ECLI:NL:RBNHO:2024:8891

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
C/15/349107 / FA RK 24-694
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot beëindiging van gezamenlijk gezag over minderjarige na langdurige afwezigheid van de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind te beëindigen. De moeder heeft aangevoerd dat de vader na de geboorte van het kind ongeveer zeven maanden volledig afwezig is geweest en dat dit in het belang van het kind niet langer kan voortduren. De vader is sinds april 2024 weer in het leven van het kind en de moeder, en heeft aangegeven een rol te willen spelen in de verzorging en opvoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van de moeder prematuur is, omdat de vader inmiddels weer contact heeft en zijn verantwoordelijkheden als ouder begint op te pakken. De rechtbank heeft de belangen van het kind in overweging genomen en geconcludeerd dat er op dit moment onvoldoende gronden zijn om het gezag van de vader te beëindigen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder dan ook afgewezen, maar heeft wel benadrukt dat de vader in de toekomst moet blijven voldoen aan zijn verplichtingen als ouder. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gezag
zaak-/rekestnr.: C/15/349107 / FA RK 24-694
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 28 augustus 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J. van Ommeren, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E. Maalsen, kantoorhoudende te Nijmegen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 1 februari 2024;
- het F-formulier, van de advocaat van de moeder van 22 februari 2024;
- het verweerschrift, van de vader, ingekomen op 18 juni 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 juli 2024 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. A.J. van Ommeren en de vader door mr. E. Maalsen en door een tolk in de Engelse taal.
Verder was ter zitting als informant aanwezig [informant van de Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De vader heeft [de minderjarige] op [datum] erkend, waarmee hij van rechtswege samen met de moeder is belast met het ouderlijk gezag. [de minderjarige] woont bij de moeder.
3. Het verzoek
3.1.
De moeder verzoekt het gezag te wijzigen en te bepalen dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan haar toekomt.
3.2.
De moeder voert ter onderbouwing van haar verzoek aan dat het niet langer in het belang van [de minderjarige] is dat het gezamenlijk gezag blijft voortduren. De relatie tussen partijen is vlak na de geboorte verbroken. Er is sindsdien geen enkel contact meer en de vader reageert nergens op. De vader voldoet daarmee dus niet meer aan zijn verplichtingen als gezaghebbende ouder. Bovendien loopt zij tegen problemen op omdat zij een aantal zaken niet voor [de minderjarige] kan regelen, zoals de aanvraag van een paspoort. Ook kan zij [de minderjarige] niet inschrijven op een kinderdagverblijf of op een school. Bij medische beslissingen heeft zij ook de toestemming van de vader nodig. [de minderjarige] komt hierdoor klem te zitten tussen de ouders en eenhoofdig gezag is in zijn belang.
3.3.
De moeder heeft ter zitting toegelicht dat zij tussen 20 september 2023 en 17 april 2024 geen contact heeft kunnen krijgen met de vader. Zij heeft in deze periode berichten naar de vader gestuurd, maar hij heeft nergens op gereageerd. Zo heeft hij ook niet gereageerd op het bericht van de moeder dat zij een ID-kaart voor [de minderjarige] moest aanvragen, waardoor de vakantie niet is doorgegaan. Inmiddels heeft de moeder een ID-kaart en een paspoort voor [de minderjarige] . Verder heeft de moeder geprobeerd om een vaste zorgregeling af te spreken met de vader, maar hij komt niet altijd opdagen. De moeder geeft de vader alle mogelijkheden om [de minderjarige] te zien. Het vertrouwen van de moeder is echter wel erg geschaad, waardoor zij alleen met het gezag wil worden belast.

4.Verweer

4.1.
De vader voert daartegen gemotiveerd verweer. Hij erkent dat er discussie tussen partijen is geweest, waardoor hij de moeder ruimte heeft gegeven. Hij wil echter invulling geven aan zijn vaderrol en hij heeft in april 2024 weer contact gezocht met de moeder. Nu komt de vader regelmatig bij de moeder thuis en hij koopt af en toe benodigdheden voor [de minderjarige] , ondanks dat hij weinig geld heeft. De vader heeft zijn toestemming voor een vakantie van de moeder en [de minderjarige] gegeven. Hij zal alles in het werk stellen om er samen met de moeder voor [de minderjarige] te zijn.
4.2.
Namens de vader is ter zitting toegelicht dat de lopende asielprocedure een grote invloed heeft (gehad) op de vader. Hij wil nu graag in het leven van [de minderjarige] zijn en blijven. Het lukt de vader niet altijd om de omgang na te komen, vanwege zijn werkdagen en zijn beperkte financiële mogelijkheden. Hij krijgt vanuit het asielzoekerscentrum waar hij verblijft € 70 leefgeld per week, waardoor het moeilijk is om twee keer per week heen en weer te reizen van [plaats] naar de moeder in [plaats] . Er is nu communicatie tussen partijen, waardoor een wijziging van het gezag niet aan de orde is.

5.Standpunt van de Raad

5.1.
De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting toegelicht dat er op dit moment onvoldoende gronden zijn voor een wijziging van het gezag. De vader is namelijk weer in beeld. Hij dient zich er echter wel bewust van te zijn dat hij een inspanning moet leveren als hij een rol wil hebben in het leven van [de minderjarige] . In de afgelopen periode heeft hij zijn vaderrol niet altijd gepakt en hij is daardoor onvoorspelbaar geweest voor [de minderjarige] en de moeder. De Raad ziet dat de moeder niets liever wil dan de vader een rol geven in het leven van [de minderjarige] , wat heel positief is. Het is voor de vader vanwege zijn financiële situatie wellicht lastig om vaak naar [plaats] te komen, maar hij moet dan in ieder geval voorspelbaar en duidelijk zijn voor de moeder en [de minderjarige] . Misschien kunnen de ouders afspreken dat de vader elke zondag wat langer bij de moeder en [de minderjarige] is, in plaats van twee keer een korter moment door de week.

6.De beoordeling

bevoegdheid en toepasselijk recht
6.1.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de moeder en [de minderjarige] de [nationaliteit] nationaliteit bezitten en de vader de [nationaliteit] nationaliteit, waardoor de zaak een internationaal karakter heeft. De Nederlandse rechter is bevoegd om kennis te nemen van de zaak en het Nederlands recht is van toepassing. [1]
wijziging gezag
6.2.
In de wet staat dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen als zij dit in het belang van het kind noodzakelijk vindt. [2] Daarnaast kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen als zij vindt dat er een risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en de rechtbank niet verwacht dat dat binnenkort beter wordt. [3]
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan beide voornoemde criteria niet voldaan op dit moment. Het verzoek van de moeder wordt dan ook afgewezen. Gebleken is dat de vader na de geboorte van [de minderjarige] ongeveer zeven maanden helemaal uit beeld is geweest. De reden hiervoor is ter zitting niet helemaal duidelijk geworden en de vader is hier niet open over geweest. Hoewel het verzoek van de moeder goed te begrijpen is, aangezien de vader zolang uit beeld was, acht de rechtbank het verzoek op dit moment te prematuur. Vast staat namelijk dat de vader sinds april 2024 weer in het leven van [de minderjarige] en de moeder is. Hij wil graag een rol spelen in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Ook heeft de vader toen hij weer in beeld was de benodigde toestemmingen gegeven en daarmee niet zijn gezag misbruikt. Het is positief dat de moeder open blijft staan voor contact met de vader en de omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Het is aan de vader om de komende periode te laten zien dat hij bereikbaar is voor de moeder, dat hij kan samenwerken met haar en dat hij de tussen hem en de moeder gemaakte omgangsafspraken nakomt. Daarbij kan het advies van de Raad om de omgang op zondag te laten plaatsvinden eventueel worden meegenomen.
De rechtbank wijst erop dat mocht de vader in de toekomst opnieuw het contact voor een langere periode verbreken, niet uitgesloten is dat de beslissing op een verzoek om eenhoofdig gezag dan anders kan uitvallen.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Sicking als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.

Voetnoten

1.Zie: artikel 7, eerste lid, Verordening (EG) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel II ter) en artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.
2.artikel 1:251a lid 1 sub b BW
3.artikel 1:251a lid 1 sub a BW.