ECLI:NL:RBNHO:2024:9151

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
10200639 \ CV EXPL 22-6726
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E.B. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen consument en aannemer over gebrekkige werkzaamheden en lekkage in badkamer met deskundigenrapport

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat een geschil centraal tussen een consument en een aannemer over lekkage in de badkamer. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C. Hofmans, stelt dat de werkzaamheden door de gedaagde, die handelt onder de naam [bedrijf] en vertegenwoordigd wordt door mr. M.J.E.J. Coenraad, gebrekkig zijn uitgevoerd, wat heeft geleid tot lekkage. De kantonrechter heeft eerder vastgesteld dat de gedaagde aansprakelijk kan worden gesteld voor gebreken die in verband staan met de lekkage. Na een deskundigenbericht, dat twee actuele lekkages constateert, concludeert de kantonrechter dat de lekkages het gevolg zijn van ondeugdelijk werk door de gedaagde. De herstelkosten, begroot op € 5.250,- inclusief btw, worden grotendeels toegewezen aan de eiser. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde verantwoordelijk is voor de kosten van herstel en andere gerelateerde kosten, waaronder de kosten van het deskundigenrapport en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 8.049,97 aan de eiser, inclusief wettelijke rente. De uitspraak is gedaan op 11 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10200639 \ CV EXPL 22-6726
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. C. Hofmans,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. M.J.E.J. Coenraad.
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft werkzaamheden verricht aan de badkamer van [eiser]. Volgens [eiser] zijn die werkzaamheden gebrekkig uitgevoerd en is daardoor lekkage ontstaan. In deze zaak staat de vraag centraal of [eiser] aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding om de (gestelde) gebreken aan de door [gedaagde] gerenoveerde badkamer te laten herstellen.
De kantonrechter heeft eerder geoordeeld dat [gedaagde] aansprakelijk kan worden gesteld voor gebreken die oorzakelijk verband houden met de ontstane lekkage(s), maar niet voor gebreken die daar geen oorzakelijk verband mee houden. De kantonrechter heeft na een inhoudelijk tussenvonnis een deskundigenbericht bevolen. Uit dat deskundigenbericht blijkt dat de deskundige twee actuele lekkages heeft geconstateerd. Hiervoor heeft de deskundige twee concrete oorzaken genoemd. De kantonrechter is van oordeel dat genoegzaam uit het deskundigenbericht is gebleken dat de lekkages het gevolg zijn van gebrekkig werk dat door [gedaagde] aan de badkamer van [eiser] is uitgevoerd. De kantonrechter wijst daarom de door de deskundige begrote herstelkosten grotendeels toe en veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de kosten van [eiser].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inhoudelijke tussenvonnis van 24 mei 2023
- het tussenvonnis van 12 juli 2023, waarin het deskundigenbericht is bevolen
- het tussenvonnis van 1 november 2023, waarin de hoogte van het voorschot van de deskundigenkosten is vastgesteld
- het deskundigenbericht d.d. 23 april 2024
- de akte na deskundigenbericht van [eiser] d.d. 22 mei 2024
- de akte na deskundigenbericht van [gedaagde] d.d. 22 mei 2024
- de aanvullende schriftelijke reactie van [gedaagde] op het deskundigenbericht van 22 mei 2024
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Deskundigenbericht
2.1.
Bij tussenvonnis van 12 juli 2023 is een deskundigenbericht bevolen om – kort gezegd – te beoordelen of er een actieve lekkage van de badkamer van [eiser] waarneembaar is in de woning van [eiser] en zo ja, wat hiervoor de oorzaak kan zijn en of dit gerelateerd is aan het werk van [gedaagde].
2.2.
De deskundige T. Hoekstra van Hoekstra Bouwadvies (hierna: de deskundige) heeft op 23 april 2024 zijn definitieve deskundigenbericht uitgebracht. In het deskundigenbericht is onder meer het volgende opgenomen:

2.2 Doucheruimte
Onder de doucheruimte is in de gangzone lekkage aangetroffen. De lekkages doen
zich voor ter hoogte van het openliggend plafond in foto 3.
Lekkage 1:
• Links langs de woningscheidende wand (gele cirkel in foto 4) zijn enkele druppels
waargenomen. Vastgesteld is dat de multiplex beplating (foto 6) die onderdeel
uitmaakt van de houtskeletbouw wand in de badkamer plaatselijk vochtig is.
• Aan de buitenzijde van de ter plaatse aanwezige beluchtingsleiding zijn
leksporen/kalkuitslag zichtbaar (foto 7). De beluchting zelf vertoont geen gebreken.
Op dit punt wijkt de bevinding af van het rapport van Dekra (zie toelichting aldaar op
blad 4/18). Het betreft hier geen afvoer van een wastafel.
• In het onderliggende regelwerk zijn verhoogde vochtwaarden gemeten (foto 8).
• De lekkage is afkomstig van de aansluiting van de lijngoot met het tegelwerk. Ter
plaatse is vastgesteld dat de tussenliggende kitafdichting is onthecht (foto 9 en 10).(…)
Lekkage 2:
• Te midden van het douchegedeelte (blauwe cirkel in foto 4) is eveneens sprake van
lekkage. Er zijn in de onderliggende houten vloerdelen lekkagesporen zichtbaar (foto
11) en worden verhoogde vochtwaarden gemeten (foto 12).
• De lekkage ontstaat door douchewater dat via gebrekkige voegen (foto 13 t/m 15)
tussen de vloertegels in de constructie dringt. Eiser licht toe dat bewoners de voegen
afplakken met tape, alvorens gebruik wordt gemaakt van de douche om verdere
schade te beperken. Het onthechte/gescheurde voegwerk ontstaat
hoogstwaarschijnlijk door beweging in de onderliggende vloerconstructie.(…)
3.1
Kostenraming
3.2
Toelichting op herstelkosten
(…)
Naar aanleiding van opmerkingen van eiser in reactie op het conceptrapport:
“Ten aanzien van de kostenraming;
(…)
- reparatie van de trap als gevolg van de lekkage ontbreekt.”(…)
Eventuele schade/reparatie aan de trap is niet tijdens inspectie besproken en is ook niet
vastgelegd. Op dit moment is het voor mij niet duidelijk welke schade/reparatie eiser
bedoeld, zodat dit niet is verwerkt. Voor de volledigheid merk ik op dat een schadepost
voor vermeende schade aan de trap evenmin onderdeel uitmaakte van het rapport van
Dekra.
Naar aanleiding van opmerkingen van verweerder in reactie op het conceptrapport:
a. “Is hier rekening gehouden met de materiaalkosten, deze materialen zijn door
de opdrachtgever zelf geleverd, waren dat dan wel de juiste.”
Nee, ondergetekende heeft er in de kostenraming géén rekening mee gehouden dat de
materialen door opdrachtgever zijn geleverd en ziet hiertoe ook geen reden. Wanneer
verweerder van mening is dat de materialen onvoldoende geschikt zijn om deugdelijk
verwerkt te kunnen worden, ligt het voor de hand dit direct te melden bij opdrachtgever
alvorens deze worden verwerkt.(…)
Ondergetekende heeft de kosten geraamd met het uitgangspunt dat de herstelwerkzaamheden worden verricht door een derde partij met een marktconform arbeidsloon en deze partij btw-plichtig. (…)
4. Beantwoording van de vragen

1.Is een actieve lekkage van de badkamer waarneembaar? Zo ja, waar?

Ja, er is sprake van actuele lekkage. Vanuit het plafond in de gangzone op de begane grond zijn druppels zichtbaar, onderzijde van de multiplex wandbeplating is nat en in het vloerhout worden verhoogde vochtwaarden gemeten. Deze lekkages doen zich onder de doucheruimte. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 2.2. In overige delen is géén lekkage
vastgesteld. In de vestibule is in de hoek van het plafond en over de witte rand enige verkleuring waargenomen. Hier zijn géén verhoogde vochtwaarden gemeten (foto 16 en 17).

2. Is de wijze waarop de lijngoot is geplaatst als ‘onvoldoende dragend' aan te merken? Zo ja, is de lijngoot daardoor instabiel en niet goed waterdicht te maken?

Ja, de lijngoot is voldoende dragend. De lijngoot op zichzelf ook stabiel. De lijngoot is echter lastig waterdicht te maken. Dit komt onder andere doordat:
• Er is gekozen voor een lijngoot zonder flens.
• Een waterdichtingsmat in aansluiting met de lijngoot is niet toegepast.
• De gekozen lijngoot is qua afmeting onpraktisch (te breed) voor het douchegedeelte.
Hierdoor ontstaat links en rechts van de goot een aansluiting met vloertegels, waar te weinig restruimte aanwezig is. Dit heeft geresulteerd in een smal tegelstrookje (ca. 1 cm breed, zie foto 18) in combinatie met een te smalle kitafdichting. De kitafdichting krijgt daardoor een te kleine afmeting. Hiermee ontstaat een onjuiste breedte/dikte verhouding waardoor de kitafdichting onvoldoende krachtig/duurzaam is. Zie ook het antwoord bij vraag 3.

3. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat de wijze waarop de lijngoot is geplaatst de in de badkamer ontstane lekkage heeft veroorzaakt of mede heeft veroorzaakt? Zo ja, had deze of een andere lijngoot waterdicht geplaatst kunnen worden zonder vervanging van de oorspronkelijke vloer?

De lijngoot zelf heeft de lekkage niet veroorzaakt. De gekozen afmetingen van de lijngoot ten opzichte van de afmetingen van de doucheruimte maken het aansluiten van de lijngoot in de aangetroffen situatie wel extra lastig. Het probleem zit in de aansluitingen van de lijngoot op het omliggend werk.

4.Is het door [gedaagde] aangebrachte (nieuwe) leidingwerk, alsmede de

aansluitpunten van de douche, het bad en de wastafel op het (oude) riool (zie Dekra rapport onder onderdeel f) * kwaliteit aansluitingen en * afvoer en i) voor zover het betreft afvoer badkamermeubel, in lijn met de daaraan te stellen eisen. Zo nee, waarom niet? En in dat geval, was te voldoen aan die eisen zonder het oude leidingwerk onder de granito vloer te vervangen?

In de aangetroffen situatie is slechts een deel van het plafond in gangzone op de begane grond verwijderd (foto 3). Hierdoor is ook slechts een deel van het leidingwerk (enkel het deel onder de doucheruimte) inzichtelijk. Het overige leidingwerk is niet inzichtelijk. Verder destructief onderzoek hiernaar ligt niet in de rede.
Dekra rapport onderdeel f) * kwaliteit aansluitingen:
Dit heeft betrekking op de aansluiting van de lijngoot op de afvoerleiding. Met het voorgenomen herstel (verwerkt in hoofdstuk 3 van dit rapport) wordt dit punt getackeld.
Dekra rapport onderdeel f) * afvoer:
Op dit punt wijkt ondergetekende af van de rapportage van Dekra.
Vastgesteld is dat een beluchtingsleiding aanwezig is. Verweerder licht toe dat het horizontale leidingwerk is aangepast en is aangesloten op de bestaande verticale beluchtingsleiding, welke nabij de trapopgang verticaal richting het dak voert (foto 7). Dekra heeft deze leiding per abuis aangezien voor ‘een vermoedelijke afvoer afkomstig van de wastafel’.
Reactie van eiser op conceptrapport:
“Pagina 15 vraag 4 m.b.t afvoer: Opmerking over de vervangen leiding klopt niet. De horizontale leiding is gedeeltelijk vervangen. Zie aangepaste foto waar de nieuwe leiding de witte koppeling op lood is aangesloten.”
Het is voor ondergetekende onduidelijk wat eiser hier exact mee bedoeld. Vermoedelijk probeert eiser met de meegezonden foto aan te tonen dat een deel van het leidingwerk onder het bad (richting de bestaande loden afvoer) ook vervangen is door verweerder en als ondeugdelijk dient te worden beschouwd. Ondergetekende merkt op dat dit gedeelte tijdens inspectie niet bereikbaar was en zodoende niet is meegenomen in de beoordeling. Voorts is van belang dat dit gedeelte vanaf juni 2018 tot heden niet heeft geleid tot lekkage.
Ondergetekende heeft eveneens de drie afvoerpunten (ligbad, wastafel en douche) gelijktijdig belast. Hierbij is het ligbad eerst voor een deel gevuld, zodat een maximale waterbelasting op de afvoeren optreedt. Dit leidde niet tot lekkage. Er is ook geen vacuüm waargenomen.
Dekra rapport onderdeel j) Sanitair * Badkamermeubel:
(…)
Naderhand heeft verweerder de benodigde sparing aangebracht. Wellicht had verweerder voor wat betreft de afvoer een ruimtebesparende wastafelafvoer toe kunnen passen. Door de huidige afvoerslang gebogen uit te voeren (foto 39 rapport Dekra, hieronder opgenomen als foto 19) is provisorisch alsnog een stankafsluiter gecreëerd, welke functioneel is. Een geribbelde afvoerslang (ervan uitgaande dat de ribbels ook aan de binnenzijde van de slang aanwezig zijn) werkt echter vervuiling in de hand en zorgt voor vervroegd optreden van verstoppingen. Alhoewel de normen voor binnen riolering NEN3215 en NTR3216 hier niet specifiek iets over vermelden, mag verondersteld worden dat de flexibele geribbelde slang in de toegepaste situatie niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Hier zijn andere oplossingen voor (voorbeeld 1 of voorbeeld 2). Opgemerkt wordt dat deze uitvoering geen verband heeft met de actuele optredende lekkages. De afvoer is verwerkt achter het badkamermeubel en ligt ruim boven vloerniveau. Het oude leidingwerk onder de granitovloer staat hier eveneens los van.

21. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat de wijze waarop het (nieuwe) leidingwerk is aangebracht en is aangesloten op het (oude) leidingwerk de in de badkamer lekkage heeft veroorzaakt of mede heeft veroorzaakt? Zo ja, waaruit blijkt dat?

De aansluitingen van het nieuwe op het oude leidingwerk houden geen verband met de optredende lekkages. De aansluiting op de bestaande afvoerleiding bevindt zich onder/achter het ligbad. In de onderliggende vestibule is geen actuele lekkage aangetroffen.
Eiser merkt op dat bij het leeg laten lopen van het ligbad soms water omhoog kan komen vanuit de lijngoot in de douche. Tijdens het gelijktijdig belasten (zie toelichting bij antwoord op vraag 4) van de afvoerpunten (ligbad, wastafel en douche) is hier geen sprake van geweest. Toch is het niet ondenkbaar dat een dergelijke situatie zich soms voordoet. Hierbij dient in ogenschouw te worden genomen dat mogelijk de bestaande loden standleiding, alsmede de bestaande beluchting (beide buiten de badkamer gelegen) hier debet aan zijn. Deze onderdelen zijn niet vervangen door verweerder. Er is uitsluitend op aangesloten (foto 21). De loden leiding dateert uit 1927 en heeft vermoedelijk een beperkte diameter, waardoor sprake kan zijn van een beperkte(re) afvoercapaciteit. De afvoer is in 1927 mogelijk niet berekend op een gelijktijdige belasting van een ligbad, wastafel en moderne regendouche. Het vervangen van deze afvoerleiding behoorde kennelijk niet tot de werkzaamheden, waardoor evt. verantwoording voor het matig wegstromende water bij gelijktijdige belasting m.i. redelijkerwijs niet ligt bij verweerder.

22. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat de isolatieplaten die gebruikt zijn voor de vloer van de douche (zie Dekra rapport onder onderdeel d) de oorzaak of medeoorzaak zijn van de in de badkamer ontstane lekkage? Zo ja, waaruit blijkt dat?

Tussen de dragende vloerbalklaag heeft verweerder met vuren regels en een
hulpconstructie gerealiseerd. Hierop is een Wedi bouwplaat gemonteerd. In de
verwerking op houten ondergronden schrijft de leverancier voor:
De draagkracht van bestaande houten plafonds moet gecontroleerd worden. De houten constructie mag niet meegeven of veren (doorbuiging max. l/300), moet zo stijf mogelijk en vrij van hoogteverschillen zijn. Losse planken of vloerdelen moeten zo nodig opnieuw
worden vastgeschroefd. Oneffen vloerplanken moeten worden geëgaliseerd (vloervoegen dichtspuiten, plankenvloer gronden en met nivelleermiddel egaliseren).
De toegepaste Wedi bouwplaat is in beginsel dus een geschikte plaat voor belastingen en voor de toepassing op een houten balklaag. Echter in het onderhavige geval betreft het slechts een klein oppervlak (ca. 0.5 m2, feitelijk de aanheling op de bestaande terrazzovloer). De Wedi bouwplaat is uitgevoerd op een klein niet egaal vlak, waardoor puntbelastingen kunnen ontstaan. Bij puntbelastingen in combinatie met een klein oppervlak ontstaat een vergrote kans op schotelen. Alhoewel de Wedi bouwplaat zelf niet de oorzaak is van de lekkage, draagt deze wel substantieel bij aan het ontstaan hiervan. Schotelen leidt namelijk tot beweging, wat leidt tot scheurvorming in de voegen tussen
de tegels, waardoor de lekkage uiteindelijk optreedt.

23. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat de wijze waarop het tegelwerk is aangebracht (zie Dekra rapport onder onderdeel g) en h)) de in de badkamer ontstane lekkage heeft veroorzaakt of mede heeft veroorzaakt? Zo ja, waaruit blijkt dat?

Het tegelwerk is verlijmd op de Wedi bouwplaat en op de bestaande terrazzovloer en naderhand zijn de voegen ingewassen. Het tegelwerk rondom de lijngoot is niet optimaal. Door de breedtemaat van de lijngoot rest een (te) beperkte tegelmaat, wat leidt tot lekkagepositie 1. Zie hiervoor de toelichting bij vraag 2. Door scheuren in het voegwerk tussen de vloertegels treedt lekkage op, waarbij douchewater in de vloerconstructie dringt. Dit is lekkagepositie 2 (zie ook paragraaf 2.2). Eiser probeert de lekkage (2) zoveel mogelijk te beperken, door tijdens het gebruik van de douche de voegen tussen de tegels af te plakken. Hierdoor is nauwelijks tot geen gevolgschade aan de vloerconstructie aanwezig. Enkele oude vloerdelen vertonen licht vochtschade. Aan de draagconstructie zijn geen gebreken aangetroffen welke een gebrek vormen in constructieve zin.

24. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat de wijze waarop [gedaagde] het kitwerk heeft aangebracht (zie Dekra rapport onder onderdeel i)) de in de badkamer ontstane lekkage heeft veroorzaakt of mede heeft veroorzaakt? Zo ja, waaruit blijkt dat?

Door een onthechte kitafdichting tussen vloertegel en lijngoot treedt eveneens lekkage op. Zie ook de toelichting in paragraaf 2.2. Deze kitafdichting heeft een beperkte breedte van 2 à 3 mm. De breedte/diepte verhouding van de kit is hierdoor onjuist, waardoor de kitafdichting onvoldoende massa en hechtvlakken heeft. Dergelijke kitvoegen hebben over het algemeen een beperkte levensduur. Zo is ook in dit geval gebleken. De kitafdichting is niet in staat geweest de (thermische en mechanische) werking tussen tegels en lijngoot op te vangen.
Reactie van verweerder op conceptrapport:
“Onder andere Kit- en voegen dienen in een termijn van 3-5 jaar gecontroleerd te worden c.q. vervangen vernieuwd en/of hersteld.”
De defecten aan de kitafdichting ontstaan niet als gevolg van ouderdom of normaal gebruik, maar zijn het gevolg van een onvoldoende deugdelijk werk, zodat verantwoording hiervoor niet kan worden verlegd richting eiser.

25. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat de wijze waarop de badmengkraan, de douchemengkraan en het ligbad zijn geplaatst (zie Dekra rapport onder onderdeel j) onder * kranen en * ligbad) de in de badkamer ontstane lekkage heeft veroorzaakt of mede heeft veroorzaakt? Zo ja, waaruit blijkt dat?

Ligbad:
Voor wat betreft de badmengkraan en plaatsing van het ligbad is ondergetekende van mening dat dit los staat van de aangetroffen lekkages in de doucheruimte. Opgemerkt wordt de handdoucheslang (foto 22 en 23, behorende bij het ligbad) niet meer volledig uittrekbaar is en dat de badmengkraan zelf ontzet is (foto 24 en 25, lees: scheef en los staat). Verweerder merkt hierover dat dit niet het geval was bij oplevering. Als gevolg hiervan kan lekwater langs het rozet achter het ligbad komen. Onduidelijk is waar dit lekwater terecht komt. Vermoedelijk belandt dit onder het ligbad. Op dit moment heeft dit nog geen (op begane grond zichtbare) lekkage opgeleverd. Het is wel van belang dat dit gebrek wordt opgelost. Voor ondergetekende is het voldoende aannemelijk dat de badmengkraan destijds niet zoals aangetroffen is opgeleverd.
Reactie van eiser:
“Pagina 18 punt 9: - aanname dat de kraan niet zo is opgeleverd is onjuist. [gedaagde] heeft destijds aangegeven dat hij het niet vaster kreeg. Graag opmerking schrappen of aanpassen.”
Ondergetekende merkt op dat dit niet ter sprake is gekomen tijdens de inspectie. Ondergetekende handhaaft zijn standpunt, maar voegt de reactie van eiser toe aan het rapport, zodat arbiter dit eveneens nader kan afwegen.
Douche:
De douchemengkraan bestaat uit twee bedieningsknoppen met daaromheen één ronde afdekplaat (foto 26). Met hulp van eiser is de ronde afdekplaat verwijderd (foto 27), waardoor de achterliggende afdichtingsplaat en de behuizing zichtbaar worden. De afdichtingsplaat (foto 28) sluit aan op de behuizing met een rubber afdichting (stippellijn in foto 28). Nabij de afdichting zijn aan beide zijde leksporen zichtbaar (zie pijlen in foto 28). De behuizing is opgenomen in een houtskeletbouwwand. Op basis van de beperkte zichtbare leksporen in de behuizing en langs het ter plaatse geslepen tegelwerk, beoordeelt ondergetekende de situatie als volgt:
Er treedt in zeer beperkte mate lekwater achter de afdichtingsplaat van de
douchemengkraan. Dit water behoort hier in beginsel niet te komen en in de toekomst kan dit leiden tot overlast. Vooralsnog heeft dit lekwater niet tot de in vraag 1 aangetroffen lekkages geleid. Wel is het wenselijk dat de afdichtingsplaat en rubbers worden gereinigd.
Aanvullend is het wenselijk om de afdichtingsplaat in een waterwerende flexibele kit te wellen bij het terugplaatsen, zodanig dat wederom een functionele afdichting ontstaat. Verdergaande maatregelen worden disproportioneel geacht.

30. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat het oude leidingwerk zelf de oorzaak of medeoorzaak is van de in de badkamer ontstane lekkage? Zo ja, waaruit blijkt dat?

Het oude leiding is niet zichtbaar. Middels een thermografische camera is positie van de loden afvoer vastgelegd (foto 21).
Gelet op de positie onder het ligbad kan worden uitgesloten dat de oude leiding een defect vertoont en hierdoor tot lekkages heeft geleid.
Opgemerkt wordt dat de oude afvoer wel een rol kan spelen bij soms matige afvoer van water, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 5.

31. Is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid te concluderen dat er nog andere oorzaken zijn die (mede) oorzaak zijn van de in de badkamer

ontstane lekkage?

Er zijn géén andere oorzaken aangetroffen.

32. Als een andere oorzaak of oorzaken kan of kunnen worden vastgesteld of met een bepaalde mate van zekerheid kan worden geconcludeerd dan hiervoor is benoemd, is dan vast te stellen dat dat (mede) werkzaamheden van [gedaagde] betreffen? En zo ja, zijn die werkzaamheden als ondeugdelijk aan te merken?

Niet van toepassing.

33. Als is vast te stellen of met een bepaalde mate van zekerheid geconcludeerd kan worden wat de oorzaak is of de oorzaken zijn van de in de badkamer ontstane lekkage, is dan een inschatting te maken van de herstelkosten daarvan? Als een deel van de oorzaken ondeugdelijke werkzaamheden van [gedaagde] betreft, is dan aan te geven welk deel van de herstelkosten daarop ziet? Zo ja, hoeveel bedragen die kosten?

De herstelkosten (inclusief herstel afvoer wastafelmeubel, wat feitelijk geen lekkage veroorzaakt) zijn geraamd op € 4.339,- exclusief BTW en € 5.250,- inclusief BTW. Zie hoofdstuk 3 voor een onderbouwing.
34. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Er zijn geen andere punten.
2.3.
Beide partijen hebben na het deskundigenbericht een akte genomen waarin zij zich hebben uitgelaten over de conclusies van de deskundige. De kantonrechter zal daar – voor zover van belang – verderop in dit vonnis nader op ingaan.
Inhoudelijke beoordeling
2.4.
Volgens het deskundigenbericht is sprake van twee actuele lekkages aan de badkamer van [eiser] die veroorzaakt worden door (1) de aansluiting van de lijngoot op het tegelwerk in de douche en (2) onthechte/gescheurde voegen waar douchewater doorheen dringt, welke op hun beurt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt worden door beweging in de vloerconstructie (deskundigenbericht, par. 2.2). Dat sprake is van actuele lekkages, zoals geconstateerd in het deskundigenbericht en de daarvoor gegeven oorzaken worden op zichzelf niet (langer) betwist. Wel is in geschil of [gedaagde] hiervoor aansprakelijk gehouden kan worden.
De kantonrechter zal de lekkages hierna apart behandelen, waarbij ook de reactie van partijen op het deskundigenbericht aan bod komt.
Lekkage door de kitaansluiting van de (te grote) lijngoot op het tegelwerk
2.5.
De kantonrechter concludeert op basis van het deskundigenbericht dat de aansluiting van de lijngoot op het tegelwerk in de douche niet waterdicht is, gelet op het volgende. De gekozen lijngoot is qua afmetingen te breed voor het douchegedeelte (deskundigenbericht, antwoord op vraag 2). Daardoor is er te weinig restruimte tussen de goot en de vloertegels om deze goed af te kitten. De hier gebruikte kitafdichting heeft door de beperkte breedte een verkeerde breedte/diepte verhouding waardoor de kitafdichting onvoldoende massa en hechtvlakken heeft. Daarom is de kitafdichting niet in staat geweest de (thermische en mechanische) werking tussen tegels en lijngoot op te vangen (deskundigenbericht, par 2.2 en de antwoorden op vraag 2, 3 en 24). Kortgezegd, zit het probleem hem in de gekozen afmetingen van de lijngoot die door [gedaagde] is geïnstalleerd, omdat deze te groot is om deze, met behulp van kit, waterdicht te laten aansluiten op het omliggende tegelwerk.
2.6.
Het verweer van [gedaagde] hiertegen is dat [eiser] zelf de gebrekkige lijngoot heeft gekocht en deze aan [gedaagde] ter beschikking heeft om in de douche te installeren vanwege het beperkte verbouwingsbudget. Daarom kan hem niet verweten worden dat de lijngoot te groot is om deze waterdicht aan te kunnen laten sluiten op het tegelwerk.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer [gedaagde] niet kan baten, zoals ook de deskundige overwoog naar aanleiding van de reactie van [gedaagde] op het concept rapport (vgl. deskundigenbericht, pagina 13). Van [gedaagde] mag immers, als professioneel aannemer en opdrachtnemer, verwacht worden dat hij weigert om bouwmaterialen zoals een lijngoot te gebruiken als deze niet deugdelijk (lees: waterdicht) geïnstalleerd kunnen worden. Op hem rust de verplichting om zich als redelijk handelend aannemer op te stellen en alleen bouwmaterialen te gebruiken die deugdelijk verwerkt kunnen worden. Dit zou mogelijk anders kunnen zijn indien [gedaagde] [eiser] expliciet en ondubbelzinnig zou hebben gewaarschuwd voor de consequenties van het gebruik van een te grote lijngoot en [eiser] desondanks aan [gedaagde] de opdracht zou hebben geven om de lijngoot te installeren. Dat dit is gebeurd, heeft [gedaagde] niet gesteld en is ook niet gebleken. [gedaagde] geeft in zijn eigen reactie op het deskundigenbericht ook aan dat er geen overleg is geweest over de afmeting van de lijngoot. De kantonrechter is van oordeel dat het op de weg van [gedaagde] had gelegen om een deugdelijke lijngoot te installeren en - als een klant een te grote lijngoot aanbiedt - te weigeren deze te installeren of vast te leggen dat [eiser] (expliciet en ondubbelzinnig) op de consequenties is gewezen. Dat is niet gebeurd.
Voor zover [gedaagde] zich nog beroept op hetgeen is opgenomen in het LM Bouw rapport (onder 3.11 in het tussenvonnis), namelijk dat [eiser] er volgens [gedaagde] op gewezen is dat het beter is een lijngoot dragend te plaatsen maar dat de opdrachtgever daar niet voor heeft gekozen, kan dat niet gelden als voldoende onderbouwing dat afdoende gewaarschuwd is voor het gebruik van een te grote lijngoot.
2.8.
[gedaagde] voert ook aan dat uit het deskundigenbericht blijkt dat de eerste lekkage is veroorzaakt door een gebrek aan onderhoud van het kitwerk, hetgeen iedere 3-5 jaar moet gebeuren. [gedaagde] stelt niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor gebrek aan onderhoud zes jaar na het installeren daarvan. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer van [gedaagde] berust op een onjuiste lezing van het deskundigenbericht. In het deskundigenbericht schrijft de deskundige namelijk dat de defecten aan de kitafdichting niet ontstaan zijn als gevolg van ouderdom of normaal gebruik, maar juist het gevolg zijn van het onvoldoende deugdelijk werk (deskundigenbericht, pagina 19 bovenaan). Op basis van deze onjuiste opvatting van de conclusies van de deskundige, treft ook dit betoog van [gedaagde] geen doel.
2.9.
[gedaagde] verweert zich verder door te stellen dat het oorzakelijke verband tussen zijn werkzaamheden en de schade ontbreekt, omdat het deskundigenbericht hierover geen uitsluitsel geeft. De kantonrechter kan [gedaagde] in dit standpunt niet volgen. Uit het deskundigenbericht - als hiervoor weergegeven - blijkt namelijk welke oorzaken de deskundige aanwijst voor de lekkages, waarbij wordt aangegeven dat deze het gevolg zijn van de werkzaamheden van [gedaagde]. Dit verweer wordt daarom gepasseerd.
Lekkage door onthecht/gescheurd voegwerk door beweging in de vloerconstructie
2.10.
De kantonrechter concludeert op basis van het deskundigenbericht dat de tweede lekkage veroorzaakt is door het doordringen van douchewater via onthechte/gescheurde voegen in de badkamer. Dit gebrekkige voegwerk is volgens de deskundige hoogstwaarschijnlijk ontstaan door beweging in de onderliggende vloerconstructie (deskundigenbericht, pagina 8). De vloerconstructie betreft een door [gedaagde] aangebrachte Wedi bouwplaat die is uitgevoerd op een (te) klein en niet egaal vlak, waardoor puntbelastingen kunnen ontstaan. In combinatie met een klein oppervlak leiden puntbelastingen tot een vergrote kans op schotelen. Schotelen leidt tot beweging in de vloer, wat leidt tot scheurvorming in de voegen, waardoor uiteindelijk de lekkage optreedt (deskundigenbericht, pagina 16). De kantonrechter begrijpt het deskundigenbericht aldus zo dat zich in dit geval, door het gebruik van een (op zichzelf deugdelijke) Wedi plaat op een (te) klein en niet egaal vlak, ook daadwerkelijk puntbelastingen zijn opgetreden welke hebben geleid tot schotelen en beweging in de vloer, waardoor het voegwerk is gescheurd/onthecht en wat uiteindelijk geresulteerd heeft in de lekkage. Op basis van het deskundigenbericht concludeert de kantonrechter verder dat de lekkage niet was opgetreden als de (op zichzelf deugdelijke) Wedi plaat op een groter, in elk geval op een egaal vlak was aangebracht of als een andere constructie was aangebracht waardoor geen beweging in de vloer zou voorkomen.
2.11.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de vloerconstructie met gebruik van de Wedi plaat door [gedaagde] is geïnstalleerd. [gedaagde] voert aan dat, vanwege het geringe budget van [eiser], voor deze vloerconstructie is gekozen omdat [eiser] het te duur vond om de gehele badkamervloer te vervangen en hij niet wilde dat de granieten vloer werd verwijderd. Er was zodoende geen alternatief dan het op deze manier aanbrengen van de Wedi plaat volgens [gedaagde]. Daarbij is [eiser] volgens [gedaagde] op de consequenties gewezen. Dit alles wordt door [eiser] betwist.
2.12.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in deze verweren. Dat [gedaagde] [eiser] expliciet en ondubbelzinnig zou hebben gewaarschuwd voor de consequenties van het gebruik van de Wedi plaat in deze situatie, te weten het mogelijk optreden van puntbelastingen met alle gevolgen van dien, heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd gesteld. Ter zitting heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat hij [eiser] gewaarschuwd heeft voor het niet vervangen van de gehele vloer in verband met het daardoor moeten aansluiten van de nieuwe leidingen op de oude leidingen. [eiser] heeft ook dat betwist. Als al vastgesteld zou kunnen worden dat daarmee sprake zou zijn van een afdoende waarschuwing, geldt dat daarmee niet gewaarschuwd is voor de consequenties van het gebruik van de gebruikte Wedi plaat, als omschreven in het deskundigenbericht. Niet gebleken is dus dat [gedaagde] [eiser] hiervoor (expliciet en ondubbelzinnig) heeft gewaarschuwd. Gelet hierop had [gedaagde], als professioneel aannemer, verwacht worden dat hij weigert om een Wedi plaat te installeren op een (te) klein en niet egaal oppervlakte, als daarmee een vergrote kans op puntbelasting en schotelen ontstaat waardoor het voegwerk van de badkamer scheurt/onthecht.
Conclusie ten aanzien van de gebreken
2.13.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat uit het deskundigenbericht genoegzaam is gebleken dat de twee lekkages het gevolg zijn van ondeugdelijk werk dat is uitgevoerd door [gedaagde]. Op basis hiervan concludeert de kantonrechter dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de kosten van het herstel hiervan jegens [eiser]. De kantonrechter zal zich hierna buigen over de door de deskundige begrote herstelkosten.
De herstelkosten
2.14.
De kantonrechter concludeert op basis van het deskundigenbericht dat de deskundige de totale herstelkosten begroot op € 5.250,- (incl. btw). De kantonrechter is van oordeel dat de herstelkosten door de deskundige voldoende zorgvuldig gespecificeerd zijn en deze kosten komen de kantonrechter niet onredelijk voor gelet op de werkzaamheden die verricht moeten worden ter herstel van de geconstateerde gebreken. De kantonrechter zal daarom de herstelkosten toewijzen met uitzondering van twee kosten posten in het kostenoverzicht. De kantonrechter ligt dit hierna toe.
2.15.
De deskundige heeft in de begroting van de herstelkosten een kostenpost van € 90,- opgenomen voor het herstel van de afdichting van de douchemengkraan (kostenregel 29 in het hersteloverzicht). In zijn rapport concludeert de deskundige echter ook zelf al dat de badmengkraan los staat van de aangetroffen lekkages in de doucheruimte en dit nog niet tot (zichtbare) lekkage heeft geleid (deskundigenbericht, p. 19). In het tussenvonnis van 24 mei 2023 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] beperkt is tot het herstel van gebreken die (mede) de oorzaak zijn van de ontstane lekkages. Nu de deskundige concludeert dat niet is gebleken dat het geconstateerde gebrek aan de bandmengkraan (mede) een oorzaak is voor de geconstateerde lekkages, komen deze herstelkosten niet voor rekening van [gedaagde].
2.16.
De deskundige heeft verder in de begroting van de herstelkosten een kostenpost van € 223,- opgenomen voor het herstel van de afvoerslang voor ruimtebesparende bekersifon + manchet (kostenregel 32 in het kostenoverzicht). In zijn rapport heeft de deskundige dit onderbouwd met het feit dat normaliter een plug/bekersifon wordt toegepast onder een wastafel, maar dat er onvoldoende ruimte is gecreëerd door [gedaagde] om een dergelijke aansluiting te realiseren. De door [gedaagde] toegepaste constructie met een flexibele geribbelde slang om toch een stankafsluiter te creëren, voldoet volgens de deskundige niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De deskundige verklaart echter ook ten aanzien van dit gebrek dat het geen verband houdt met de actuele optredende lekkages in de badkamer van [eiser] (deskundigenbericht, p. 16). Als overwogen, heeft de kantonrechter al geoordeeld dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] beperkt is tot gebreken die (mede) de oorzaak zijn van de ontstane lekkages. Nu door de deskundige zelf is geconcludeerd dat het geconstateerde gebrek aan de afvoer van de wastafel geen verband houdt met de geconstateerde lekkages, komen deze herstelkosten niet voor rekening van [gedaagde].
2.17.
Concluderend zal de kantonrechter een bedrag van € 4.937,- aan herstelkosten toewijzen. De gevorderde wettelijke rente over deze hoofdsom zal de kantonrechter toewijzen zoals opgenomen in de beslissing.
2.18.
De kantonrechter passeert de aanspraak van [eiser] op herstelkosten aan de trap die volgens hem zijn ontstaan als gevolg van de actuele lekkages. Deze schade heeft [eiser] niet eerder benoemd en dit maakte ook geen onderdeel uit van het door [eiser] ingediende DEKRA rapport, waarop [eiser] zijn vordering gebaseerd heeft. Bovendien is deze schade volgens de deskundige niet tijdens de inspectie besproken of door de deskundige vastgelegd (deskundigenbericht, p. 13). [eiser] laat in haar akte ook na deze kosten te onderbouwen, zodat deze niet kunnen worden toegewezen.
2.19.
De kantonrechter volgt ook [gedaagde] niet in zijn stelling dat de herstelkosten berekend moeten worden op basis van de kosten van herstel bij oplevering in juni 2018, althans per 26 augustus 2020. De gebreken in het werk van [gedaagde] dienen namelijk nog steeds hersteld te worden en dit zal betaald moeten worden op basis van de actuele prijzen. De deskundige is bij de kostenraming uitgegaan van herstel door een (btw-plichtige) derde met een marktconform arbeidsloon en dat deze partij btw-plichtig. Dat de gebreken niet eerder (en daarmee - mogelijk- tegen lagere (materiaal)kosten) hersteld zijn is (mede) het gevolg van het feit dat [gedaagde] de niet in staat is geweest de gebreken (eerder) te herstellen en de oorzaken van de lekkages heeft ontkend. De in de door de deskundige opgestelde kostenraming opgenomen prijzen, worden dus door de kantonrechter gevolgd.
Kosten
2.20.
[eiser] vordert vergoeding van de deskundigenkosten van DEKRA voor een bedrag van € 2.364,34. Deze kosten van [eiser] ter vaststelling van de aansprakelijkheid van [gedaagde] komen in beginsel als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking gelet op artikel 6:96 lid 2 onder b BW. [eiser] heeft DEKRA namelijk ingeschakeld nadat [gedaagde] bleef ontkennen dat de schade het gevolg was van zijn werkzaamheden. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat de gemaakte deskundigenkosten van DEKRA à € 2.364,34 niet onredelijk hoog zijn. De vordering tot vergoeding van deze kosten zal de kantonrechter daarom toewijzen. De gevorderde wettelijke rente zal de kantonrechter toewijzen zoals opgenomen in de beslissing.
2.21.
[gedaagde] zal ook veroordeeld worden in de kosten van het deskundigenbericht. [gedaagde] zal namelijk veroordeeld worden in een (groot) deel van de herstelkosten voor de lekkages in de badkamer van [eiser]. Het deskundigenbericht is nodig geweest ter vaststelling hiervan.
[eiser] heeft (bij voorschot) voor het deskundigenbericht een bedrag van € 5312,00 betaald. De factuur van de deskundige bedraagt € 3.859,30 zodat [gedaagde] zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiser] te betalen. Het resterende bedrag dat nog in depot stond is inmiddels door de griffie teruggestort op hetzelfde rekeningnummer van waaruit de betaling is verricht.
2.22.
[eiser] vordert ook vergoeding van zijn buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 934,94 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 748,63 bij een hoofdsom van € 4.937,-. De kantonrechter wijst daarom € 748,63 toe. Dit bedrag is inclusief 21% btw omdat [eiser] als natuurlijk persoon de btw niet kan verrekenen.
2.23.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
  • Hoofdsom € 4.937,00
  • Onderzoekskosten (Dekra rapport) € 2.364,34
  • Buitengerechtelijke incassokosten € 748,63
Totaal € 8.049,97
2.24.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter zal [gedaagde], als onderdeel van de proceskosten, als overwogen, ook veroordelen tot vergoeding van de kosten van het deskundigenbericht à € 3.859,30. De proceskosten van [eiser] worden gelet op het voorgaande begroot op:
  • Kosten van de dagvaarding € 129,74
  • Griffierecht € 693,00
  • Salaris gemachtigde € 812,00 (2 punten x € 406,-)
  • Deskundigenbericht € 3.859,30
  • Nakosten € 135,00 (plus de verhoging zoals
vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.629,04
2.25.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de hiervoor genoemde bedragen binnen een termijn van twee dagen na betekening van dit vonnis, zoals door [eiser] gevorderd. Zij zal hiervoor een termijn stellen van veertien dagen. De gevorderde wettelijke rente over de kosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.937,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 28 juli 2022, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.364,34 ter vergoeding van de onderzoekskosten van DEKRA en een bedrag van € 748,63 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 4 november 2022, tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.629,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2024.