ECLI:NL:RBNHO:2024:7326

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
11125049 \ VV EXPL 24-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning wegens tekortkomingen in de huurovereenkomst en overlast

Op 18 juli 2024 heeft de kantonrechter in kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen twee eisers en een gedaagde, die niet verschenen was. De eisers, vertegenwoordigd door mr. M.J. Drijftholt, hebben de gedaagde op 3 juli 2024 gedagvaard. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 juli 2024, maar de gedaagde was niet aanwezig, waardoor verstek werd verleend. De eisers vorderden ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, die al drie jaar overlast veroorzaakte en in gebreke bleef met het betalen van huur. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, zowel door huurachterstand als door het veroorzaken van overlast voor medehuurders. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de gedaagde om de woning te verlaten. De gevorderde machtiging voor de eisers om zelf de ontruiming te bewerkstelligen werd afgewezen, omdat dit niet in overeenstemming is met de wet. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op €902,38, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11125049 \ VV EXPL 24-40
Uitspraakdatum: 18 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:

1.[eiser 1]

wonende te [plaats 1]
2. [eiser 2]
wonende te [plaats 1]
eisers
verder te noemen: [eisers]
gemachtigde: mr. M.J. Drijftholt
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 1]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[eisers] hebben [gedaagde] op 3 juli 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juli 2024. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen [gedaagde] is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eisers] ter toelichting van hun standpunt naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eisers] bij e-mail van 10 juli 2024 nog stukken toegezonden.

2.De vordering

2.1.
[eisers] vorderen, samengevat, dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening:
  • [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde met de aanwezige inventaris binnen zeven dagen na betekening van het vonnis onder afgifte van de sleutels en daarmee het gehuurde ter vrije beschikking van [eisers] te stellen;
  • [eisers] te machtigen om, indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke blijft, deze te bewerkstelligen door inzet van een deurwaarder (op kosten van [gedaagde] );
  • [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] van hen een kamer huurt op het [adres] te [plaats 1] . Daartoe heeft hij op 5 november 2009 een huurovereenkomst gesloten met de rechtsvoorganger van [eisers] . [gedaagde] schiet tekort in de nakoming van de verplichtingen uit deze huurovereenkomst, omdat hij al drie jaar lang hinder en overlast veroorzaakt. Hiermee handelt hij in strijd met artikel 11 van de huurovereenkomst en het goed huurderschap. Uit verklaringen van medehuurders van het pand blijkt dat [gedaagde] structureel hard schreeuwt, zijn medehuurders bedreigt en agressief is. Ook gooit [gedaagde] onder meer brandende voorwerpen uit zijn raam en verwaarloost en vervuilt hij het gehuurde. [gedaagde] verzamelt veel spullen in het gehuurde en hierdoor ontstaat brandgevaar. Dit gedrag van [gedaagde] leidt ertoe dat de medehuurders in het pand zich onveilig voelen. [gedaagde] is al meermaals meegenomen door het crisisteam. Ook op 8 mei 2024 is [gedaagde] , met interventie van de politie, meegenomen door het crisisteam en ondergebracht bij Parnassia Noord-Holland. Zijn gedrag zorgt niet alleen voor onveilige situaties voor zijn medebewoners, maar ook doen zij er alles aan om hem te ontlopen, omdat ze zich niet veilig voelen. Eén van de bewoners is al verhuisd en een andere bewoner wil door deze situatie verhuizen. De situatie is onhoudbaar geworden, omdat [gedaagde] niet alleen een gevaar is voor zichzelf, maar ook voor de andere huurders. Daarbij komt dat [gedaagde] zich op 27 mei 2024 heeft ontslagen uit Parnassia en nu dus weer thuis woont. Naast het voorgaande is een huurachterstand onstaan, doordat [gedaagde] sinds april 2024 de huur niet meer heeft betaald. Op dit moment heeft hij vier maanden geen huur betaald (april, mei, juni en juli 2024), zodat ook hierdoor [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de vordering tot ontruiming van het gehuurde toewijzen, omdat deze naar haar aard spoedeisend is en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De door [eisers] gestelde tekortkomingen van [gedaagde] in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst (de huurachterstand en het veroorzaken van overlast) rechtvaardigen toewijzing van de vordering tot ontruiming van het gehuurde. De ontruimingstermijn zal - om [gedaagde] voldoende gelegenheid te bieden zijn kamer te ontruimen - worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
De gevorderde machtiging aan [eisers] om deze ontruiming zo nodig zelf te bewerkstelligen, wordt afgewezen. Artikel 556 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Deze heeft geen rechterlijke machtiging nodig om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij reeds aan artikel 557 juncto artikel 444 Rv. De gevorderde ontruimingskosten worden ook afgewezen, omdat met de ontruiming gemoeide kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, hetgeen niet op voorhand kan worden beoordeeld.
3.3.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief de nakosten), omdat hij ongelijk krijgt. De wettelijke rente over de proceskosten is als gevorderd toewijsbaar.

4.De beslissing

De kantonrechter :
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om de gehuurde kamer aan het [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis onder afgifte van de sleutels te ontruimen en daarmee het gehuurde ter vrije beschikking van [eisers] te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eisers] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 137,38
griffierecht € 87,00
salaris gemachtigde € 543,00
nakosten € 135,00
totaal € 902,38,
te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen veertien dagen betekening van het te wijzen vonnis tot de dag der algehele voldoening;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de gevorderde voorziening voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter