In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een kamer door de huurder, [gedaagde]. De eisende partijen, [eiser 1] en [eiser 2], hebben de ontruiming gevorderd omdat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. De huurder heeft overlast veroorzaakt, een huurachterstand opgebouwd, en heeft op 18 juni 2024 een geweldsincident gepleegd waarbij hij [eiser 2] heeft geslagen en bedreigd. Dit heeft geleid tot een onveilige woonsituatie voor de andere bewoners.
De procedure begon met een dagvaarding op 10 juli 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 juli 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds 1 mei 2020 huurt en dat de huurprijs in de loop der tijd is gestegen. Ondanks herhaalde waarschuwingen en verzoeken om zijn gedrag aan te passen, heeft [gedaagde] zijn tekortkomingen niet verholpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ernst van het geweldsincident en de voortdurende overlast voldoende grond vormen voor de gevorderde ontruiming.
De kantonrechter heeft de ontruiming toegewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 879,84, vermeerderd met wettelijke rente, en een gebruiksvergoeding voor elke maand dat hij in gebreke blijft. De proceskosten zijn eveneens aan [gedaagde] opgelegd. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, waarbij de kantonrechter het belang van een veilige woonomgeving voor de andere bewoners zwaarder heeft laten wegen dan het belang van [gedaagde] om in het gehuurde te blijven.