ECLI:NL:RBNHO:2024:7575
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad in internationaal privaatrechtelijke context
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres gevestigd in Duitsland en een gedaagde woonachtig in Nederland. De eiseres vorderde een schadevergoeding van € 1.380,35 van de gedaagde, die tijdens zijn verblijf in het hotel van de eiseres met geweld een hotelkamerdeur had geforceerd, waardoor schade aan de deur was ontstaan. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 30 mei 2024 de eiseres in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht, gezien het internationale karakter van de zaak.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van artikel 4 van de Europese Verordening nr. 1215/2012, omdat de gedaagde in Nederland woont. Tevens is geoordeeld dat het Nederlandse recht van toepassing is, ondanks dat de schade in Duitsland is ontstaan, omdat de onrechtmatige daad is gepleegd door een Nederlandse staatsburger. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres, die niet door de gedaagde is betwist, toegewezen, met uitzondering van de gevorderde rente die te hoog was berekend. De kantonrechter heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 1.353,45, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 747,54. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van internationaal privaatrecht en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in grensoverschrijdende geschillen.