In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen een besloten vennootschap en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had de gedaagde gedagvaard en bij tussenvonnis van 20 december 2023 werd de eisende partij in de gelegenheid gesteld om haar vordering nader toe te lichten, wat zij deed op 9 januari 2024. De zaak betreft een overeenkomst betreffende gezondheidszorg, waarbij de kantonrechter oordeelt dat de bepalingen van Boek 6, Titel 5, Afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn. Dit betekent dat de kantonrechter niet ambtshalve kan toetsen of aan de informatieplichten van deze bepalingen is voldaan.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat artikel 3.7 van de Algemene apotheek verkoop- en betalingsvoorwaarden KNMP 2018 niet voldoet aan de wettelijke regeling van artikel 6:96 lid 6 BW. Dit artikel stelt dat de apotheek gerechtigd is om incassokosten in rekening te brengen na een vruchteloze aanmaning tot betaling binnen 14 dagen, wat in strijd is met de wettelijke regeling die pas incassokosten verschuldigd stelt na een vruchteloze aanmaning binnen dezelfde termijn. De kantonrechter oordeelt dat het beding onredelijk bezwarend is en vernietigt het, waardoor de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 175,37, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten zijn vastgesteld op een totaal van € 275,84. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.