ECLI:NL:RBNHO:2024:7316

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
10476640 \ CV EXPL 23-2616
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van vertraging van vlucht door AirHelp tegen Transavia Airlines

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V., vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 14 april 2023, naar aanleiding van een vlucht van Rotterdam The Hague Airport naar Costa Brava Airport Girona op 29 september 2022, die meer dan drie uur vertraging opliep. De passagiers hebben hun vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen, die vervolgens compensatie heeft gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan, met als argument dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vertraging inderdaad veroorzaakt is door buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat het niet mogelijk was om de vertraging te voorkomen, aangezien bij een staking niet te voorspellen is welke vluchten getroffen worden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vlucht zo spoedig mogelijk uit te voeren. Daarom wordt de vordering van AirHelp afgewezen.

De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder, aangezien AirHelp ongelijk krijgt. De kantonrechter heeft de kosten vastgesteld op € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en € 102,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 3 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10476640 \ CV EXPL 23-2616
Uitspraakdatum: 3 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L. Kloot

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 14 april 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Rotterdam The Hague Airport naar Costa Brava Airport Girona (Italië) op 29 september 2022 met vlucht HV5067, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben hun eventuele vorderingsrecht aan Airhelp overgedragen.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vluchtdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Airhelp heeft niet betwist dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, zodat de kantonrechter daarvan uit zal gaan. De vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.3.
De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk was om op de vertraging van de vlucht te anticiperen. Bij een staking van de luchtverkeersleiding, zoals in dit geval, is immers niet te voorspellen welke vluchten er geraakt gaan worden. Bovendien worden slotberichten afgegeven aan vluchtnummers, en niet aan specifieke toestellen. Een reservetoestel zou dan ook aan dezelfde beperkingen onderhevig zijn geweest. De vervoerder heeft alle redelijke maatregelen genomen door de vlucht zo spoedig mogelijk uit te voeren, namelijk toen de luchtverkeersleiding dit toeliet. Gelet op het voorgaande zal de vordering van Airhelp worden afgewezen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Airhelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter