In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V., vertegenwoordigd door mr. L. Kloot, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 14 april 2023, naar aanleiding van een vlucht van Rotterdam The Hague Airport naar Costa Brava Airport Girona op 29 september 2022, die meer dan drie uur vertraging opliep. De passagiers hebben hun vorderingsrecht aan AirHelp overgedragen, die vervolgens compensatie heeft gevorderd op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan, met als argument dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vertraging inderdaad veroorzaakt is door buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat het niet mogelijk was om de vertraging te voorkomen, aangezien bij een staking niet te voorspellen is welke vluchten getroffen worden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vlucht zo spoedig mogelijk uit te voeren. Daarom wordt de vordering van AirHelp afgewezen.
De proceskosten worden toegewezen aan de vervoerder, aangezien AirHelp ongelijk krijgt. De kantonrechter heeft de kosten vastgesteld op € 408,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en € 102,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 3 juli 2024.