Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de brief van de zijde van [eiser] van 5 juni 2024 met productie 7
- de akte van [eiser]
- de akte van [gedaagde].
2.De zaak in het kort
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] niet op grond van een overeenkomst van geldlening aan [eiser] tot terugbetaling verplicht is. Voor zover [gedaagde] op een andere grondslag verplicht is tot terugbetaling, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] met de betalingen tijdens de affectieve relatie en de betalingen via de schoonvader aan zijn terugbetalingsverplichting heeft voldaan. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen.
3.De feiten
“(…)
4.Het geschil
Als een terugbetalingsverplichting komt vast te staan, betwist [gedaagde] ook dat het gaat om een bedrag van € 24.950,00, omdat dat bedrag niet is onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] zich er ook op beroepen dat hij onder druk betalingen aan de schoonvader heeft gedaan, die - net als het door hem tijdens de relatie betaalde bedrag - in mindering zouden moeten komen op het (betwiste) verschuldigde bedrag.
5.De beoordeling
“Oke, ik zal nogmaals kijken wat mogelijk is”en
“Ik ben ermee bezig”en
“als het er was had je het al gehad”en
“Ik wil er zelf ook vanaf”en
“zoveel mogelijk elke keer”, in samenhang met de tegenover Incassocenter gemaakte opmerking van [gedaagde] dat hij het ook wil oplossen, houdt naar het oordeel van de rechtbank niet de bevestiging in van het bestaan van een overeenkomst van geldlening. Zonder verdere onderbouwing strekt het te ver om enkel de bereidheid van [gedaagde] om enig bedrag te betalen aan [eiser] te kwalificeren als een erkenning van een geldlening van € 24.950,00. Daarbij is ook van belang dat [gedaagde] gewezen heeft op WhatsAppberichten van [eiser] waarin zij [gedaagde] om financiële hulp vraagt, waaronder een bericht van 19 april 2019 waarin zij [gedaagde] vraagt om “4 K te storten” en dat “t einde van de dag terug is’, waaruit volgens [gedaagde] blijkt dat Van Alpen hem om hulp vraagt en hij haar niets verschuldigd is. [eiser] zegt deze berichten niet te kennen, maar heeft ter zitting bevestigd dat het op de berichten vermelde telefoonnummer wel haar telefoonnummer is.