ECLI:NL:RBNHO:2024:9043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
10879925 BM VERZ 24-106
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind en ontslag van bewindvoerder met benoeming opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind dat op 14 juli 2017 was ingesteld over de goederen van de verzoeker, die als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat werd geacht zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. T. de Jong, heeft aangevoerd dat hij in staat is zijn financiën zelf te beheren en dat er frictie en wantrouwen bestaat tussen hem en zijn bewindvoerder. De bewindvoerder heeft echter betwist dat de verzoeker in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren en heeft gewezen op eerdere problemen in de financiële situatie van de verzoeker.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker onvoldoende heeft onderbouwd dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. De verzoeker heeft geen bewijs geleverd dat hij in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig waar te nemen. De kantonrechter heeft daarom het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.

Wel heeft de kantonrechter het subsidiaire verzoek van de verzoeker om ontslag van de bewindvoerder toegewezen, omdat er sprake was van een vertrouwensbreuk tussen de verzoeker en de bewindvoerder. De kantonrechter heeft Jurist & Bewind B.V. benoemd als opvolgend bewindvoerder, met een vastgestelde beloning voor de aanvangswerkzaamheden van € 621,00 (exclusief btw). De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummer: 10879925 BM VERZ 24-106 sc
Uitspraakdatum: 2 september 2024
Beschikking van de kantonrechter
op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. T. de Jong,
van wie de bewindvoerder is:
[bewindvoerder] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [bewindvoerder] .

1.de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 9 januari 2024;
  • het verweer met bijlagen van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op
  • de reactie op het verweer, ter griffie ingekomen op 15 februari 2024;
  • de stelbrief van mr. T. de Jong, ter griffie ingekomen op 28 februari 2024;
  • de reactie met bijlagen 1 t/m 5 op het verweer, ter griffie ingekomen op
  • bijlage 6, behorend bij de reactie op het verweer, ter griffie ingekomen op
  • een bereidverklaring van de voorgestelde bewindvoerder.
1.2.
Op 1 juli 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

2.beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt primair tot opheffing van het bij beschikking van 14 juli 2017 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren op grond van zijn geestelijke of lichamelijke toestand. Subsidiair strekt het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
2.2.
[verzoeker] vindt dat hij zijn financiën zelf kan beheren. Verder is hij het niet eens is met bepaalde beslissingen van zijn bewindvoerder [bewindvoerder] . [verzoeker] stelt dat [bewindvoerder] twee rekeningen van de garage niet heeft betaald en dat hij niets doet met zijn wens om een andere auto aan te schaffen. [verzoeker] stelt ook dat hij geen vakantiegeld krijgt en geen extra geld met de feestdagen. [verzoeker] stelt verder dat het [bewindvoerder] niet bevalt dat hij al enige tijd een rekening bij de ABN-AMRO bank heeft, kan zien wat eraf gaat en erbij komt en waarmee hij dingen kan betalen die hij via internet bestelt. Ten slotte stelt hij dat hij het niet juist vindt dat [bewindvoerder] alles bespreekt met zijn vader en hij dus geen privacy heeft.
2.3.
[bewindvoerder] staat niet achter het verzoek. [bewindvoerder] voert aan dat hij niet met [verzoeker] tot een oplossing is gekomen, omdat [verzoeker] op dit moment niet voor rede vatbaar is. De afgelopen jaren is [verzoeker] herhaaldelijk in de problemen gekomen en heeft daardoor zijn financiële positie in gevaar gebracht. Ook heeft [verzoeker] meerdere malen een onjuiste weergave van de werkelijkheid gegeven. Door het ongeluk reageert [verzoeker] stelselmatig onbeschoft en overziet hij de gevolgen niet. Omdat de uitgaven van [verzoeker] significant hoger zijn dan zijn inkomsten, is een plan gemaakt waardoor [verzoeker] nog vijf jaar deze levensstandaard kan handhaven. Hierdoor is het niet mogelijk om al zijn wensen uit te voeren. [bewindvoerder] voert voorts aan dat er geen urgentie is voor een nieuwe auto, omdat zijn auto in 2023 is opgeknapt. Ook heeft hij met [verzoeker] afgesproken dat de auto bij garage Kleverlaan in onderhoud is. De valse nota’s die door een ander autobedrijf opgemaakt zijn, weigert [bewindvoerder] te betalen. [bewindvoerder] stelt dat [verzoeker] in december 2023 € 200,00 extra leefgeld heeft gekregen. Ten slotte voert [bewindvoerder] aan dat [verzoeker] in 2022 heeft geprobeerd om zijn autoverzekering op te lichten en in 2023 zijn opstalverzekering.
2.4.
Namens [verzoeker] heeft zijn gemachtigde, samengevat, nog het volgende aangevoerd. Destijds heeft [verzoeker] op advies van zijn vader om tijdelijk zijn financiën te laten waarnemen door [bewindvoerder] , verzocht om zijn vermogen onder bewind te stellen op grond van verkwisting of het hebben van problematische schulden. In de beschikking tot onderbewindstelling is het vermogen van [verzoeker] onder bewind gesteld omdat het voldoende aannemelijk zou zijn dat [verzoeker] als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. In het dossier zitten echter geen stukken waaruit blijkt dat [verzoeker] als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. [verzoeker] stelt dat er geen geestelijke of lichamelijke beperkingen zijn die hem hinderen bij het waarnemen van zijn vermogensrechtelijke belangen. [verzoeker] is van mening dat hij nu in staat is zijn financiën weer zelf te beheren.
Als de kantonrechter het bewind in stand laat, vraagt [verzoeker] om ontslag van [bewindvoerder] en benoeming van een andere bewindvoerder omdat sprake is van een vertrouwensbreuk. De relatie tussen [verzoeker] en [bewindvoerder] kenmerkt zich door frictie en strijd waarin [verzoeker] zich meer dan eens gekleineerd voelt. Over en weer is er wantrouwen. [verzoeker] is daardoor ontwijkend gedrag gaan vertonen. Onder de huidige wijze van bewindvoering kan niet worden gewerkt aan zelfredzaamheid en aan een uitstroom uit de bewindvoering. In de aanloop naar de zitting van 7 mei 2024 is getracht om met [bewindvoerder] in gesprek te gaan, teneinde naar oplossingen te zoeken en de communicatie te verbeteren, maar hij heeft hier niet op willen ingaan. Daarnaast is het [verzoeker] gebleken dat [bewindvoerder] niet goed op de hoogte is van de samenstelling van het vermogen van [verzoeker] . Zo blijkt [verzoeker] de economische eigendom van de door hem bewoonde woning te hebben, hetgeen [bewindvoerder] niet wist.
2.5.
De kantonrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de noodzaak van het bewind niet meer bestaat. De kantonrechter legt dit uit.
De kantonrechter heeft bij de instelling van het bewind bepaald dat [verzoeker] als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat was ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Uit het dossier blijkt dat [verzoeker] destijds buitensporig veel geld uitgaf, zodat het financiële plan met betrekking tot het bedrag dat hij als schadeloosstelling in verband met een ongeluk had gekregen, in gevaar kwam. Ook gaf hij teveel uit aan zijn partner, omdat ‘het vlees te zwak was’. Nu is de vraag of van die toestand nog sprake is en of het bewind nog noodzakelijk is. [verzoeker] is van mening dat hij nu in staat is zijn financiën weer zelf te beheren. Hij heeft dit echter, naar het oordeel van de kantonrechter, onvoldoende onderbouwd. Hij heeft bijvoorbeeld geen interesse getoond in de rekening en verantwoording over het jaar 2023. Hij heeft, bij monde van zijn advocaat, aangevoerd dat hij goedgelovig is en goed van vertrouwen en dat dat hem parten speelt in het leven. Naar het oordeel van de kantonrechter is het juist in het belang van [verzoeker] dat hij hiertegen beschermd wordt. Hij lijkt ook keuzes te maken die niet in zijn belang zijn. Zo heeft hij € 8.000,-- ontvangen vanwege de verkoop van zijn boot en dit geld niet op de beheerrekening gestort, maar – zonder overleg met de bewindvoerder – vrijwel volledig uitgegeven aan onder andere de reparatie van zijn auto, een hogedrukspuit, een vloerkleed en gordijnen, terwijl hij een nieuwe auto wil (en dus besparing van dit bedrag meer voor de hand had gelegen). Ook heeft hij een slotenmaker laten komen voor de woning van een derde en de kosten verhaald op zijn eigen opstalverzekering waardoor een schuld is ontstaan aan de verzekeraar (noch daargelaten dat dit uiteraard niet is toegestaan). [verzoeker] lijkt niet in te zien dat het niet in zijn belang is om op een dergelijke manier te handelen. Hij heeft verder een spaarrekening die hij voor zijn zoon had leeggehaald en denkt hier, naar eigen zeggen, nog elke dag met weemoed aan terug. Dat [verzoeker] dergelijke handelingen niet meer zal verrichten in de toekomst, is niet voldoende aannemelijk geworden. Het verzoek tot opheffing van het bewind zal daarom worden afgewezen.
2.7.
De kantonrechter komt nu toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van
[verzoeker] , namelijk het verzoek om de huidige bewindvoerder te ontslaan en in zijn plaats een ander te benoemen. Op grond van artikel 1:448 lid 2 BW ontslaat de kantonrechter de bewindvoerder als er sprake is van gewichtige redenen die dit ontslag rechtvaardigen. De kantonrechter stelt voorop dat door [verzoeker] onvoldoende is onderbouwd dat [bewindvoerder] zijn werkzaamheden niet naar behoren uitvoert en niet als goed bewindvoerder handelt. Dat [bewindvoerder] het feit dat [verzoeker] economisch eigenaar is van een woning niet in de rekening en verantwoording heeft opgenomen, is in ieder geval niet voldoende voor ontslag van de huidige bewindvoerder. [bewindvoerder] heeft namelijk ten aanzien hiervan verklaard dat hij dacht dat de woning alleen opgevoerd moest worden als er sprake is van juridisch eigendom. Indien nodig zal hij dit uiteraard in het vervolg vermelden.
Wel staat vast dat er sprake is van frictie en over en weer wantrouwen in de uitvoering van het bewind. De kantonrechter is het met [bewindvoerder] eens dat dit (deels) aan [verzoeker] te wijten is. Zo heeft [verzoeker] de opbrengst uit de boot vrijwel geheel opgemaakt zonder met de bewindvoerder te overleggen, zoals ook hiervoor al vermeld. Ook heeft [verzoeker] in eerste instantie zonder medeweten van de bewindvoerder in strijd met de voorwaarden bij de verzekeraar gedeclareerd. Dat ook [bewindvoerder] daardoor wantrouwig wordt, is te begrijpen.
Door [bewindvoerder] is verder betwist dat hij financiële zaken van [verzoeker] met de vader van [verzoeker] bespreekt. In dat licht is door [verzoeker] onvoldoende onderbouwd dat [bewindvoerder] dit doet. Blijft staan dat [verzoeker] wel het gevoel heeft dat [bewindvoerder] zaken met de familie dan wel de vader van [verzoeker] bespreekt en [verzoeker] daardoor wantrouwig is en daardoor weer informatie lijkt achter te houden. [verzoeker] en [bewindvoerder] lijken zo met betrekking tot hun vertrouwensrelatie in een vicieuze cirkel terecht te zijn gekomen. De kantonrechter acht dit een gewichtige reden voor ontslag van [bewindvoerder] .
2.8.
De kantonrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het subsidiaire verzoek moet worden toegewezen. De kantonrechter zal de voorgestelde bewindvoerder benoemen nu van bezwaren tegen deze benoeming niet is gebleken.
2.9.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 621,00 (exclusief btw).

3.beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontslaat, met ingang van twee weken na heden, als bewindvoerder:
[bewindvoerder] ;
3.2.
benoemt, met ingang van twee weken na heden, tot bewindvoerder:
Jurist & Bewind B.V., Kvkno. 60757906, correspondentieadres: postbus 67046,
1060 JA Amsterdam;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
3.5.
stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 621,00 (exclusief btw).
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat). OBO