatie van [eisers] , niet duidelijk is of de foto’s door EBN zijn genomen of door [eisers] zijn aangeleverd, niet duidelijk is of inmiddels is hersteld en dat de inhoud van het rapport niet aansluit op de kostenraming.

5.De beoordeling

een opmerking vooraf
5.1.
De kantonrechter stelt vast dat [eisers] in hun dagvaarding onder het kopje ‘feiten en omstandigheden’ hebben gewezen op het rapport van EBN en aldaar de bevindingen en conclusies van EBN verkort hebben weergeven. Onder het kopje ‘vordering’ in de dagvaarding hebben [eisers] weliswaar gesteld dat de EBN de gevorderde schadebedragen heeft begroot, maar in de gronden is niet gesteld op welke concrete punten [gedaagde 2] zou zijn tekortgeschoten. De kantonrechter overweegt dat het op de weg van partijen ligt om feitelijke stellingen te betrekken en niet te volstaan met verwijzingen naar producties. Hoewel het niet van de kantonrechter hoeft niet te worden verwacht dat zij in de productie – het rapport van EBN – gaat grasduinen om erachter te komen wat een partij – [eisers] – bedoelt, heeft de kantonrechter dat in dit geval wel gedaan ter voorkoming van onduidelijkheden over de (omvang van de) geschilpunten. De kantonrechter komt op basis daarvan tot het volgende oordeel.
schade door spuitnevel
5.2.
[eisers] vorderen vervangende schadevergoeding in verband met schade door spuitnevel op de vloer, de trap, het bovenlicht, de deur van de woonkamer, op de ontvanger van de televisie, op diverse apparatuur/meubilair/inventaris en de plinten. [gedaagde 2] erkent dat hij aansprakelijk is voor de schade door spuitnevel op de vloer en de trap. Dit staat dan ook vast tussen partijen en de kantonrechter heeft geen aanleiding hierover anders te oordelen. Verder heeft [gedaagde 2] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende weersproken dat hij de schade door spuitnevel op het bovenlicht, de deur van de woonkamer en de plinten heeft veroorzaakt. [gedaagde 2] wordt daarom aansprakelijk geacht voor deze schade.
5.3.
Wat betreft de door [eisers] gestelde schade door spuitnevel op de ontvanger van de televisie overweegt de kantonrechter dat [eisers] deze schade niet in hun vordering hebben betrokken. Deze schadepost laat de kantonrechter daarom buiten beschouwing.
5.4.
Ten aanzien van de gestelde schade door spuitnevel aan diverse apparatuur/meubilair/inventaris is de kantonrechter met [gedaagde 2] van oordeel dat [eisers] deze schade niet hebben onderbouwd. En ook uit het rapport van EBN blijkt niet waarop die schade is gebaseerd. Foto’s van deze schade ontbreken namelijk. De gestelde schade door spuitnevel aan diverse apparatuur/meubilair/inventaris wordt daarom bij gebreke aan feitelijke onderbouwing afgewezen.
5.5.
Vast staat dat [gedaagde 2] niet tot herstel van de schade aan de vloer, de trap, het bovenlicht, de deur van de woonkamer en de plinten is overgegaan, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld. Dit betekent dat [gedaagde 2] tekort is geschoten in zijn verplichtingen om tot herstel over te gaan, dat hij in verzuim is geraakt en dat de in dit verband gevorderde herstelkosten daarom in beginsel voor toewijzing in aanmerking komen.
5.6.
De herstelkosten voor de hiervoor onder 5.5. genoemde posten heeft EBN begroot op € 625,00 voor de vloer, € 1.575,00 voor de trap, € 125,00 voor het vervangen van het bovenlicht, € 210,00 voor het reinigen van de deur en € 200,00 voor de plinten (deze post staat onder punt 3 van de kostenraming van EBN). Deze bedragen komen de kantonrechter niet onredelijk voor. Daarbij heeft [gedaagde 2] (de hoogte van) deze bedragen op zichzelf niet weersproken. [gedaagde 2] voert nog aan dat het hem niet duidelijk is waarom het bovenlicht moet worden vervangen terwijl de deur kan worden gereinigd. Maar volgens EBN is het vervangen van het bovenlicht voordeliger dan het reinigen. De kantonrechter heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. [gedaagde 2] is hiermee niet tekort gedaan.
5.7.
De door EBN berekende percentages voor algemene (bouwplaats)kosten, winst en risico en Car worden niet meegerekend, omdat deze niet zijn onderbouwd. Deze posten zal de kantonrechter daarom afwijzen. De btw als zodanig wordt wel toegewezen. Niet in geschil is dat [eisers] deze is verschuldigd. Voor schoonmaakwerkzaamheden en schilderwerk geldt echter het verlaagd btw tarief van 9%.
5.8.
De kantonrechter concludeert dan ook dat de vordering van [eisers] tot vervangende schadevergoeding in verband met de schade door spuitnevel wordt toegewezen tot een bedrag van:
schoonmaken van vloer € 625,00 x 1,09% = € 681,25
herstellen van de trap € 1.575,00 x 1,21% = € 1.905,75
bovenlicht vervangen € 125,00 x 1,21% = € 151,25
schoonmaken deur € 210,00 x 1,09% = € 228,90
schilderen plinten € 200,00 x 1,09% = € 218,00
------------
totaal € 3.185,15 inclusief btw.
schade door tekortkomingen
5.9.
De tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde 2] , waarvan volgens [eisers] sprake is, worden opgesomd in het door [eisers] in geding gebrachte rapport van EBN.
5.10.
[eisers] stellen dat de door [gedaagde 2] verrichte werkzaamheden aan de wanden gebreken vertonen en dat [gedaagde 2] daarom tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting om goed en deugdelijk werk te verrichten. De kantonrechter leidt uit het rapport van EBN af dat de gestelde tekortkomingen aan de wanden met name het gevolg zijn van het feit dat de wanden niet vlak en glad zijn afgewerkt. De vraag is of [gedaagde 2] hiervoor verantwoordelijk is. [gedaagde 2] meent van niet omdat hij heeft gedaan wat is afgesproken en het herstel van het stucwerk geen onderdeel van de offerte was. De kantonrechter volgt [gedaagde 2] hierin en overweegt daartoe als volgt.
5.11.
[gedaagde 2] heeft gemotiveerd uiteen gezet dat, voordat hij met de opdracht startte, de stukadoor door [eisers] was weggestuurd en dat deze stukadoor zijn werk niet goed heeft gedaan onder meer omdat de laatste egalisatielaag niet was aangebracht. [gedaagde 2] heeft ter zitting toegelicht dat hij [eisers] erop heeft gewezen dat deze situatie gevolgen zou hebben voor de kwaliteit van het werk. Dit betoog vindt steun in de e-mails van [gedaagde 2] aan [eisers] van oktober en november 2021. Ook in het EBN rapport staat als commentaar van [gedaagde 2] uitgebreid toegelicht dat en hoe, hij [eisers] bij het opnemen van het werk heeft gewaarschuwd dat het slechte stucwerk de kwaliteit van zijn schilderwerk negatief zou beïnvloeden en dat het nooit ‘een 10’ zou worden. Tegenover deze gemotiveerde en gedocumenteerde uiteenzetting kunnen [eisers] niet volstaan met de blote stelling dat [gedaagde 2] niet heeft voldaan aan zijn waarschuwingsplicht. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van de verklaringen van [gedaagde 2] op dit punt. Naar het oordeel van de kantonrechter moet het onderdeel ‘het machinaal vlakschuren en repareren van de wanden en de plafonds’ in de offerte van [gedaagde 2] dan ook in het licht van de verklaringen van [gedaagde 2] worden bezien. Ook moest het voor [eisers] na het horen van de waarschuwing van [gedaagde 2] voldoende duidelijk zijn dat, als zij het stucwerk niet door een stukadoor zouden laten herstellen, het risico bestond dat het schilderwerk geen ‘10’ zou worden. [eisers] hebben onvoldoende gesteld voor een andersluidend oordeel. Daarbij wordt betrokken dat [gedaagde 2] voor dit onderdeel van het werk een bedrag van € 366,24 inclusief btw in rekening heeft gebracht. In verhouding tot de omvang van de wanden (en de plafonds) hebben [eisers] redelijkerwijs niet kunnen verwachten dat ‘het machinaal vlakschuren en repareren van de wanden en de plafonds’ voor dit bedrag een algehele herstel van het onvoldoende afgewerkte stucwerk inhield. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom af.
5.12.
Wat betreft de door [eisers] gestelde tekortkoming aan het plafond is in het rapport van EBN opgenomen dat [gedaagde 2] het gat in het plafond (van de voormalige afzuiging) van de voormalige keuken heeft dichtgemaakt en dat deze reparatie zich duidelijk aftekent. Ten bewijze van deze tekortkoming is het rapport van EBN een foto opgenomen. In de kostenraming onder punt 2 heeft EBN gesteld dat 17m² aan eetkamerplafond vlak en glad moet worden gemaakt, in de voorstrijk moet en moet worden gesaust. De kantonrechter is met [gedaagde 2] van oordeel dat de inhoud van het rapport op dit punt niet aansluit op de kostenraming. Want in het rapport van EBN wordt niet onderbouwd waarom 17m² plafond moet worden hersteld en waarom niet kan worden volstaan met het vlak en glad maken, het voorstrijken en sausen van de aanzienlijk veel kleinere aangetaste plek. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom ook af.
5.13.
De post ‘plafond plinten dekkend afwerken inclusief voorbehandelen’ van € 200,00 wijst de kantonrechter wel toe. Op de foto’s in het rapport van EBN is op afdoende wijze te zien dat deze plinten niet dekkend zijn geschilderd. Daarmee is de tekortkoming voldoende onderbouwd. Verder weegt mee dat [gedaagde 2] deze tekortkoming niet voldoende gemotiveerd heeft betwist en dat vast staat dat hij niet tot herstel is overgegaan en daarom in verzuim is.
5.14.
Ook vorderen [eisers] vervangende schadevergoeding van € 650,00 voor het schuren en aflakken van vijf kozijnen. De kantonrechter is met [gedaagde 2] van oordeel dat de inhoud van het rapport van EBN ook op deze punten niet aansluit bij de kostenraming. Ten aanzien van de kozijnen staat in het rapport van EBN slechts dat de binnenzijde van de buitenkozijnen volgens de offerte van [gedaagde 2] zouden worden gespoten en dat zij uiteindelijk zijn geschilderd met de kwast. Dat [gedaagde 2] op dit punt geen goed en deugdelijk werk heeft afgeleverd, blijkt niet. Ook zijn er geen foto’s overgelegd die dit standpunt ondersteunen. Gelet hierop wijst de kantonrechter de vordering op dit punt af.
5.15.
Hetzelfde overweegt de kantonrechter ten aanzien van de gevorderde vervangende schadevergoeding van € 225,00 voor het schuren en aflakken van twee deuren. In het rapport van EBN gaat het over de sponningen van een deur en hiervan is een foto overgelegd. Dit verklaart de gevorderde post echter niet. Voor zover deze post ziet op het omkanten van de deur, dan is de kantonrechter met [gedaagde 2] van oordeel dat iedere onderbouwing daarvan ontbreekt. Gelet op het bovenstaande wordt deze post eveneens afgewezen.
5.16.
Anders overweegt de kantonrechter ten aanzien van de post die ziet om het bijwerken van de kozijnen ten bedrage van € 125,00. In het rapport van EBN staat dat bij enkele draaiende delen is te zien dat deze te vroeg zijn gesloten of te laat zijn geschilderd en dat door de drogende verf een raam niet meer kon worden geopend en de verf beschadigd is. Ter onderbouwing van deze schade zijn foto’s overgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde 2] niet voldoende gemotiveerd betwist dat hij hiervoor aansprakelijk is, dat hij ondanks de geboden gelegenheid niet tot herstel is overgegaan en in verzuim is. Dit deel van de vordering wijst de kantonrechter daarom toe.
5.17.
[eisers] vorderen vervangende schadevergoeding van € 75,00 voor het dekkend schilderen van de trapleuningen. De kantonrechter gaat hier niet in mee. In het rapport van EBN staat dat de verf van de leuning is beschadigd, terwijl het standpunt van [gedaagde 2] dat hij de trapleuningen zonder beschadigingen heeft afgeleverd, niet is betwist. Gelet hierop kan niet staande worden gehouden dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor deze schade. Dat EBN in reactie op het standpunt van [gedaagde 2] meent dat voor een slijtgevoelige plek als een leuning geschikte verf moet worden gebruikt en dat na zo’n korte tijd niet al deze slijtageplekken zichtbaar mogen zijn, doet aan dit oordeel niet af. Slijtage is immers iets anders dan een beschadiging, zodat deze reactie van EBN, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet is te rijmen met de eerdere bevindingen van EBN.
5.18.
De door [eisers] gevorderde vervangende schadevergoeding onder punt 4 van de kostenraming van EBN wijst de kantonrechter eveneens af. Gelet op de posten die worden toegewezen – voornamelijk schoonmaakwerkzaamheden en het schuren en bijwerken van de plinten en het bijwerken van de kozijnen – ziet de kantonrechter geen reden voor [eisers] om de woning te ontruimen en een week in een vakantiepark te verblijven. Verder mag worden verondersteld, zoals EBN ook doet in haar rapport op pagina 18, dat afplakken/beschermen onderdeel zijn van het algehele schilderwerk en dat het geen aparte post behoort te zijn. Deze kosten worden dan ook geacht te zijn begrepen in de toegewezen posten. Hetzelfde overweegt de kantonrechter ten aanzien van de schoonmaakkosten die zijn genoemd onder punt 4 van de kostenraming.
5.19.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 5.7. is overwogen wijst de kantonrechter de door EBN berekende percentages voor algemene (bouwplaats)kosten, winst en risico en Car af en de btw toe.
5.20.
De kantonrechter concludeert dan ook dat de vordering van [eisers] tot vervangende schadevergoeding in verband met de tekortkoming in de nakoming door [gedaagde 2] bij zijn schilderwerkzaamheden tot wordt toegewezen tot een bedrag van:
het afwerken van de plafondplinten € 200,00 x 1,09% = € 218,00
het bijwerken van de kozijnen € 125,00 x 1,09% = € 136,25
------------
totaal € 354,25 inclusief btw.
tussenconclusie
5.21.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde 2] gehouden is een bedrag van € 3.539,40 inclusief btw (€ 3.185,15 + € 354,25) aan vervangende schadevergoeding te betalen.
het beroep op verrekening
5.22.
Vast staat dat [eisers] de eindfactuur van [gedaagde 2] ten bedrag van € 2.949,72 inclusief btw niet hebben betaald. [gedaagde 2] doet in dit kader een beroep op verrekening van het schadebedrag met zijn factuur. [eisers] menen dat [gedaagde 2] geen vordering op hen meer toekomt omdat de oorspronkelijke verbintenis door de keuze voor vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW teniet is gegaan. Dit standpunt vindt geen steun in het recht. In geval de in schadevergoeding omgezette verbintenis voortvloeit uit een wederkerige overeenkomst, waarvan in dit geval sprake is, dan blijft de schuldeiser – [eisers] – namelijk zijn tegenprestatie verschuldigd. De kantonrechter concludeert dan ook dat het beroep op verrekening door [gedaagde 2] slaagt. Dit betekent dat [gedaagde 2] na verrekening aan [eisers] een bedrag van € 589,68 inclusief btw (€ 3.539,40 - € 2.949,72) moet betalen.
de wettelijke rente
5.23.
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 22 maart 2023. Dit is de dag waarop de termijn verliep van de in de brief van 8 maart 2023 aangezegde termijn van twee weken voor herstel van de schade en de gebreken aan de werkzaamheden.
de buitengerechtelijke kosten
5.24.
[eisers] maken aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 928,48. De kantonrechter stelt vast dat [eisers] voldoende hebben gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, zodat zij recht hebben op een vergoeding hiervan. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijk tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag. Dat komt neer op € 88,45.
de kosten voor het inschakelen van EBN
5.25.
[eisers] vorderen de kosten van EBN van in totaal € 1.210,00 inclusief btw bij wijze van vermogensschade op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het gevorderde bedrag niet in zijn totaliteit worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, gelet op de omvang van die kosten in verhouding tot het bedrag aan schadevergoeding dat zal worden toegewezen. Een aanzienlijk deel van de door EBN onderzochte punten, waarvan de kosten in haar facturen zijn begrepen, leidt immers niet tot toewijzing van de aan die punten gekoppelde vorderingen van [eisers] , omdat [gedaagde 2] op die punten niet aansprakelijk is. De kantonrechter zal daarom de kosten van EBN naar redelijkheid voor een kwart toewijzen. Dit komt neer op € 302,50 inclusief btw.
de proceskosten
5.26.
Omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eisers] hoofdelijk – waarbij betaling aan de één als bevrijdend aan de ander geschiedt – van € 892,18 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding en kosten voor het inschakelen van de deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 589,68 inclusief btw vanaf 22 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan [eisers] hoofdelijk – waarbij betaling aan de één als bevrijdend aan de ander geschiedt – van € 88,45 aan buitengerechtelijke kosten;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter