ECLI:NL:RBNHO:2024:85

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
10607796 \ CV EXPL 23-4349
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en redelijke maatregelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Newark naar Amsterdam met een tussenstop in Frankfurt. Door een vertraging van meer dan drie uur op de eerste vlucht, miste de passagier zijn aansluitende vlucht en arriveerde hij met aanzienlijke vertraging op zijn eindbestemming. De passagier vorderde compensatie van € 600,00, maar de vervoerder had slechts € 250,00 betaald en weigerde het resterende bedrag van € 350,00 te voldoen.

De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en een verdachte geur in het vliegtuig, die niet konden worden voorkomen ondanks het treffen van redelijke maatregelen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat de gezagvoerder terecht had besloten om uit te wijken naar Boston voor de veiligheid van de passagiers. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagier daarom werd afgewezen.

De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die in het ongelijk werd gesteld. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in situaties van vertraging en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist volgens de Europese regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10607796 \ CV EXPL 23-4349
Uitspraakdatum: 3 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen, Duitsland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. E.C.C.M. Bootsman & mr. F.B. Mahabali (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 14 juni 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Newark Liberty International Airport, Newark (Verenigde Staten) via Frankfurt International Airport, Frankfurt (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 22 en 23 augustus 2022, met de vluchtcombinatie LH403 en LH988.
2.2.
Vlucht LH403 van Newark naar Frankfurt (hierna: de vlucht) heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagier de overstap op de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft compensatie van € 600,00 van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder is op overgegaan tot betaling van € 250,00. De vervoerder heeft nadien geweigerd tot betaling van € 350,00 over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Voorts verzoekt de passagier de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. De passagier heeft reeds € 250,00 aan compensatie van de vervoerder ontvangen. Daarom vordert de passagier een bedrag van € 350,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
De vervoerder voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is van problemen bij de grondafhandeling vanwege slechte weersomstandigheden, bagage die in verband met vliegveiligheid van boord diende te worden gehaald, een vertraagde
pushbacken het moeten uitwijken naar de luchthaven van Boston wegens een verdachte (elektrische) geur in het vliegtuig.
5.4.
Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder meer het vluchtrapport van de vlucht overgelegd. Uit het vluchtrapport volgt dat de vlucht voor de duur van 2 uur en 11 minuten is vertraagd als gevolg van vertragingscodes 77, 85 en 89. Volgens de eveneens overgelegde “
Standard IATA Delay Code List” volgt dat vertragingscode 77 staat voor “Ground Handling Impaired by Adverse Weather Conditions”. Vertragingscode 85 staat voor “
Mandatory Security”, waarbij subcode W staat voor “
Baggage identification / unloading”. Uit de “
Standard IATA Delay Code List” volgt ook dat vertragingscode 89 staat voor “
Restrictions At Airport Of Departure With Or Without ATFM Restrictions, Including Air Traffic Services, Start-up And Push-back, Airport And / Or Runway Closed Due To Obstruction Or Weather, Industrial Action, Staff Shortage, Political Unrest, Noise Abatement, Night Curfew, Special Flights”. De passagier heeft niet betwist dat vertraging als gevolg van problemen bij de grondafhandeling vanwege slechte weersomstandigheden, bagage die in verband met vliegveiligheid van boord diende te worden gehaald en een vertraagde
pushbackbuitengewone omstandigheden vormen. Zodoende is komen vast te staan dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 2 uur en 11 minuten het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Daarnaast is de vlucht vertraagd als gevolg van het besluit van de gezagvoerder om uit te wijken naar de luchthaven van Boston. Dit vanwege een onverklaarbare elektrische geur in het vliegtuig. De passagier stelt dat een verdachte (elektrische) geur afkomstig was van een koffieapparaat aan boord van de vlucht. Dit kan niet gelden als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder brengt hier tegenin dat het cabinepersoneel tijdens de vlucht een verdachte elektrische geur rook en dat er sprake was van rookontwikkeling. In verband met de veiligheid heeft de gezagvoerder daarom gekozen om uit te wijken naar Boston, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer verwijst de vervoerder naar het overgelegde vluchtrapport. Daarin staat vermeld “
DIV. TO BOS DUE TO ELEC SMELL. FURTHER INFO WILAD”, hetgeen volgens de vervoerder staat voor “
Diverted to Boston due to electric smell. Further info wilad”.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat de gezagvoerder bevoegd is om die maatregelen te treffen die hij nodig acht om de vliegveiligheid te waarborgen. Het besluit van de gezagvoerder om uit te wijken naar Boston, dient de kantonrechter daarom terughoudend en marginaal te toetsen. Het mag niet zo zijn dat luchtvaartmaatschappijen ertoe worden gebracht om voorrang te geven aan de handhaving en punctualiteit van hun vluchten boven de nagestreefde veiligheid van hun passagiers (arrest van het Hof 4 mei 2017, Pešková en Peška C-315/15). De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van geur- en rookontwikkeling en de gezagvoerder met het oog op de veiligheid heeft besloten om uit te wijken naar de luchthaven van Boston om te onderzoeken wat hiervan de oorzaak was. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de gezagvoerder niet in redelijkheid tot die beslissing heeft kunnen komen, noch dat de beslissing van de gezagvoerder is genomen door omstandigheden die in de invloed- en risicosfeer van de vervoerder lagen en door hem hadden kunnen worden voorkomen. De vertraging van de vlucht als gevolg van het uitwijken naar de luchthaven van Bosten is dan ook aan te merken als een buitengewone omstandigheid.
5.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de volledige vertraging van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Voor zover de passagier stelt dat hem geen vervangende vlucht is aangeboden, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. Uit de door de vervoerder overgelegde “
Personal Name Record” volgt dat de passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarna de passagier deze alternatieve vlucht zelf heeft geannuleerd (“
HK1”). Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in het onderhavige geval nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De passagier heeft in dit kader ook niets gesteld. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De vordering van de passagier zal worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 160,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 40,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter