ECLI:NL:RBNHO:2024:8685

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10232054 \ CV EXPL 22-7114
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van vlucht en extra gemaakte kosten door passagiers

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met de vervoerder Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines), een vordering ingesteld wegens schadevergoeding na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Al Muthana via Istanbul op 3 en 4 oktober 2020. De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 september 2022 hun vordering ingediend, waarin zij vergoeding van extra kosten, waaronder twee nieuwe PCR-tests, hebben gevorderd. De vervoerder heeft de vordering betwist en geweigerd tot betaling over te gaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers door de annulering van de vlucht genoodzaakt waren om extra kosten te maken, waaronder de kosten voor de PCR-tests, die in totaal € 164,49 bedroegen. De rechter oordeelde dat deze gevolgschade voor vergoeding in aanmerking komt, omdat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de annulering niet aan hem kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft de vordering tot vergoeding van deze kosten toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag.

Daarnaast hebben de passagiers ook kosten gevorderd voor maaltijden en transfers, maar deze vordering werd afgewezen omdat de kantonrechter oordeelde dat deze kosten niet noodzakelijk waren. De passagiers hebben ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, die door de kantonrechter zijn toegewezen, omdat voldoende aannemelijk was gemaakt dat deze kosten waren gemaakt. De rechter heeft beslist dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10232054 \ CV EXPL 22-7114
Uitspraakdatum: 3 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.D.E. Beer
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O., tevens handelend onder de naam
Turkish Airlines
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 september 2022 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Istanbul (Turkije) naar Al Muthana (Irak) op 3 en 4 oktober 2020.
2.2.
Vlucht TK802 van Istanbul naar Al Muthana (hierna: de vlucht) is geannuleerd. Als gevolg van de annulering zijn de passagiers tweemaal omgeboekt. In eerste instantie zijn de passagiers omgeboekt naar vlucht TK804 van 6 oktober 2020. Daarna zijn de passagiers omgeboekt naar de vluchten TK782 en QR442 van 7 oktober 2020.
2.3.
De passagiers hebben financiële schadevergoeding van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 208,62, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 48,40 dan wel € 44,77 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De passagiers stellen dat de vervoerder als gevolg van de annulering van de vlucht gehouden is de extra gemaakte kosten te vergoeden tot een bedrag van in totaal € 208,62.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben als productie 2 bij dagvaarding een overzicht van de door hen gemaakte kosten inclusief betaalbewijzen overgelegd. De passagiers waren door de omboeking genoodzaakt tot tweemaal toe een nieuwe PCR-test te laten afnemen (in totaal
€ 164,49), aangezien de test die zij reeds in Nederland hadden afgenomen niet langer geldig was op het moment dat de alternatieve vluchten zouden vertrekken. Nadat de passagiers op 4 oktober 2020 de eerste extra PCR-test hadden ondergaan, heeft de vervoerder vlucht TK804 van 4 oktober 2020 geannuleerd. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt naar vluchten TK782 en QR442 van 7 oktober 2020, als gevolg waarvan zij genoodzaakt waren nóg een extra PCR-test te laten afnemen.
4.3.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van deze kostenpost als volgt. Vaststaat dat indien de vervoerder de vervoersovereenkomst deugdelijk zou zijn nagekomen, dat wil zeggen indien de vervoerder de vlucht niet had geannuleerd, de passagiers de voornoemde schade niet zouden hebben geleden. De vervoerder heeft niet aangetoond dat er op de vluchtdatum met betrekking tot de route (van Istanbul naar Al Muthana) beperkende overheidsmaatregelen van kracht waren. Het is dan ook niet gebleken dat de tekortkoming niet aan de vervoerder kan worden toegerekend. Deze gevolgschade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter zal de vordering ter zake van de extra COVID-19 testen toewijzen. De gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.4.
Naast voornoemde kosten hebben de passagiers kosten gemaakt voor een transfer van het hotel naar de luchthaven, maaltijden en verfrissingen (€ 44,14). Deze kosten komen volgens de vervoerder niet voor vergoeding in aanmerking omdat het niet noodzakelijk was deze kosten te maken. Deze posten waren immers bij het door de vervoerder aangeboden hotelverblijf inbegrepen. De passagiers hebben dit niet, althans onvoldoende, weersproken. De kantonrechter acht deze kosten dan ook niet noodzakelijk, passend en redelijk, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 212,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 164,49 vanaf 10 maart 2021, en over € 48,40 vanaf 26 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter