ECLI:NL:RBNHO:2024:9430

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
8394664 \ CV EXPL 20-2626
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappij voor compensatie bij vluchtvertraging

In deze zaak vordert de passagier compensatie van de vervoerder, British Airways Plc, vanwege een langdurige vertraging bij aankomst op de eindbestemming. De passagier had een vervoersovereenkomst met American Airlines voor een vlucht van Amsterdam via Londen naar Las Vegas op 14 juli 2018. Door een schemawijziging werd de passagier omgeboekt naar een alternatieve vlucht, wat resulteerde in een vertraging van 4 uur en 44 minuten. De passagier heeft compensatie gevorderd op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die luchtvaartmaatschappijen verplicht om compensatie te betalen bij vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder aansprakelijk is voor de compensatie, aangezien deze een deel van de vlucht heeft uitgevoerd. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 708,90 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van proceskosten en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8394664 \ CV EXPL 20-2626
Uitspraakdatum: 11 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 december 2019:
- de conclusie van antwoord van 7 april 2021;
- de conclusie van repliek van 18 mei 2022;
- de conclusie van dupliek van 15 november 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met American Airlines een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 14 juli 2018 vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Londen Heathrow (Verenigd Koninkrijk) naar Las Vegas (Verenigde Staten) met de vluchtcombinatie BA429 en BA271.
2.2.
Er heeft een schemawijziging plaatsgevonden. American Airlines heeft de passagier omgeboekt op een alternatieve vlucht vanaf Londen via Dallas (Verenigde Staten) naar Las Vegas (AA81 en AA1771). American Airlines heeft de passagier op 13 juli 2018 over de schemawijziging geïnformeerd.
2.3.
De passagier is met een vertraging van 4 uur en 44 minuten aangekomen op de eindbestemming.
2.4.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging op de eindbestemming (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Het staat vast dat de passagier is omgeboekt op een alternatieve vlucht van Londen naar Las Vegas. De kantonrechter is daarom van oordeel dat vlucht BA271 voor de passagier als geannuleerd moet worden beschouwd. Dit betekent dat de passagier – naast omboeking of restitutie – in beginsel ook recht heeft op compensatie. Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag wie daarvoor aansprakelijk is.
4.3.
Het Hof heeft in zijn beschikking van 12 november 2020 (C-367/20, ECLI:EU:C:2020:909) het volgende overwogen:
“Wat de vraag betreft wie aansprakelijk is voor de betaling van de compensatie die verschuldigd is in geval van langdurige vertraging bij aankomst van rechtstreeks aansluitende vluchten, zoals die in het hoofdgeding, heeft het Hof verduidelijkt dat elke luchtvaartmaatschappij die ten minste één van deze rechtstreeks aansluitende vluchten heeft uitgevoerd deze compensatie verschuldigd is, ongeacht of de door haar uitgevoerde vlucht al dan niet aan de basis lag van de langdurige vertraging waarmee de passagier op zijn eindbestemming is aangekomen (zie in die zin arrest van 11 juli 2019, České aerolinie, C502/18, EU:C:2019:604, punten 2026)”.
4.4.
In het onderhavige geval is niet in geschil dat de vervoerder effectief een deel van de vlucht heeft uitgevoerd (namelijk het deel van Amsterdam naar Londen). Dat dit deel van de vlucht niet aan de basis lag van de langdurige vertraging waarmee de passagier op de eindbestemming is aangekomen
,is gelet op de jurisprudentie van het Hof niet relevant. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de vervoerder in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening. De vervoerder heeft ook geen beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.
4.5.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagier in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 708,90‬, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 14 juli 2018, en over € 108,90 vanaf 30 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter