ECLI:NL:RBNHO:2024:8359

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
11032440 \ CV EXPL 24-2219
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen twee (onder)aannemers over herstelkosten en betalingsverplichtingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Schilderscombinatie.NL B.V. en [gedaagde] B.V. over herstelkosten die voortvloeien uit schilderwerkzaamheden aan een project in Osdorp. Schilderscombinatie had [gedaagde] ingeschakeld als onderaannemer, maar de geleverde werkzaamheden waren gebrekkig en niet tijdig opgeleverd. De hoofdaannemer heeft uiteindelijk de gebreken hersteld en de kosten hiervan in rekening gebracht bij Schilderscombinatie, die deze kosten op haar beurt weer bij [gedaagde] heeft verhaald. Schilderscombinatie vordert betaling van de herstelkosten en terugbetaling van bedragen die onder dwang aan [gedaagde] zijn betaald. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de herstelkosten. De kantonrechter wijst de vorderingen van Schilderscombinatie af, omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn en [gedaagde] al een aanzienlijk deel van de kosten heeft vergoed. De kantonrechter concludeert dat er mondelinge afspraken zijn gemaakt tussen partijen om het dossier te sluiten, wat de vordering van Schilderscombinatie verder ondermijnt. In reconventie vordert [gedaagde] een bedrag van € 554,55 terug, maar ook deze vordering wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11032440 \ CV EXPL 24-2219
Vonnis van 21 augustus 2024
in de zaak van
SCHILDERSCOMBINATIE.NL B.V.,
te Heemstede,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Schilderscombinatie,
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. B.L.A. Bancken.
De zaak in het kort
Schilderscombinatie heeft [gedaagde] ingeschakeld als onderaannemer voor het uitvoeren van schilderwerkzaamheden in een project waarvoor Schilderscombinatie als onderaannemer door een derde is ingeschakeld. [gedaagde] heeft op zijn beurt [bedrijf 1] als zijn onderaannemer ingeschakeld. Schilderscombinatie en [gedaagde] zijn een schriftelijke aannemingsovereenkomst overeengekomen ten aanzien van het schilderen van één blok van 52 woningen. Nadien is de opdracht van de hoofdaannemer aan partijen uitgebreid met nog vier blokken woningen. Omdat het werk gebrekkig en niet tijdig is opgeleverd heeft de hoofdaannemer zelf het schilderwerk hersteld en uitgevoerd. De kosten hiervoor zijn in rekening gebracht bij Schilderscombinatie, die de kosten op haar beurt in rekening heeft gebracht bij [gedaagde]. Schilderscombinatie vordert betaling van de herstelkosten alsmede (terugbetaling) van bedragen die onder dwang zouden zijn betaald aan [gedaagde]. Schilderscombinatie vindt dat hij niet verantwoordelijk is voor de gebreken in het werk van [gedaagde] en [bedrijf 1]. [gedaagde] vindt dat partijen gezamenlijk de herstelkosten moeten vergoeden.
De kantonrechter wijst de vorderingen van Schilderscombinatie af. Vanwege het ontbreken van overzichtelijke en deugdelijke informatie over de opbouw van de vordering van Schilderscombinatie kan de vordering niet worden toegewezen. Bovendien heeft [gedaagde] de herstelkosten al grotendeels aan Schilderscombinatie vergoed en is genoegzaam gebleken dat partijen mondelinge afspraken hebben gemaakt om het dossier te sluiten, waaraan [gedaagde] heeft voldaan. Vanwege de tussen partijen gemaakte afspraken wijst de kantonrechter ook de tegenvordering van [gedaagde] af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024
- de mondelinge behandeling van 30 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Schilderscombinatie is een aannemingsbedrijf en [gedaagde] is een klus- en onderhoudsbedrijf. De heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) en de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) zijn bestuurders van Schilderscombinatie respectievelijk [gedaagde].
2.2.
Schilderscombinatie is in september 2022 ingeschakeld door (hoofd)aannemer [betrokkene 3] duurzaam Schilderwerken (hierna: [betrokkene 3]) voor een project, waarbij Schilderscombinatie zich als onderaannemer heeft verbonden om een woningblok van 52 woningen in Osdorp (hierna: blok 1) te schilderen.
2.3.
Schilderscombinatie heeft op haart beurt [gedaagde] als haar onderaannemer ingeschakeld om de woningen in blok 1 samen te schilderen. Hierbij hebben partijen afgesproken dat Schilderscombinatie twaalf woningen in blok 1 zou schilderen en dat [gedaagde] de overige 40 woningen zou schilderen. Partijen hebben op 21 september 2022 een overeenkomst tot onderaanneming gesloten (hierna: de aannemingsovereenkomst). In die aannemingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

1. Onderaannemer accepteert de opdracht en aanvaardt daarmee de volle verantwoordelijkheid voor het op juiste wijze uitvoeren van de overeengekomen werkzaamheden en de oplevering van het overeengekomen resultaat.
(…)
7. Onderaannemer is, ter vervanging van zijn eigen arbeid, gerechtigd derden in te schakelen bij de uitvoering van de overeengekomen werkzaamheden dan wel de werkzaamheden door derden te laten uitvoeren.
(…)
11. Onderaannemer is zelf verantwoordelijk voor schade die hij jegens derden veroorzaakt.”
2.4.
Na het sluiten van de aannemingsovereenkomst heeft [gedaagde] in overleg met Schilderscombinatie zelf ook een onderaannemer ingeschakeld, namelijk de heer [betrokkene 4] van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]), om samen met [gedaagde] de schilderwerkzaamheden in blok 1 uit te voeren.
2.5.
[betrokkene 3] heeft op enig moment met Schilderscombinatie besproken of partijen ook geïnteresseerd waren in het schilderen van een tweede blok van 32 woningen in Osdorp (hierna: blok 2). Schilderscombinatie en [gedaagde] zijn overeengekomen dat zij dit aanbod van [betrokkene 3] zouden accepteren, waarbij uiteindelijk is afgesproken dat Schilderscombinatie twee woningen uit blok 2 zou schilderen en [gedaagde] met behulp van [bedrijf 1] de overige 30.
2.6.
Nadien heeft Schilderscombinatie aan [betrokkene 3] gevraagd of zij en [gedaagde] ook de woningen in nog drie andere blokken (hierna: blokken 3 t/m 5) mochten schilderen, waarmee [betrokkene 3] mondeling heeft ingestemd. Deze schilderwerkzaamheden zijn gezamenlijk uitgevoerd door Schilderscombinatie, [gedaagde] en [bedrijf 1]. Op enig moment is de eigenaar van [bedrijf 1] gedetineerd geraakt en heeft [gedaagde] ter vervanging schilders van [bedrijf 2] B.V. uit Leiden (hierna: [bedrijf 2]) ingeschakeld.
2.7.
Op enig moment heeft [betrokkene 3] controles uitgevoerd op de door Schilderscombinatie en [gedaagde] opgeleverde schilderwerkzaamheden en heeft [betrokkene 3] geconstateerd dat het werk niet naar behoren was uitgevoerd. [betrokkene 3] heeft partijen toen verzocht de gebreken te herstellen en het schilderwerk deugdelijk af te maken. Omdat [betrokkene 3] het herstelwerk te lang vond duren heeft zij het schilderwerk uiteindelijk zelf uitgevoerd en de gebreken hersteld. Hiervoor heeft [betrokkene 3] een bedrag van € 13.242,- in rekening gebracht bij Schilderscombinatie en dit bedrag in mindering gebracht op de openstaande facturen van Schilderscombinatie. Schilderscombinatie heeft op haar beurt deze kosten in mindering gebracht op openstaande facturen van [gedaagde], die volgens Schilderscombinatie op dat moment € 8.252,- bedroegen. Voor het restant van de herstelkosten heeft Schilderscombinatie een factuur aan [gedaagde] gestuurd.
2.8.
Nadat er tussen partijen discussie is ontstaan over deze factuur en de vraag wie welk deel van de herstelkosten moet betalen zijn Schilderscombinatie en [gedaagde] uiteindelijk overeengekomen dat:
  • De herstelkosten van blok 1 € 4.000,- bedroegen en dat die kosten tussen partijen naar rato verdeeld zouden worden, in die zin dat Schilderscombinatie € 461,53 (12 woningen) en [gedaagde] € 3.538,47 (40 woningen) zou bijdragen;
  • De herstelkosten van blok 2 tot en met 5 € 9.428,- bedroegen en dat die kosten door Schilderscombinatie, [gedaagde] en [bedrijf 1] gezamenlijk gedragen zouden worden maar dat vanwege het gedetineerd zijn van de eigenaar van [bedrijf 1] partijen de kosten bij helfte zouden voorschieten. Dit betekende dat Schilderscombinatie en [gedaagde] beiden € 4.714,-, zouden betalen;
  • [gedaagde] aan Schilderscombinatie een bedrag zou betalen van € 8.252,47.
2.9.
In lijn met deze afspraken heeft Schilderscombinatie een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor € 8.252,47, welk bedrag door Schilderscombinatie is verrekend met nog openstaande facturen van [gedaagde] aan Schilderscombinatie. [gedaagde] heeft deze kosten dus, door middel van verrekening, betaald aan Schilderscombinatie.
2.10.
Op 27 mei 2023 heeft Schilderscombinatie ter bevestiging aan [gedaagde] een e-mail gestuurd waarin hij onder meer schrijft:

Zojuist heb ik het restant overgemaakt verrekening Osdorp op factuur 2023059
Gedeelde kosten blok 2-5
9.428:2 = € 4.717,- ieder.
Plus kosten blok 1 € 4.000 – 461,53 = 3.538,47 ( 461,54 = 12 woningen blok1)
Totaal 4717 + 3.538,47 = 8.252,47
8.252,47is verrekend met openstaande facturen 2023-18-20-50-61-69 = totaal10.308,50
Overgemaakt op factuur 2023059€ 2.056,03
2.11.
Op 2 juni 2023 heeft Schilderscombinatie aan [gedaagde] per e-mail een factuur gestuurd voor [bedrijf 1] van € 4.714,- (de overeengekomen helft van de herstelkosten over blok 2 tot en met 5) en hij schrijft in de begeleidende e-mail onder meer:

Wij hebben nu de onkosten Osdorp samen gedeeld maar deze kosten zullen wel terugbetaald moeten worden zoals afgesproken. [betrokkene 4] dient alle onkosten aan jou terug te betalen jij aan mij. (Boekhoud technisch moet dit namelijk ook kloppen) De factuur heb ik in deze bijlage toegevoegd.”
2.12.
Nadien heeft [betrokkene 2] aan [betrokkene 1] enkele berichten via Whatsapp gestuurd waarin hij onder meer schrijft:

Deze kosten moetten door drie gedeeld worden gabber ik heb mijn deel betaald en je mag het met [betrokkene 1] zelf regelen staat geen boete op vriend
Overleg even met hem hoe je het oplost goed
Heb ik naar [betrokkene 4] gestuurd
Waarop [betrokkene 1] per Whatsapp heeft gereageerd:

Oké thanks
2.13.
Na het maken van deze afspraken zijn Schilderscombinatie en [gedaagde] samen een nieuw project aangegaan in Castricum, waarbij [betrokkene 2] onderaannemer [bedrijf 2] heeft ingeschakeld. In het kader van dit project heeft [gedaagde] verschillende facturen aan Schilderscombinatie gestuurd en heeft Schilderscombinatie zich jegens [bedrijf 2] en [gedaagde] beroepen op verrekening van verschillende bedragen die [gedaagde] volgens Schilderscombinatie nog verschuldigd was. Naar aanleiding daarvan is tussen partijen opnieuw discussie ontstaan over het over en weer al dan niet verschuldigd zijn van gefactureerde bedragen en de mogelijkheid om bedragen met elkaar te verrekenen. Dit hield er tevens mee verband dat [bedrijf 1] haar deel van de kosten van de herstelwerkzaamheden van het project Osdorp niet had betaald. Schilderscombinatie heeft zich naar aanleiding daarvan beroepen op verrekening van het deel van de herstelkosten dat door haar is betaald met openstaande facturen van [gedaagde] aan Schilderscombinatie.
2.14.
In oktober 2023 zijn er twee bekenden van [betrokkene 2] bij de woning van [betrokkene 1] langsgekomen die hem meedeelde dat hij de nog openstaande facturen van [gedaagde] en de verrekende bedragen alsnog moet betalen aan [gedaagde]. [betrokkene 1] en zijn partner hebben deze situatie als bedreigend ervaren en zijn partner heeft naar aanleiding van dit bezoek bij de politie aangifte gedaan van intimidatie. Na dit bezoek en aanschrijvingen van de advocaat van [gedaagde] is Schilderscombinatie overgegaan tot creditering van de factuur voor de helft van de herstelkosten van € 4.714,- (zie: r.o. 2.11) en betaling van € 6.383,28 aan [gedaagde].
2.15.
Op 22 oktober 2023 heeft [betrokkene 1] de advocaat van [gedaagde] per e-mail geïnformeerd dat alle openstaande facturen van [gedaagde] inmiddels zijn betaald en geeft hij aan dat hij het dossier graag zou willen sluiten.
2.16.
Op 27 oktober 2023 heeft [betrokkene 2] per Whatsapp een bericht gestuurd aan [betrokkene 1] waarin hij schrijft:

Beloofd een mooie dag te worden na vandaag kan het boek dicht en nooit meer aan denken
Waarop [betrokkene 1] reageert:

Mogge. Precies! Komt goed vanmiddag doe ik boekhouding.”
2.17.
Nadien heeft Schilderscombinatie aan [gedaagde] op 29 oktober 2023 een factuur gestuurd met een bedrag van € 8.448,- met de omschrijving ‘prijs volgens afspraak’.
2.18.
Op 4 november 2023 hebben [betrokkene 1] en [gedaagde] een persoonlijk gesprek gehad in een pannenkoekenhuis in Heemstede. Daarin hebben beide partijen hun persoonlijke frustraties gedeeld en hebben zij afgesproken dat zij het dossier zouden sluiten
als [bedrijf 1] zijn deel van de herstelkosten voor blok 2 tot en met 5 (zie: r.o. 2.8) zou betalen. In datzelfde gesprek heeft [betrokkene 1] aan [gedaagde] gevraagd om deze afspraak op de mail te zetten en deze aan [bedrijf 1] te sturen.
2.19.
Op 5 november 2023 heeft [gedaagde] een e-mail gestuurd aan Schilderscombinatie met [bedrijf 1] in de cc waarin [betrokkene 2] onder meer schrijft:

Geachte relatie
Hierbij wil ik bevestigen
Dat sc en [gedaagde] inderdaad nu voor allen kosten zijn opgedraaid
Het is nu november
En ben met sc eens dat het nu wel geregeld moet worden boek moet dicht
En het kan niet zo zijn dat ik voor allen kosten moet opdraaien
Ik heb de factuur van sc naar mij bijgevoegd en zal jouw ook een factuur sturen
En zie die graag zsm betaald worden
Zo dat inderdaad het boek dicht kan
Dit duurt nu al tien maanden !!!!!
[bedrijf 1] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.20.
Op 17 november 2023 heeft Schilderscombinatie aan [gedaagde] een factuur gestuurd van € 2.069,- met de omschrijving “foutieve boeking 20-10-23”.
2.21.
Op 20 november 2023 is [gedaagde] aangeschreven door de gemachtigde van Schilderscombinatie en is hij gesommeerd tot betaling van een openstaande vordering van € 12.536,38, zonder dat dit bedrag in de brief nader is gespecificeerd. [gedaagde] heeft per e-mails van 20 en 22 november 2023 richting de gemachtigde gereageerd dat de facturen oninbaar zijn, het al met [betrokkene 1] is opgelost en dat de facturen betaald zijn. Als bijlage bij de e-mail heeft [gedaagde] een berekening van de verschuldigde bedragen en betalingsbewijzen meegestuurd.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Schilderscombinatie vordert – samengevat en na wijziging van eis – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van:
€ 14.652,28 aan hoofdsom te vermeerderen met wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente;
de buitengerechtelijke incassokosten à € 900,36;
de proceskosten; en
e nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Schilderscombinatie, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Schilderscombinatie, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Schilderscombinatie in de kosten van deze procedure te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – samengevat- dat de kantonrechter Schilderscombinatie veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 554,55 te vermeerderen met wettelijke rente en de proceskosten in reconventie.
3.5.
Schilderscombinatie voert verweer. Schilderscombinatie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met veroordeling van Schilderscombinatie in de kosten van deze reconventionele procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
De standpunten van partijen
4.1.
Schilderscombinatie legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] het bedrag van € 14.652,28 onbetaald heeft gelaten, waarmee zij tekortschiet in de nakoming van haar betalingsverplichting, bestaande uit het bijdragen in de herstelkosten voor project Osdorp. In deze procedure vordert zij nakoming van deze betalingsverplichting.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat Schilderscombinatie in de dagvaarding heeft nagelaten het gevorderde bedrag te specificeren of aan te geven hoe dit bedrag is opgebouwd. Zij heeft in productie 14 bij dagvaarding wel een overzicht opgenomen waarvan Schilderscombinatie op zitting heeft gesteld dat op basis daarvan haar vordering kan worden begroot. Hoewel de daarin genoemde bedragen afwijken van de bedragen die door Schilderscombinatie aan [gedaagde] zijn gefactureerd en in de dagvaarding zijn genoemd, blijkt uit het overzicht dat Schilderscombinatie tegenover [gedaagde] aanspraak maakt op:
  • € 3.076,- aan herstelkosten voor blok 1 (40/52e deel van € 4.000,-);
  • € 4.340,- aan herstelkosten voor blok 2 (31/32e deel van € 4.480,-);
  • € 4.248,- aan herstelkosten voor blokken 3 t/m 5 (100%); en
  • € 414,- aan ‘verf’.
In totaal maakt Schilderscombinatie dus aanspraak op € 12.079,- aan herstelkosten voor het project in Osdorp.
4.3.
In hetzelfde overzicht is opgenomen dat Schilderscombinatie hiervan € 8.525,- ‘rechtsmatig heeft ingehouden’ op facturen van [gedaagde] aan Schilderscombinatie, zodat nog een bedrag van € 3.553,- resteert.
4.4.
Ook heeft Schilderscombinatie in het overzicht opgenomen dat hij aanspraak maakt op terugbetaling van drie betalingen omdat hij die onder dreiging van de bekenden van [gedaagde] heeft betaald althans heeft gecrediteerd (zie: r.o. 2.14) van € 4.715,-, € 2.069,- en € 2.295,-. Tot slot blijkt uit het overzicht dat Schilderscombinatie aanspraak maakt op € 2.019,28 vanwege ‘verkeerde boeking’. Ter onderbouwing van deze bedragen heeft Schilderscombinatie als aanvullende productie 18 vier facturen overgelegd, namelijk:
  • Een factuur van [gedaagde] aan Schilderscombinatie d.d. 18 oktober 2023 met de omschrijving “Osdorp onterecht ingehouden €4715”;
  • Een factuur van [gedaagde] aan Schilderscombinatie d.d. 13 juli 2023 met de omschrijving “te veel betaalde kosten aan derde door S.c aan van v.o.f. [bedrijf 2] €4138:2= €2069”;
  • Een factuur van [gedaagde] aan Schilderscombinatie d.d. 6 mei 2023 met de omschrijving “Extra werk inleen blok 3 steigerwerk blok1 steiger werk Terugloop woningen op afspraak 205 uur € 6150 – 1560 /2 = € 2295 pp”; en
  • Een factuur van Schilderscombinatie aan [gedaagde] d.d. 17 november 2023 met de omschrijving “verkeerde boeking 27-10-23, 1 post €2.019,28”.
4.5.
Op basis van het voorgaande maakt Schilderscombinatie in totaal aanspraak op € 14.652,28.
4.6.
[gedaagde] betwist dat zij haar betalingsverplichting tegenover Schilderscombinatie niet is nagekomen. Zij heeft dit onderbouwd door onder meer aan te voeren dat zij op basis van de aannemingsovereenkomst bevoegd was om een derde ([bedrijf 1]) in te schakelen, dat partijen mondeling zijn overeengekomen dat zij gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de huizen in blokken 2 tot en met 5 en dat de aannemingsovereenkomst op die werkzaamheden niet van toepassing is. Op basis daarvan voert [gedaagde] aan dat zij en Schilderscombinatie gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het betalen van de herstelkosten naar rato, in plaats van dat [gedaagde] de herstelkosten volledig zelf moet betalen. [gedaagde] heeft de (berekeningen van de) door Schilderscombinatie genoemde bedragen en de door Schilderscombinatie overgelegde facturen gemotiveerd en met stukken onderbouwd betwist. Ook heeft [gedaagde] betwist dat er onder dwang betalingen zijn verricht door Schilderscombinatie en heeft zij benadrukt dat de verschuldigdheid van
dezebetaalde bedragen niet door Schilderscombinatie is betwist. Ook stelt [gedaagde] dat zij zich niet kan verdedigen zonder een deugdelijke onderbouwing van de vordering door Schilderscombinatie. Verder heeft [gedaagde] op zitting verklaard dat hij met [betrokkene 1] in het gesprek van 4 november 2023 in het pannenkoekenrestaurant tot een oplossing van het probleem is gekomen dat erin bestond dat [gedaagde] [bedrijf 1] ertoe zou bewegen zijn deel van de herstelkosten te betalen aan partijen en dat de zaak daarmee was afgerond en het boek tussen partijen werd gesloten. Bovendien voert [gedaagde] aan dat hij al € 8.252,47 heeft betaald, zodat hij al bijna 2/3e van de totale herstelkosten heeft betaald.
Het inhoudelijke oordeel
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van Schilderscombinatie moet worden afgewezen en licht dit hierna toe.
4.8.
Op basis van de zeer beperkte (en onoverzichtelijke) informatie die door Schilderscombinatie in de dagvaarding is verstrekt is voor de kantonrechter niet goed te destilleren waarop de vordering van Schilderscombinatie nou precies gebaseerd is. Zo is door Schilderscombinatie onder meer niet op begrijpelijke wijze inzichtelijk gemaakt waarop de in productie 14 genoemde bedragen precies betrekking hebben (en of verband houden met het herstelkosten of niet) en welke bedragen zij nou precies heeft verrekend met welke andere bedragen.
4.9.
Na kennisname van de conclusie van antwoord is de achtergrond van het geschil al iets duidelijker geworden voor de kantonrechter. Uit de conclusie van antwoord volgt echter dat [gedaagde] reeds € 8.252,47 heeft betaald aan Schilderscombinatie als bijdrage in de herstelkosten en dat daarmee volgens [gedaagde] de vordering al is voldaan.
4.10.
In aanvulling hierop is op zitting genoegzaam gebleken dat partijen tijdens het persoonlijke gesprek van 4 november 2023 in het Pannenkoekenhuis in Heemstede hebben afgesproken dat partijen
onderlinghet dossier zouden sluiten en dat [gedaagde] [bedrijf 1] zou aansporen om alsnog zijn deel van de herstelkosten te betalen aan Schilderscombinatie en [gedaagde]. Dit volgt ook uit de e-mail van [gedaagde] aan Schilderscombinatie en [bedrijf 1] van 5 november 2023 (zie: r.o. 2.19). Bovendien is dit in lijn met de eerder tussen partijen gemaakte afspraken dat de herstelkosten over de drie partijen verdeeld zouden worden, zoals ook blijkt uit Whatsapp berichten tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] (zie: r.o. 2.12). Schilderscombinatie heeft desgevraagd op zitting ook uitdrukkelijk erkend dat het gesprek op 4 november 2023 in het pannenkoekenhuis heeft plaatsgevonden en dat het boek definitief zou worden gesloten als [bedrijf 1] zijn deel van de herstelkosten zou betalen. De Whatsapp gesprekken tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] van eind oktober 2023 (zie: r.o. 2.16) bevestigen het beeld dat partijen destijds tot een gezamenlijke oplossing zijn gekomen en het dossier hebben gesloten. Het heeft er, naar het oordeel van de kantonrechter, dan ook alle schijn van dat partijen in november 2023 tot een minnelijke regeling zijn gekomen om de zaak te sluiten, maar dat Schilderscombinatie hier later spijt van heeft gekregen. Dit is mogelijk te verklaren doordat [bedrijf 1], ondanks de aanmaning van [gedaagde], niet thuis heeft gegeven en zijn deel in de herstelkosten niet heeft betaald.
4.11.
Tot slot staat tussen partijen vast dat al een groot deel van de herstelkosten door [gedaagde] is betaald aan Schilderscombinatie, namelijk € 8.252,47 (zie: r.o. 2.9 en 2.10). Daarmee heeft [gedaagde] iets minder dan 2/3e deel van de totale herstelkosten aan Schilderscombinatie betaald. Voor de kantonrechter is daarom onduidelijk op basis waarvan Schilderscombinatie in deze procedure aanspraak zou kunnen maken op meer dan € 4.989,53 (de totale herstelkosten minus de reeds betaalde € 8.252,47). Desalniettemin stelt Schilderscombinatie in deze procedure een vordering in van ruim € 14.000, zonder dat het de kantonrechter ook na de zitting duidelijk is geworden hoe die vordering materieel is samengesteld.
4.12.
Op zitting heeft de kantonrechter (de gemachtigde van) Schilderscombinatie meermaals de gelegenheid gegeven om de samenstelling van de vordering te onderbouwen en te reageren op de verweren van [gedaagde]. De gemachtigde van Schilderscombinatie kwam echter in wezen niet verder dan een herhaling van de inhoud van het eerder genoemde overzicht in productie 14 (zie: r.o. 4.2 tot en met 4.4) en de bij aanvullende productie overgelegde facturen. De inhoud van deze stukken is door [gedaagde] gemotiveerd betwist en de kantonrechter kan zonder deugdelijke onderbouwing met deze stukken niet uit de voeten.
4.13.
Weliswaar heeft Schilderscombinatie aangevoerd dat er drie betalingen en een creditering onder dwang van twee bekenden van [gedaagde] zouden zijn verricht, maar Schilderscombinatie heeft zelfs niet aannemelijk gemaakt dat deze betalingen zagen op facturen die niet daadwerkelijk verschuldigd waren. Zodoende kan Schilderscombinatie geen aanspraak maken op (terug)betaling van deze bedragen. In dit verband merkt de kantonrechter voor de volledigheid nog op dat Schilderscombinatie in deze procedure niet de vernietiging van een rechtshandeling heeft opgeroepen op grond van bedreiging of misbruik van omstandigheden (vgl. artikel 3:44 BW) en van een situatie van (ernstige) bedreiging niet is gebleken.
4.14.
De conclusie dient op basis van het voorgaande hoe dan ook te zijn dat de kantonrechter niet heeft kunnen vaststellen dat Schilderscombinatie iets van [gedaagde] te vorderen heeft in verband met de herstelkosten met betrekking tot blokken 1 tot en met 5 van het project in Osdorp. Dit geldt temeer omdat [gedaagde] reeds een bedrag van € 8.252,47 aan Schilderscombinatie heeft betaald. Voor zover al zou zijn gebleken dat Schilderscombinatie toch iets van [gedaagde] te vorderen heeft, dan is de kantonrechter van oordeel dat deze aanspraken tegenover [gedaagde] zijn komen te vervallen door de afspraken die partijen hebben gemaakt tijdens het gesprek in het pannenkoekenhuis in Heemstede in november 2023.
4.15.
Schilderscombinatie is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [betrokkene 2] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
Standpunten van partijen
4.17.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat de berekening van Schilderscombinatie voor het aandeel van [gedaagde] in de herstelkosten van zowel blok 1 als blokken 2 t/m 5 niet klopt. Ten aanzien van blok 1 stelt [gedaagde] dat een bedrag van € 3.076,92 voor zijn rekening komt, zijnde 40/52e deel van € 4.000,- in plaats van de door Schilderscombinatie berekende € 3.538,47. Ten aanzien van blokken 2 tot en met 5 stelt [gedaagde] dat een bedrag van € 4.621,- voor zijn rekening komt, zijnde de helft van € 9.242,- (de totale herstelkosten minus € 4.000,- voor blok 1) in plaats van de door Schilderscombinatie berekende € 4.717. [gedaagde] stelt daarom € 554,55 teveel te hebben betaald op basis van onjuiste berekeningen van Schilderscombinatie, welk bedrag zij terugvordert op grond van onverschuldigde betaling.
4.18.
Schilderscombinatie heeft in haar conclusie van antwoord de berekening ten aanzien van blok 1 erkend en begroot de herstelkosten die Schilderscombinatie daarvoor moet betalen ook op € 3.076,92. Schilderscombinatie heeft wel verweer gevoerd tegen de berekening over blok 2 tot en met 5 door [gedaagde]. Dit omdat [gedaagde] volgens Schilderscombinatie:
  • In blok 2: 30 van de 32 heeft geschilderd;
  • In blok 3: 16 woningen heeft geschilderd;
  • In blok 4: 20 woningen heeft geschilderd;
  • In blok 5: 16 woningen heeft geschilderd; en
  • Alle gebreken in deze blokken voortvloeien uit de werkzaamheden geleverd door [gedaagde].
  • Voor alle blokken: € 414,- aan materiaalkosten (verf) verschuldigd is.
4.19.
Op basis hiervan stelt Schilderscombinatie dat zij een bedrag van € 12.078,92 kan vorderen van [gedaagde].
Inhoudelijk oordeel
4.20.
De kantonrechter is, op basis van zijn oordeel in conventie, van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat partijen tijdens het persoonlijke gesprek in op 4 november 2023 mondeling afspraken hebben gemaakt over het
onderlingsluiten van het dossier, mede op basis van de toen reeds door [gedaagde] gedane betaling van € 8.252,47. Dit brengt met zich dat het [gedaagde] niet zonder meer vrijstaat om op deze mondelinge afspraken tussen haar en Schilderscombinatie achteraf terug te komen en alsnog (teveel) betaalde bedragen van Schilderscombinatie terug te vorderen. De vordering van [gedaagde] in reconventie wordt daarom afgewezen.
4.21.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Schilderscombinatie worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 67,50 (0,5 punten × € 135)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 202,50

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen van Schilderscombinatie af,
5.2.
veroordeelt Schilderscombinatie in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Schilderscombinatie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Schilderscombinatie tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving
zijn betaald,
In reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 202,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Schilderscombinatie niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
In conventie en reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft punten 5.2, 5.3 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.