ECLI:NL:RBNHO:2024:8695

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10589630 \ CV EXPL 23-4127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door onvoldoende personeel bij security check

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Austrian Airlines. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Belgrado via Wenen op 4 juli 2022. Door een vertraging van de vlucht, die het gevolg was van een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol, arriveerde de passagier 6 uur en 3 minuten later dan gepland op zijn eindbestemming. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van buitengewone omstandigheden door de drukte op Schiphol. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd hoe deze drukte had geleid tot de vertraging van de vlucht. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging niet kon worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid en dat de passagier recht had op compensatie. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 250,00 toe, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier niet voldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien de vervoerder ongelijk kreeg.

Het vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10589630 \ CV EXPL 23-4127
Uitspraakdatum: 7 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gedaagde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Austrian Airlines
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C.C.M. Bootsman en mr. F.B. Mahabali

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 9 juni 2023 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem diende te vervoeren van Amsterdam via Wenen (Oostenrijk) naar Belgrado (Servië) op 4 juli 2022.
2.2.
Vlucht OS378 van Amsterdam naar Wenen (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht naar Belgrado gemist. Hij is omgeboekt op een alternatieve vlucht, waarmee hij 6 uur en 3 minuten later dan oorspronkelijk gepland op de overeengekomen eindbestemming is gearriveerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Daarnaast vordert de passagier de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hem te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
3.4.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat er in de zomer van 2022 sprake was van een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel op Schiphol. Dit heeft er volgens de vervoerder toe geleid dat de vlucht niet tijdig kon vertrekken.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op de datum van de vlucht sprake was van bovengemiddelde drukte op Schiphol, heeft hij niet, of althans onvoldoende, onderbouwd hoe deze drukte van invloed is geweest op de uitvoering van de vlucht. Het is de kantonrechter niet duidelijk hoe de lange(re) wachtrijen bij de security check tot de vertraging van de vlucht hebben geleid. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder als gevolg van de congestie bij de security check op passagiers heeft moeten wachten. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld om aan te voeren dat hij een gewijzigde slottijd opgelegd heeft gekregen door de luchtverkeersleiding, heeft de vervoerder dit verweer niet met stukken onderbouwd. De vertraging wegens het ontbreken van voldoende personeel bij de security check op Schiphol kan in dit geval dan ook geen buitengewone omstandigheid opleveren.
4.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt vooralsnog bij gebrek aan belang afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 86,00;
salaris gemachtigde € 164,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter