ECLI:NL:RBNHO:2024:7423
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de toekenning van arbeidskorting bij definitieve aanslag inkomstenbelasting na voorlopige aanslag
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over de definitieve aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2021. Eiser ontving een voorlopige aanslag waarin rekening was gehouden met de arbeidskorting, maar bij de definitieve aanslag werd deze korting niet toegepast. Eiser doet een beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat hij meent dat de voorlopige aanslag hem recht gaf op de arbeidskorting. De rechtbank oordeelt dat de voorlopige aanslag niet het vertrouwen wekte dat de arbeidskorting van toepassing was, aangezien eiser zelf verklaarde dat hij wist dat hij geen recht had op deze korting. De rechtbank wijst het beroep van eiser af, omdat er geen feiten zijn die erop wijzen dat de aanslag in strijd met de wet is vastgesteld. Eiser had de uitkering van het UWV niet correct aangegeven in zijn aangifte, wat leidde tot de onterechte toepassing van de arbeidskorting in de voorlopige aanslag. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst niet onzorgvuldig heeft gehandeld en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af.