ECLI:NL:RBNHO:2024:9431

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
10654470 \ CV EXPL 23-5190
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht door vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, Turk Havayollari A.O., na de annulering van hun vlucht TK7861 van Amsterdam naar Antalya op 15 juli 2022. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht, maar stellen dat zij niet tijdig zijn geïnformeerd over de annulering. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers veertien dagen voor de vlucht telefonisch op de hoogte heeft gesteld, maar de kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende bewijs heeft geleverd om dit te onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat de passagiers recht hebben op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op € 400,00 per passagier bij annulering van de vlucht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10654470 \ CV EXPL 23-5190
Uitspraakdatum: 11 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Aviclaim)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 juli 2023:
- de conclusie van antwoord van 11 oktober 2023;
- de conclusie van repliek van 6 december 2023;
- de conclusie van dupliek van 31 januari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Adotravel een overeenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers en hun twee kinderen op 15 juli 2022 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar Antalya (Turkije) met vlucht TK7861, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar vlucht TK7865 van Brussel (België) naar Antalya. Deze vlucht is 2 uur en 20 minuten éérder vertrokken dan de oorspronkelijke vlucht.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
2.5.
De passagiers hebben de vorderingen van hun minderjarige kinderen aan zichzelf overgedragen.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 240,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat de passagiers de eventuele vorderingsrechten van hun minderjarige kinderen aan zichzelf hebben overgedragen. Het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervoerder faalt.
4.3.
De eerste vraag die voorligt is of de passagiers over een bevestigde boeking voor de vlucht beschikten. Het Hof heeft in het arrest van 21 december 2021 (C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270.20) een ruimere definitie aan het begrip ‘boeking’ toegekend. De vervoerder heeft niet betwist dat in het onderhavige geval Adotravel als touroperator heeft gefungeerd. De door de passagiers overgelegde boekingsbevestiging van Adotravel kan dan ook als een ‘bevestigde boeking’ in de zin van de Verordening worden aangemerkt.
4.4.
Het feit dat de passagiers een pakketreis hebben geboekt staat niet aan het recht op compensatie in de weg, omdat de vervoerder niet heeft weersproken dat hij de vlucht heeft geannuleerd.
4.5.
Tussen partijen is in geschil wanneer de passagiers over de annulering van de vlucht zijn geïnformeerd. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagiers veertien dagen vóór de vlucht telefonisch op de hoogte heeft gesteld van de annulering. De bewijslast ten aanzien van het moment van mededeling aan de passagiers rust op de vervoerder. Het had, mede gelet op de betwisting door de passagiers, op de weg van de vervoerder gelegen om zijn stellingen nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door schermafdrukken van zijn belgeschiedenis over te leggen. De vervoerder heeft dit nagelaten. De kantonrechter is daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de passagiers tijdig over de annulering zijn geïnformeerd.
4.6.
De vervoerder heeft ten slotte een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De passagiers betwisten niet dat sprake was van een capaciteitsreductie op Schiphol, maar wel dat het buiten de macht van de vervoerder lag dat de passagiers daar hinder van hebben ondervonden. De capaciteitsreductie is op 17 juni 2022 bekendgemaakt. Dat is een maand voor aanvang van de vlucht in kwestie. De kantonrechter volgt de passagiers in hun betoog dat het aan de vervoerder is om in de planning van zijn vluchten op de capaciteitsreductie te anticiperen. De vervoerder heeft voldoende tijd gehad om eventuele verstoringen te minimaliseren. Het is niet gebleken dat er een noodzaak was om de vlucht minder dan 14 dagen van te voren te annuleren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beroep op buitengewone omstandigheden faalt.
4.7.
Het beroep van de vervoerder op artikel 7 lid 2 van de Verordening is tardief. Bovendien heeft de vervoerder niet toegelicht hoe laat de passagiers op hun eindbestemming zijn gearriveerd. De conclusie is dan ook dat de vordering tot compensatie in volle omvang wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter