Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
1.De procedure
- de akte overlegging nadere producties van de kant van [gedaagde]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over bestuurdersaansprakelijkheid. De eisers, [eisers], hebben bedrijfsruimten verhuurd aan [bedrijf 1], dat onder leiding staat van [gedaagde], de gedaagde in deze procedure. Na ontbinding van de huurovereenkomsten door de kantonrechter te Amsterdam, hebben de eisers conservatoir beslag gelegd op een vordering van [bedrijf 1] op haar moedermaatschappij, [bedrijf 2]. Dit beslag was bedoeld om de schade van de eisers te dekken, maar in de executiefase bleek het beslag niet te kunnen worden geïnd omdat het bedrag niet meer aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] als bestuurder van [bedrijf 2] een ernstig verwijt treft voor het feit dat de eisers niet in staat waren om het beslagen bedrag te incasseren. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 183.966,73 aan de eisers, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overweegt dat [gedaagde] haar verplichtingen als bestuurder niet naar behoren heeft vervuld, wat leidt tot haar persoonlijke aansprakelijkheid voor de schade die de eisers hebben geleden. De proceskosten worden ook aan [gedaagde] opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.