In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Delta Air Lines Inc., vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Kansas City via Atlanta op 6 augustus 2022. Door slechte weersomstandigheden was de vlucht vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht miste en uiteindelijk 6 uur en 36 minuten later op zijn eindbestemming aankwam. AirHelp vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de omstandigheden rondom de vertraging beoordeeld. De vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van zware onweersbuien en cumulonimbusbewolking boven Atlanta, wat leidde tot veiligheidsmaatregelen die de vertrektijd van de voorafgaande vlucht beïnvloedden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de vertraging als een buitengewone omstandigheid moest worden beschouwd. Hierdoor werd de vordering van AirHelp afgewezen, en werd AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de veiligheid van passagiers boven punctualiteit en bevestigt dat luchtvaartmaatschappijen niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor vertragingen die voortkomen uit onvoorziene en buitengewone omstandigheden. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, die ongelijk kreeg in deze procedure.