ECLI:NL:RBNHO:2024:8984

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
AWB 24 _ 2973
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning met betrekking tot hulpmiddelen voor woningaanpassing

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een elektrische deuropener en een oprijplaat heeft aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn afgewezen, omdat verzoeker zonder toestemming is verhuisd naar een niet-adequate woning. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit is ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juli 2024 behandeld. Verzoeker stelt dat hij een spoedeisend belang heeft, omdat hij zijn woning niet zelfstandig kan betreden en verlaten. Hij ontvangt thuiszorg, maar in de vakantieperiode is er onvoldoende vervangende zorg beschikbaar. De voorzieningenrechter concludeert echter dat het probleem van het niet zelfstandig kunnen verlaten van de woning al sinds september 2023 speelt en dat dit kan worden opgelost door goede afspraken te maken met zorgverleners.

Daarom oordeelt de voorzieningenrechter dat het spoedeisend belang ontbreekt, wat noodzakelijk is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en gaat niet in op de vraag of de eerdere afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2973

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: M. Bouhafa),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn, verweerder

(gemachtigde: mr. H.E. Nieman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om hem op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een elektrische deuropener met afstandsbediening en een oprijplaat toe te kennen.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 28 mei 2024 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen gemachtigden van partijen.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker verbleef op grond van een Wlz-indicatie in verpleeghuis [naam] (te [plaats] ). Per 8 september 2023 is verzoeker verhuisd naar een seniorenwoning in [plaats] . Op 5 september 2023 heeft hij een melding gedaan bij verweerder voor een aantal hulpmiddelen / woningaanpassing.
3. Met het besluit van 14 november 2023 heeft verweerder verzoeker een verrijdbare douchestoel en een passieve tillift in bruikleen verstrekt. De aanvraag voor een elektrische deuropener en het toegankelijk maken van de woning aan de achterzijde wordt afgewezen, omdat verzoeker zonder voorafgaande toestemming van verweerder is verhuisd van een adequate naar een niet-adequate woning. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is op 9 januari 2024 ongegrond verklaard. Daartegen is geen beroep ingesteld.
4. Op 17 maart 2024 heeft verzoeker opnieuw een melding bij verweerder gedaan voor een elektrische deuropener. De toekenning van de elektrische rolstoel wordt als gewijzigde omstandigheid genoemd. Verweerder wijst de aanvraag af omdat geen sprake is van een gewijzigde situatie. Verwezen wordt naar de beschikking van 14 november 2023 en de beslissing op bezwaar van 9 januari 2024.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang?
6. Verzoeker voert aan dat sprake is van een spoedeisend belang, omdat hij zijn woning niet zelfstandig kan verlaten en betreden. Hij ontvangt op basis van een persoonsgebonden budget vanuit de familie thuiszorg voor alle ADL-verrichtingen. Maar eind juli gaan alle zorgverleners op vakantie en de vervangende zorg kan onvoldoende waarborgen dat er op vaste momenten iemand zal zijn die de deur kan openen en sluiten zodat verzoeker veilig gebruik kan maken van de woning. Op de zitting heeft gemachtigde van verzoeker toegelicht dat er nu steeds iemand van de familie in de buurt is, zodat verzoeker altijd kan worden geholpen bij het naar buiten en weer naar binnen gaan.
7. De voorzieningenrechter constateert dat de omstandigheid dat verzoeker niet zelfstandig de woning kan verlaten en binnenkomen sinds zijn verhuizing in september 2023 al aan de orde is. De voorzieningenrechter begrijpt dat het probleem, dat zich in de vakantieperiode voordoet, is dat er vervangende zorg wordt ingekocht die niet, zoals de zorgverleners vanuit de familie, constant in de buurt is. Zoals gemachtigde op de zitting heeft beaamd, kan het probleem echter worden opgelost door goede afspraken te maken met de zorgverleners om verzoeker naar buiten en naar binnen te begeleiden.
8. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het spoedeisend belang, dat vereist is om een voorlopige voorziening (in het kader van de Wmo) te kunnen treffen, ontbreekt. Om die reden zal het verzoek worden afgewezen.
9. Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet ingaat op de vraag of verweerder de aanvraag heeft kunnen afwijzen onder verwijzing naar de eerdere afwijzende beslissing (artikel 4:6 van de Awb).

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening treft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.