In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. De verzoeker, die kwetsbaar is en zijn financiële zaken niet zelf kan behartigen, heeft verzocht om het bewind dat op 15 maart 2023 was ingesteld, op te heffen. De verzoeker stelt dat hij een professionele budgetbeheerder heeft gevonden en dat hij zijn broer, die momenteel als bewindvoerder optreedt, wil vervangen. Hij geeft aan dat hij geen inzicht heeft in zijn financiën en dat zijn plannen om naar Thailand te verhuizen worden tegengehouden door de bewindvoerder.
De bewindvoerder heeft echter verweer gevoerd en aangegeven dat hij al 25 jaar de financiën van de verzoeker beheert. Hij wijst op de kwetsbaarheid van de verzoeker, die problemen heeft met gokken en een bijstandsuitkering ontvangt die niet toereikend is voor zijn hypotheek en dagelijkse kosten. De bewindvoerder vreest dat als het bewind wordt opgeheven, de verzoeker in ernstige financiële problemen zal komen, gezien zijn gebrek aan inzicht en ervaring in het zelf beheren van zijn financiën.
De kantonrechter heeft beoordeeld of de grondslag voor de onderbewindstelling is komen te vervallen. De verzoeker heeft niet aangetoond dat hij in staat is om zijn financiële belangen zelf te behartigen. De kantonrechter concludeert dat de noodzaak voor bewind nog steeds aanwezig is en wijst het verzoek tot opheffing van het bewind af. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.