Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 3 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van Pré Wonen
- de pleitnota van [gedaagde].
2.De feiten
€ 370,30 per maand. Het gehuurde ligt in een flatgebouw met portiekwoningen.
Het gehuurde is enkel beschikbaar gesteld voor de duur van de renovatiewerkzaamheden of wel de sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden.
“(…) Wij hebben vernomen dat u momenteel onderdak verleent aan de heer [betrokkene 1]. U bevestigde dat ook in het telefoongesprek. Wij hebben erop zich begrip voor dat u de heer [betrokkene 1] wilt helpen, maar gezien wat er met de woning van de heer [betrokkene 1] is gebeurd, en naar wij vermoeden door toedoen van de heer [betrokkene 1] zelf, maken wij ons ernstig zorgen over het feit dat u onderdak geeft aan hem. Pré Wonen is bang is voor mogelijke herhaling. Vanuit dat oogpunt zijn wij niet blij dat u de heer [betrokkene 1] onderdak verschaft en zien wij liever dat u dat ook niet meer doet. Ik heb u daarom gebeld en onze zorgen met u besproken.
“5.3 verbiedt [betrokkene 1] om zich, gedurende vier maanden na datum van dit vonnis, binnen een afstand van 50 meter van het wooncomplex gelegen aan de [adres 1] tot en met [nummer] in [plaats 1] te begeven dan zich in het gebouw op te houden (…)”De kantonrechter heeft daartoe overwogen:
“(…) Ook nu de ontruiming wordt toegewezen, is het aannemelijk dat [betrokkene 1] zich in het complex zal begeven. Onder meer omdat de buurvrouw hem sinds de sluiting van de woning geregeld heeft opgevangen. Gelet op de gebeurtenissen en spanningen met overige buren, heeft Pré Wonen voldoende aannemelijk gemaakt dat nog steeds een noodzaak voor een gebiedsverbod bestaat. Daarbij komt dat [betrokkene 1] tussen de twee mondelinge behandelingen in een steen door de ruit van zijn woning heeft gegooid. (…)”
“(…) Het is mij bekend dat de heer [betrokkene 1] al langere tijd in uw woning verblijft als bewoner. Dit is niet toegestaan. De heer [betrokkene 1] heeft een complex verbod.Ik heb onlangs vernomen dat er klachten zijn van overlast. Deze klachten bestaan uit geluidsoverlast gedurende de gehele dag en soms ook in de nacht. Over ruzies en geweld en verwaarlozing van de woning.Ik verzoek u hierbij de heer [betrokkene 1] de toegang tot de woning te ontzeggen.Ik geef u tot 08 januari 2024 de tijd om ervoor te zorgen dat de heer [betrokkene 1] uw woning verlaat. Ik zal dit ook komen controleren. (…)”
“(…) Gelet op artikel 174a lid 4 van de Gemeentewet heb ik er vanaf gezien u in de gelegenheid te stellen maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. Doordat brand is gesticht in de woning is de openbare orde ernstig verstoord, waardoor de veiligheid van omwonenden is aangetast. Hierdoor ben ik genoodzaakt de woning onmiddellijk te sluiten. (…).”
“(…) Onder andere de politie ontving een melding van Buurts. In deze melding werden zorgen uitgesproken over de situatie in uw woning. Deze zorgen waren gericht op de brandveiligheid in uw woning in de veiligheid van de heer [betrokkene 1].
“(…) Bij toepassing van deze bevoegdheid kijk ik altijd goed naar uw (persoonlijke) belangen. Dat doe ik om te bepalen of toepassing van de bevoegdheid ook redelijk is ten opzichte van uw persoonlijke belangen. Daarbij weeg ik alle belangen, ook die van u, altijd goed tegen elkaar af. Dat heb ik dus ook in dit geval gedaan voor uw situatie.(…) U heeft daarom niet alles gedaan wat in uw macht lag om brand in uw woning te voorkomen. Daarom vind ik dat u een verwijt kan worden gemaakt van de branddie heeft gewoed in uw woning op 11 april jl. en de eerdere brandjes die u zelf heeft geblust.(…) Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden vind ik het belang van u als bewoner en uw daaruit voorvloeiende woonbelangen niet opwegen tegen het algemeen belang dat wordt gediend met de sluiting. In dat kader acht ik ook van belang dat ik mij voldoende heb ingespannen om te voorkomen dat u dakloos wordt.(…)
“(…) De reden van de aangifte is dat door het gedrag van [betrokkene 1] en dat van huurder [gedaagde] een dermate groot gevaar voor omwonenden/huurder, het complex de woning en de omgeving is ontstaan dat dit ernstig had kunnen aflopen. Bij de brand is een hond om het leven gekomen. Een behulpzame burger, de [gedaagde] uit de woning heft gehaald met gevaar voor eigen leven is hierbij ook licht gewond geraakt. Door snel ingrijpen van omwonenden en de hulpdiensten is erger leed, schade en letsel voorkomen.
“(…) Ter zitting hebben verzoekster en verweerder afgesproken dat partijen actief met elkaar in overleg gaan om voor verzoekster een passende woning in [plaats 1]-Noord te vinden, met daarbij de aantekening dat verweerder geen garantie kan geven dat een woning in [plaats 1]-Noord gevonden kan worden. (…)”
“(…) Ook is toegelicht dat als de gemeente een woning of eerst tijdelijke woonplek vindt voor mevrouw, dat de heer [betrokkene 1] daar niet mag komen. Dit is een voorwaarde vanuit de gemeente, de zorgketen en de wooncorporaties.(…)Vanuit de gemeente is herhaaldelijk aangegeven dat als de gemeente een nieuwe woonruimte aanbiedt aan mevrouw [gedaagde], dat dan wel de voorwaarde is dat de heer [betrokkene 1] daar niet komt. Niet om daar te slapen en ook niet op bezoek. Daarbij is toegelicht dat de gemeente, verhuurders en zorgaanbieders die voorwaarde afdwingen omdat zijn aanwezigheid een groot risico is. Daarbij is gerefereerd aan de brand in de woning van meneer [betrokkene 1], de brand in de woning van mevrouw [gedaagde] en de aantallen politiemeldingen in de periode dat hij bij mevrouw [gedaagde] woonde.(…)Mevrouw [gedaagde] (…) zegt dat dit niet zijn schuld is en dat zij ook niet accepteert dat iedereen hem de schuld geeft. Ook gaf mevrouw [gedaagde] aanvankelijk herhaaldelijk aan dat zij niet wil meewerken aan een constructie dat de heer [betrokkene 1] niet welkom is in haar (toekomstige) woning. Zij stelde van hem te houden en dat zij niets wil of zal accepteren zonder hem. Op de camping had zij hem ook nodig om haar te helpen. Mevrouw [gedaagde] stelt ook al 22 jaar een relatie met iemand anders te hebben.(…)Mevrouw [gedaagde] heeft uiteindelijk toegezegd akkoord te gaan met een PACT woning, ook wanneer er een algeheel bezoekverbod geldt voor de heer [betrokkene 1]. Zij vond dit een goede oplossing en zij gaf aan dat zij daar dan graag voor wil gaan. Verder gaf zij aan dat als de heer [betrokkene 1] daar dan niet binnen mag komen, dat zij dan wel weer haar rijbewijs gaat halen zodat zij met hem in de auto kan rijden of in de auto voor deur kan gaan staan van de nieuwe woning.(…)Vanuit de gemeente is aangegeven dat zij ervoor zorgen dat direct na terugkomst uit Turkije er een plek voor mevrouw [gedaagde] beschikbaar is in de [plaats 2]. Dat is dan een tijdelijke verblijfplaats, tot dat er een PACT woning beschikbaar is die voldoet aan het pakket van eisen voor mevrouw [gedaagde].(…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Het is met name ten aanzien van de andere bewoners in het complex, die alle nadelige gevolgen van twee branden in hun wooncomplex hebben moeten ondervinden en al klachten hadden over door [betrokkene 1] veroorzaakte overlast, niet goed voorstelbaar dat [gedaagde] weer in het gehuurde terugkeert. Te minder omdat [gedaagde] ook na de brand in het gehuurde niet of nauwelijks afstand van [betrokkene 1] heeft willen nemen. Uit het verslag van het gesprek met de gemeente volgt dat alleen omdat de gemeente haar anders niet wil helpen met het vinden van andere woonruimte, [gedaagde] bereid is om [betrokkene 1] niet meer tot haar woning toe te laten. De vraag is of zij in de praktijk ook in staat zal zijn om [betrokkene 1] de deur te wijzen omdat [gedaagde] rolstoelafhankelijk en zorgbehoevend is. Het risico op herhaling is dus groot.