ECLI:NL:RBNHO:2024:8042

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
15/069119-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tijdens overval op winkel met bedreiging en vastbinden van slachtoffers

Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 16 maart 2022 in Alkmaar, waar de verdachte een winkelmanager heeft bedreigd met een hard voorwerp, hem naar de grond heeft geduwd en zijn handen op zijn rug heeft vastgebonden. Een schoonmaker die kort daarna arriveerde, werd ook bedreigd en in een worsteling betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, op basis van DNA-bewijs en getuigenverklaringen, één van de daders was. De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de diefstal met geweld en legde een gevangenisstraf van één jaar op. De rechtbank weegt de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/069119-23 (P)
Uitspraakdatum: 6 augustus 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juli 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J.F. Driessen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. C.T. Pittau, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (merk Samsung A52) met een bruin etuihoesje met inhoud (waaronder een bankpas, een rijbewijs, een pasje voor de golfbaan en/of een geldbedrag van 100 euro) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een voorwerp in de nek van die [benadeelde 1] te drukken en/of
- die [benadeelde 1] ruw op de grond te duwen en/of
- tegen die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen: "Niet naar achter kijken, anders gebeuren er rare dingen" en/of
- de armen van die [benadeelde 1] op ruwe wijze naar zijn rug te bewegen en daarbij de woorden toe te voegen "Handen op je rug, handen op je rug!" en/of
- de handen van die [benadeelde 1] op zijn rug vast te binden en/of
- de net binnengekomen [benadeelde 2] vast te pakken en naar binnen te trekken en/of
- met die [benadeelde 2] in worsteling te raken en/of
- die [benadeelde 2] in het gezicht te trappen en/of
- vervolgens de telefoon en sleutelbos van die [benadeelde 1] van de grond te pakken en het pand te verlaten.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij onder meer aangevoerd dat de DNA-sporen op het bij de plaats delict aangetroffen (deel van een) oordopje, de jas van [benadeelde 2] en de ‘vluchtscooter’ niet per definitie dadersporen zijn. Het DNA-materiaal zit op verplaatsbare objecten en kan bovendien via secundaire overdracht daarop zijn aangebracht. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd over de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op die voorwerpen, kan niet als onaannemelijk terzijde worden geschoven.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Bewijsmotivering
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [benadeelde 1] op 16 maart 2022 rond 7:45 uur aankwam bij de achteringang van Cameraland in Alkmaar. Op het moment dat [benadeelde 1] de achterdeur van de winkel had geopend, kwamen twee personen (hierna: de daders) achter hem aan naar binnen. Deze personen hadden hun gezicht bedekt met kleding. [benadeelde 1] kreeg een hard voorwerp in zijn nek gedrukt en werd binnen tegen de grond geduwd. Kort daarna arriveerde schoonmaker [benadeelde 2] bij de achteringang en belde daar aan. De twee daders openden de deur en probeerden hem vervolgens de winkel in te trekken, maar [benadeelde 2] trok zich terug. Buiten ontstond tussen [benadeelde 2] en één van de daders een worsteling, waarbij die dader aan de jas van [benadeelde 2] trok en die dader muziekoordopjes (“oortjes”) verloor. De daders gingen vervolgens terug naar binnen, pakten de telefoon en sleutelbos van [benadeelde 1], gingen terug naar buiten en reden samen op één scooter weg. Bij de achteringang van Cameraland zijn delen van oortjes aangetroffen. De vluchtscooter is vijf dagen later aangetroffen in een berging.
De jas van [benadeelde 2], de oortjes en de scooter zijn onderzocht. Op elk van deze voorwerpen is DNA-materiaal veiliggesteld. Uit resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat (een deel van) het DNA-materiaal in die bemonsteringen afkomstig kan zijn van de verdachte. De op genoemde voorwerpen verkregen DNA-(meng)profielen zijn meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA-materiaal (mede) afkomstig is van de verdachte dan wanneer het DNA-materiaal afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.
De verklaring van de verdachte
De verdachte ontkent één van de twee daders te zijn geweest. Ter terechtzitting heeft hij onder meer verklaard – kort gezegd – dat hij wel eens oortjes van iemand heeft geleend, gedragen en daarna weer teruggegeven aan de eigenaar. Ook heeft hij handschoenen (de rechtbank begrijpt: handschoenen die werden gedragen door de daders) van hemzelf uitgeleend aan iemand met wie hij in die tijd omging. Op vragen van de rechtbank heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd dat deze persoon [betrokkene] is. Op de betreffende scooter heeft hij wel eens gezeten terwijl deze in de berging stond waar de scooter later ook door de politie is aangetroffen. De verdachte wil verder geen namen noemen van de betrokken personen.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk is en acht deze ongeloofwaardig. De verklaring over de personen aan/van wie de verdachte de voorwerpen zou hebben (uit)geleend is niet concreet en niet verifieerbaar. Met uitzondering van de naam van [betrokkene] heeft de verdachte geen namen genoemd. Hij heeft echter niet verklaard waarom en wanneer het (uit)lenen is gebeurd. Ook komt betekenis toe aan het feit dat de verdachte zijn verklaring pas ter terechtzitting heeft afgelegd en zich tijdens het politieverhoor bij iedere vraag op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Niet valt in te zien waarom hij deze verklaring niet eerder heeft kunnen afleggen.
Conclusies
De rechtbank gaat – gelet op het bovenstaande – ervan uit dat het DNA-materiaal op de jas van [benadeelde 2], de oortjes en de scooter afkomstig is van de verdachte. Ook bestempelt de rechtbank deze sporen als dadersporen van de overval op Cameraland. Gelet op het feit dat er op drie verschillende voorwerpen, die alle drie in direct verband met de overval kunnen worden gebracht, DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte één van de twee daders is geweest en wel de dader die met [benadeelde 2] heeft geworsteld. Daar komt nog bij dat de verdachte qua uiterlijk past in het signalement dat door getuigen is gegeven van één van de daders en in de persoon die op camerabeelden is te zien als verdachte 1.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 16 maart 2022 te Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon (merk Samsung A52) met een bruin etuihoesje met inhoud (waaronder een bankpas, een rijbewijs, een pasje voor de golfbaan en een geldbedrag van 100 euro) en een sleutelbos, die aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een voorwerp in de nek van die [benadeelde 1] te drukken en
- die [benadeelde 1] ruw op de grond te duwen en
- tegen die [benadeelde 1] de woorden toe te voegen: "Niet naar achter kijken, anders gebeuren er rare dingen" en
- de armen van die [benadeelde 1] op ruwe wijze naar zijn rug te bewegen en daarbij de woorden toe te voegen "Handen op je rug, handen op je rug!" en
- de handen van die [benadeelde 1] op zijn rug vast te binden en
- de net binnengekomen [benadeelde 2] vast te pakken en naar binnen te trekken en
- met die [benadeelde 2] in worsteling te raken en
- die [benadeelde 2] in het gezicht te trappen en
- vervolgens de telefoon en sleutelbos van die [benadeelde 1] van de grond te pakken en het pand te verlaten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, in combinatie met een taakstraf voor de duur van 200 uren. De officier van justitie heeft daarbij meegewogen de tijd die is verstreken sinds het feit en het gegeven dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen – aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft gewezen op de toepasselijkheid van artikel 63 Sr, de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het feit, de omstandigheid dat de verdachte op dat moment first offender was en de tijd die is verstreken sinds het feit. Ook heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de strafdoelen generale en speciale preventie met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet worden bereikt.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld (overval). Hij heeft een nietsvermoedende winkelmanager ([benadeelde 1]) bedreigd, van achteren een hard voorwerp in zijn nek geduwd, naar de grond geduwd en met zijn handen op zijn rug vastgebonden. De kort daarna bij de winkel aangekomen schoonmaker ([benadeelde 2]) heeft hij geprobeerd de winkel binnen te trekken, waarna een worsteling ontstond. De verdachte en zijn mededader hebben de telefoon en portemonnee van de manager gepakt en zijn vervolgens samen gevlucht.
Overvallen zijn ernstige strafbare feiten, die heel beangstigend zijn voor de slachtoffers daarvan. Door samen met een ander twee mensen te overvallen, heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij niet stilstaat bij de psychische gevolgen die zijn daden kunnen hebben voor de slachtoffers en dat hij geen respect heeft voor de spullen van anderen. Kennelijk heeft de verdachte zich enkel laten leiden door zijn wens om snel en gemakkelijk aan geld of kostbare voorwerpen te komen. Daar komt bij dat een dergelijk feit gevoelens van angst en onrust kan veroorzaken in de samenleving. Dit geldt in dit geval ook voor buurtbewoners die zijn geconfronteerd met de verdachte en zijn mededader toen zij op de vlucht sloegen en later hebben gehoord van de overval. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen noch spijt of berouw getoond in de richting van de slachtoffers. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
LOVS
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die bij een diefstal met geweld in een winkel uitgaan van een gevangenisstraf van drie jaren. Strafvermeerderende factoren zijn onder meer het plegen van de diefstal in samenwerkingsverband en de professionele wijze waarop een diefstal is voorbereid en uitgevoerd. Deze factoren acht de rechtbank in de onderhavige zaak ook aanwezig.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van de verdachte van 12 juni 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit niet eerder voor vermogensfeiten is veroordeeld. Ook blijkt dat hij in oktober 2022, dus na het plegen van het bewezen verklaarde feit, voor een vermogensfeit is veroordeeld tot een gevangenisstraf en deze tot 15 april 2024 heeft uitgezeten. De situatie als bedoeld in artikel 63 Sr is aan de orde.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte weegt de rechtbank voorts mee, in strafmatigende zin, dat de verdachte pas 19 jaar oud was toen hij het bewezen verklaarde feit pleegde. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voortgangsverslag van de reclassering van 18 juli 2024. Hieruit leidt de rechtbank af dat het reclasseringstoezicht in die zaak op 7 mei 2024 is gestart.
Tijdsverloop
De rechtbank heeft – ondanks dat de redelijke termijn in strafzaken niet is overschreden – in strafmatigende zin acht geslagen op het feit dat het feit inmiddels wat langer geleden is gepleegd.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op het bewezen verklaarde feit niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van het feit en de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd, in dit geval niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Dat de verdachte sinds korte tijd is gestart met het reclasseringstoezicht dat hem in een andere zaak is opgelegd, maakt dit niet anders. De duur van de gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen op één jaar.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
63, 311 en 312 Sr.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
1 (één) jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. G.D. Kleijne en mr. M.A.J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 augustus 2024.