ECLI:NL:RBNHO:2024:7669

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10838842 BM VERZ 23-3102
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind wegens gebrek aan medewerking en bedreigend gedrag van verzoeker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. Het verzoek is ingediend door de betrokkene, die stelt in staat te zijn haar vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De bewindvoerder, B. Haarms-Moonen, heeft echter aangegeven dat de situatie is verslechterd en dat verzoeker zich bedreigend opstelt. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende ingediende stukken en heeft op 10 juni 2024 een mondelinge behandeling gehouden. Tijdens deze behandeling was de bewindvoerder afwezig vanwege het onvoorspelbare gedrag van verzoeker. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de grondslag voor het bewind niet is vervallen, de voortzetting van het bewind niet meer mogelijk is. Dit is voornamelijk te wijten aan het gebrek aan medewerking van verzoeker en haar bedreigende houding. De kantonrechter heeft daarom besloten het bewind op te heffen, met ingang van twee weken na de uitspraak. Tevens is de beloning voor de bewindvoerder vastgesteld op € 233,00 exclusief btw. Alle overige verzoeken van verzoeker zijn niet aan de orde gekomen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 10838842 BM VERZ 23-3102 sc
Uitspraakdatum: 25 juni 2024

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
B. Haarms-Moonen, h.o.d.n. NovaLuta,
gevestigd te Alkmaar.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 11 december 2023;
  • een aanvulling op het verzoek, ter griffie ingekomen op 18 december 2023;
  • de brief van verzoeker, ter griffie ingekomen op 28 december 2023;
  • de reactie van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 28 december 2023;
  • de reactie van verzoeker met bijlagen, ter griffie ingekomen op 22 maart 2024;
  • de brief van verzoeker, ter griffie ingekomen op 27 mei 2024.
Op 10 juni 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
De bewindvoerder heeft aangegeven niet bij de behandeling van het onderhavige verzoek aanwezig te zijn vanwege het onvoorspelbare gedrag van verzoeker.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 16 september 2022 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren op grond van haar geestelijke of lichamelijke toestand.
Verzoeker stelt, zo begrijpt de kantonrechter, dat zij in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. Hiernaast heeft zij zich tot de kantonrechter gericht met een verzoek om haar dossier te vernietigen bij een advocaat, bij Khonraad en bij het CBR, de GGZ en de politie. Ten slotte vraagt zij om haar verzoek tot opheffing van het bewind te laten behandelen door een strafrechter in plaats van een kantonrechter omdat de kantonrechter bij de instelling van het bewind vooringenomen was en verkeerd was ingelicht door de GGD.
De bewindvoerder voert aan dat het bewind eerst goed verliep, maar doordat de zorgmachtiging en de hulpverlening zijn opgeheven en verzoeker niet meer wordt begeleid, het voor de bewindvoerder onmogelijk is geworden om de werkzaamheden naar behoren uit te voeren. De bewindvoerder voert ook aan dat verzoeker steeds bozer en bedreigender wordt richting haar en haar kantoor. Volgens de bewindvoerder beschuldigt verzoeker de bewindvoerder van onrechtmatige praktijken en verzoekt zij bij elk contact met de bewindvoerder om beëindiging van het bewind.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de grondslag voor bewind op zich niet komen te vervallen. Echter, gelet op de stukken en de mondelinge behandeling, is de kantonrechter van oordeel dat voortzetting van het bewind niet meer mogelijk is omdat betrokkene hieraan geen medewerking verleent en zich bedreigend naar de bewindvoerder opstelt. De kantonrechter zal het bewind daarom opheffen.
Alle overige verzoeken van verzoeker kunnen niet aan de orde komen bij de behandeling van het onderhavige verzoek.

beslissing

De kantonrechter:
  • heft op, met ingang van twee weken na heden, het bij beschikking van
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt vast dat de beloning die de bewindvoerder eenmalig voor de werkzaamheden betreffende het opmaken van de eindrekening en verantwoording in rekening mag brengen (thans) € 233,00 (exclusief btw) bedraagt;
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter