In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. B. Voogd, gaat het om een burenconflict tussen twee partijen die aan elkaar grenzende percelen bezitten. De eiser, eigenaar van een perceel sinds 2013, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die sinds 2001 eigenaar is van het aangrenzende perceel. De eiser vordert de verwijdering van een grote conifeer op het perceel van de gedaagde, die volgens hem onrechtmatige hinder veroorzaakt door het wegnemen van zonlicht uit zijn tuin en woning. De gedaagde heeft de vordering betwist en stelt dat deze is verjaard, aangezien de coniferen al lange tijd aanwezig zijn. De kantonrechter heeft op 20 maart 2024 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat de vordering tot verwijdering van de grote conifeer wordt toegewezen, omdat deze inderdaad onrechtmatige hinder veroorzaakt. De gedaagde moet de conifeer voor 1 mei 2024 verwijderen, op straffe van een dwangsom. De vordering van de eiser met betrekking tot de kleinere coniferen wordt afgewezen, omdat er geen onrechtmatige hinder is aangetoond. Daarnaast is er een tegenvordering van de gedaagde, die de eiser verzoekt om een haagbeuk te verwijderen die zich in de verboden zone bevindt. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, evenals de vordering tot het verwijderen van overhangende takken van een eik op het perceel van de eiser. Beide partijen zijn veroordeeld tot het dragen van hun eigen proceskosten.