ECLI:NL:RBNHO:2024:9292

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10925687 \ CV EXPL 24-324
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten en huurachterstand

In deze huurzaak heeft de kantonrechter op 11 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen de Gemeente Purmerend als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V., vorderde betaling van achterstallige huurpenningen en buitengerechtelijke incassokosten. In een eerder tussenvonnis van 21 maart 2024 werd de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten voor buitengerechtelijke incasso niet in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen en dat bepaalde contractuele afwijkingen onredelijk bezwarend zijn voor de consument. Hierdoor heeft de kantonrechter artikel 11.2 van de huurovereenkomst en artikel 25.2 van de algemene voorwaarden vernietigd, wat leidde tot afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 2.811,92 aan huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10925687 \ CV EXPL 24-324
Uitspraakdatum: 11 juli 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Purmerend
gevestigd te Purmerend
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 21 maart 2024 (hierna: het tussenvonnis) heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de huurovereenkomst en in de toepasselijke algemene voorwaarden [1] . De eisende partij heeft op 18 april 2024 een akte genomen.

2.De verdere beoordeling

Buitengerechtelijke incassokosten
2.1.
De eisende partij heeft gesteld dat de kosten in dit geval berekend zijn aan de hand van de wettelijke bepalingen en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Er is geen uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 11.2 van de huurovereenkomst. Zoals ook in het tussenvonnis is overwogen (r.o. 3.3.) is dat echter niet relevant. Het boetebeding wijkt ten nadele van de consument aanzienlijk af van de aanvullend rechtelijke bepalingen in artikel 6:92 BW. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [2] onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
2.2.
De kantonrechter blijft daarom bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er bestaat geen aanleiding om daarop terug te komen.
2.3.
Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter artikel 11.2 van de huurovereenkomst en artikel 25.2 van de algemene voorwaarden voor zover deze zien op de buitengerechtelijke incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Huurachterstand en rente
2.5.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 3.294,04 aan achterstallige huurpenningen (€ 3.249,50 huurachterstand + € 482,12 incassokosten +
€ 39,32 - € 515,50 deelbetaling). Deze deelbetaling strekt, gelet op het bepaalde in artikel 6:44 BW en wat hiervoor is overwogen, eerst in mindering op de wettelijke rente. Dit maakt dat de gedaagde partij de wettelijke rente al heeft voldaan. Het resterende bedrag van de deelbetaling, een bedrag van € 475,58‬ (€ 515,50 - € 39,92), strekt in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 2.811,92 ( €3.287,50‬ - € 475,58‬) aan achterstallige huurpenningen zal worden toegewezen.
Conclusie en proceskosten
2.6.
De vordering van de eisende partij wordt grotendeels toegewezen.
2.7.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 119,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De kosten voor de te nemen akte blijven voor rekening van de eisende partij, omdat het aan haarzelf te wijten is dat de akte genomen moest worden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 2.811,92 aan huurachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 135,97 wegens dagvaardingskosten,
€ 496,00 wegens griffierecht en
€ 238,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 119,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte (ROZ 20 maart 2017)
2.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4