In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2024 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2015 tot en met 2021. Eiser heeft aanslagen opgelegd gekregen voor deze jaren, waarbij verliezen uit werk en woning zijn verrekend. De rechtbank oordeelt dat eiser over de jaren 2015 en 2020 geen IB verschuldigd is, maar dat het beroep voor het jaar 2021 niet tijdig is ingediend, waardoor het niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep voor de jaren 2015 tot en met 2020, aangezien hij geen IB verschuldigd is. Eiser heeft daarnaast een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.