ECLI:NL:RBNHO:2024:9772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10636572
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door lange wachttijden en buitengewone omstandigheden

In deze zaak vordert een passagier compensatie van de vervoerder, Finnair OYj, voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vertraging was het gevolg van lange wachttijden bij de security check op Schiphol, waardoor de passagier haar overstap miste. De vervoerder stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelt dat de lange wachttijden geen buitengewone omstandigheid zijn. De vervoerder heeft echter wel een buitengewone omstandigheid aangetoond door de noodzaak om de bagage van niet verschenen passagiers te verwijderen, wat leidde tot een vertraging van 2 uur en 5 minuten. De kantonrechter concludeert dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is van deze buitengewone omstandigheden. De passagier had ook kunnen kiezen om niet te wachten op andere passagiers, maar de vervoerder heeft alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10636572 \ CV EXPL 23-4945
Uitspraakdatum: 21 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: B.W. Floris (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Finnair OYj
Gevestigd te Helsinki, Finland
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vluchtcombinatie. Door vertraging op de eerste vlucht heeft de passagier haar overstap gemist. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelt dat zonder de buitengewone omstandigheden de passagier de overstap zou hebben gehaald. De vervoerder heeft alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De vordering van de passagier wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 juli 2023 met zeven producties;
- de conclusie van antwoord van 4 oktober 2023 met vijftien producties;
- de conclusie van repliek van 14 november 2023 met zes producties;
- de conclusie van dupliek van 21 februari 2024 met één productie;
1.2.
De passagier heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen akte uitlating productie meer overgelegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 13 juni 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Helsinki-Vantaa Airport, Finland, naar Rovaniemi Airport, Finland, met vluchtcombinatie AY1302 en AY535.
2.2.
Vlucht AY1302, hierna: de vlucht, is met een vertraging uitgevoerd. Hierdoor heeft de passagier haar overstap gemist. De passagier is door de vervoerder op een alternatieve vlucht geboekt waardoor zij met een vertraging van meer dan drie uur op haar eindbestemming is gearriveerd.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 72,60, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Ook vordert de passagier de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 herziene EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel I bis-Verordening).
3.3.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 (artikel 7 van de Verordening).
3.4.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
De vervoerder voert aan dat de vertraging van de vlucht werd veroorzaakt door onderbezetting bij de security check van Schiphol. Hierdoor ontstonden lange wachtrijen. Als gevolg hiervan waren op het oorspronkelijke vertrektijdstip (11.55 uur lokale tijd) nog niet alle passagiers verschenen. De vervoerder besloot om 12.11 uur lokale tijd om de bagage van 14 niet verschenen passagiers uit het toestel te laden. Wegens veiligheidsredenen was de vervoerder verplicht dit te doen. Hierop kon de vervoerder geen invloed uitoefenen, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagier betwist dit. Volgens de passagier waren de lange wachtrijen op Schiphol voor de vervoerder voorzienbaar. De vervoerder had ook kunnen kiezen om niet te wachten op alle passagiers. Hij had kunnen kiezen om geen bagage meer te laten inchecken, aldus de passagier. Hierdoor kon de vertraging van de vlucht voorkomen worden. De keuze om de bagage uit te laten was dus een bedrijfsmatige afweging, aldus de passagier.
4.5.
De kantonrechter oordeelt dat het ontbreken van voldoende personeel bij de security check op Schiphol als zodanig geen buitengewone omstandigheid is. De kantonrechter overweegt dat indien één of meerdere “no-shows” ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Hij kon immers geen invloed uitoefenen op het niet verschijnen van de passagiers en vanuit veiligheidsoverwegingen mocht de vlucht niet vertrekken met de bagage van deze passagiers aan boord. De vertraging als gevolg van de verwijdering van de bagage is dus wel het gevolg van een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.6.
De vertraging is dus deels door een buitengewone omstandigheid veroorzaakt (het moeten verwijderen van de bagage) en deels door een andere omstandigheid (het wachten op passagiers). Uit het Pešková-arrest van het Hof volgt dat in dat geval de vertraging die niet het gevolg is van een buitengewone omstandigheid, moet worden afgetrokken van de totale vertragingsduur van de betrokken vlucht. Zonder de buitengewone omstandigheid van 2 uur en 5 minuten zou de vlucht in kwestie om 15.36 uur lokale tijd, dus met een vertraging van 21 minuten in Helsinki zijn gearriveerd. De passagier zou in dat geval 44 minuten hebben gehad om haar aansluitende vlucht te halen. Dit is gelet op de minimale overstaptijd van 35 minuten voldoende. De conclusie is dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen of te beperken. De passagier voert aan dat de vervoerder de vlucht vanaf een andere luchthaven, namelijk Rotterdam Airport, had kunnen uitvoeren. Daarnaast had de vervoerder ervoor kunnen kiezen om niet te wachten op de andere passagiers en geen bagage meer te laten inchecken, aldus de passagier. Dit betoog slaagt niet. Niet valt in te zien hoe de vertraging voorkomen of beperkt had kunnen worden door de vlucht van een andere luchthaven uit te laten voeren. De vordering van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.8.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.9.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 Brussel I bis-Verordening wordt vooralsnog bij gebrek aan belang afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering van de passagier af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 164,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter