ECLI:NL:RBNHO:2024:7842

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
11024054 BM VERZ 24-632
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens aanhoudende noodzaak en gebrek aan ziektebesef

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van betrokkene, die lijdt aan een chronische psychiatrische stoornis. Het verzoek is ingediend door de bewindvoerder, die stelt dat betrokkene, ondanks zijn geestelijke toestand, in staat zou zijn om zijn financiële zaken zelfstandig te behartigen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestaat, gezien het gebrek aan ziektebesef en inzicht bij betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juli 2024 is naar voren gekomen dat betrokkene in het verleden financiële problemen heeft gehad die voortkwamen uit zijn psychiatrische aandoening, en dat hij recentelijk weer psychisch ontregeld is geraakt.

De kantonrechter heeft de argumenten van de bewindvoerder en de medebewindvoerder, evenals de zorgen van de familieleden van betrokkene, in overweging genomen. Ondanks de huidige financiële stabiliteit van betrokkene, die volgens de bewindvoerder te danken is aan het bewind, is de kantonrechter van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat betrokkene in staat is om zijn financiële belangen zelfstandig te behartigen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor het bewind nog steeds aanwezig zijn, en heeft daarom het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 11024054 BM VERZ 24-632 sc
Uitspraakdatum: 30 juli 2024

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[bewindvoerder] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: bewindvoerder,
in het bewind van:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] , op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie de medebewindvoerder is:
[medebewindvoerder] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 28 maart 2024;
  • de reactie op het verzoek van de belanghebbenden, ter griffie ingekomen op
  • de reactie van de medebewindvoerder, ter griffie ingekomen op 11 april 2024;
  • de akkoordverklaring van de betrokkene, ter griffie ingekomen op 15 april 2024.
Op 11 juli 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 20 juli 2023 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren op grond van zijn geestelijke of lichamelijke toestand.
De bewindvoerder stelt dat hij het verzoek heeft ingediend, maar dat het feitelijk betrokkene is die opheffing van het bewind wenst. Betrokkene is een man met een chronisch psychiatrische stoornis en woont op een afdeling van de [Stichting] te [woonplaats]. In de tijd voordat het bewind werd ingesteld, heeft hij financiële problemen gekend die voortkwamen uit zijn psychiatrische stoornis. Zijn vader was toen in staat deze op te lossen. De verzoeker stelt ook dat betrokkene de laatste tijd aan hem laat zien dat hij goed met geld om kan gaan. Betrokkene zit nu redelijk goed in zijn financiële middelen omdat hij geen eigen bijdrage hoeft te betalen. Als dat straks wel moet, kan de situatie anders worden. De bewindvoerder staat ambivalent tegenover het verzoek, ook omdat hij de kans op wederom een terugval groot acht.
De beide belanghebbenden, de moeder en de stiefvader van betrokkene, begrijpen de behoefte van betrokkene om zelfstandig te zijn op financieel vlak. Het bewind is nog niet zo lang van kracht en het feit dat de financiën momenteel in orde zijn, komt door het bewind. Zij voeren aan dat zij akkoord kunnen gaan met opheffing van het bewind op voorwaarde dat, indien de financiële situatie van betrokkene weer zou verslechteren, de kantonrechter beslist om hem weer onder bewind te stellen.
De medebewindvoerder voert aan dat het opheffingsverzoek te snel na de invoering van het bewind is. Zij voert aan dat het nog te vroeg is voor betrokkene om de verantwoordelijkheid te dragen over zijn geldzaken en als hij over geld kan beschikken, een terugval mogelijk is met grote consequenties. Zijn psychiatrische stoornis blijft een zee met hoge golven en kabbelend water, maar uit respect voor betrokkene gaat de medebewindvoerder akkoord met het verzoek tot opheffing van het bewind.
Betrokkene stelt dat zijn financiële situatie voor de instelling van het bewind in orde was en dat instelling van een bewind niet nodig was. Hij leende wel eens geld van zijn vader, maar betaalde dat later terug. Ook stelt hij dat hij is gestopt met blowen, dat hij elke maand spaart en niet meer uitgeeft dan hij binnenkrijgt.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat betrokkene in staat is om zijn financiële belangen zelf te behartigen en dat de gronden van het bewind nog altijd bestaan. Hiertoe is het volgende redengevend. De verzoeker is vorig jaar op verzoek van de GGZ onder bewind gesteld omdat hij kampt met psychiatrische klachten en last heeft van psychoses. Bij ontregeling onderneemt hij impulsieve acties. Hij geeft geregeld geld weg aan anderen waardoor hij zelf in de financiële problemen komt. Dat de omstandigheden inmiddels dusdanig zijn dat bewind niet langer noodzakelijk is, is niet aannemelijk geworden. Integendeel, betrokkene heeft ter zitting verteld dat hij een zorgmachtiging heeft, schizofrenie heeft, dat hij hiervoor depotmedicijnen krijgt en het niet belangrijk vindt om het depot voort te zetten. De kantonrechter ziet dat het betrokkene aan ziektebesef en ziekte-inzicht ontbreekt. Daarnaast is duidelijk geworden dat betrokkene de afgelopen periode meerdere keren meerdere keren psychisch ontregeld is geraakt met een opname tot gevolg.
Dat een bewind desondanks niet langer noodzakelijk is, is ook niet aannemelijk geworden Dat betrokkene elke maand spaart door niet meer uit te geven dan hij binnenkrijgt, is niet zijn verdienste maar die van de bewindvoerder. Uit respect voor betrokkene gaan de familieleden mee in het verzoek maar zij maken zich zorgen of betrokkene zijn financiële zaken zonder bewind goed kan behartigen, zeker nu er veel meer geld is. De kantonrechter deelt deze zorg en heeft op dit moment geen aanknopingspunten om aan te nemen dat betrokkene zijn financiële zaken zelfstandig kan behartigen.
Gelet op hetgeen hiervoor is vermeld zal de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afwijzen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.C.R.W. VerLoren van Themaat-van der Hoeven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat). OBO