ECLI:NL:RBNHO:2024:9843

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
C/15/352751 HA RK 24-74
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 5 juni 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van mr. R.H.M. Bruin, ingediend door een verzoeker wonende te Hoofddorp. De verzoeker stelde dat hij, gezien de behandeling van zijn eerdere zaak met zaaknummer HAA 22/2211 door deze rechter, niet op de goede procesorde kon vertrouwen. De wrakingskamer overwoog dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat het was gebaseerd op een uitspraak van 28 december 2023 die niet tot wraking kon leiden. De wrakingskamer merkte op dat de rechter in eerdere zaken onpartijdig geacht wordt te zijn en dat eerdere beslissingen geen grond vormen voor vrees voor vooringenomenheid. De verzoeker had eerder al twee andere wrakingsverzoeken ingediend tegen dezelfde rechter, die ook waren afgewezen. De wrakingskamer besloot dat het verzoek tot wraking ongegrond was en dat een volgend verzoek van de verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK

/ [datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/352751/HA RK 24/74

Beslissing van 5 juni 2024

Op het verzoek tot wraking ingediend door:

[verzoeker] ,

wonende te Hoofddorp,
verzoeker,
Het verzoek is gericht tegen:
mr. R.H.M. Bruin,
hierna te noemen: de rechter.

Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 25 mei 2024 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuursrecht, zittingsplaats Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 22/5608, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek tot wraking gereageerd.
1.3 De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking en bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft zich ter onderbouwing van het verzoek – samengevat - op het standpunt gesteld dat hij, mede gelet op de behandeling van zijn eerdere zaak met zaaknummer HAA 22/2211 door deze rechter, de daaropvolgende door verzoeker ingediende klachten en twee eerdere wrakingen jegens de rechter, er niet op kan vertrouwen dat ditmaal de goede procesorde wordt aangehouden.

De beoordeling

3.1
De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting kennelijk ongegrond dient te worden verklaard. Verzoeker grondt zijn verzoek immers op een uitspraak van 28 december 2023 die in de zaak met zaaknummer HAA 22/2211 is genomen. Dat kan evident niet tot wraking leiden en dat is verzoeker ook bekend. Genoemde zaak werd door een meervoudige kamer van drie rechters behandeld, waaronder de rechter tegen wie het onderhavige verzoek is gericht. Verzoeker heeft eerder al een andere rechter van diezelfde meervoudige kamer om dezelfde reden gewraakt. Dat verzoek is gemotiveerd afgewezen. [1] In die beslissing is, onder meer, het volgende overwogen:
“De wrakingskamer overweegt verder dat door de rechter in eerdere zaken genomen beslissingen, ook als deze beslissingen in het nadeel van de verzoeker zijn uitgevallen en als die beslissingen als onjuist zouden moeten worden aangemerkt, in het algemeen geen grond vormen om te veronderstellen dat de rechter in een volgende, vergelijkbare zaak een vooringenomenheid jegens de verzoeker koestert of dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Vrees voor vooringenomenheid kan slechts objectief gerechtvaardigd zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechter in die eerdere zaken een beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hiervan geen sprake. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 28 december 2023. De door verzoeker opgeworpen bezwaren tegen die uitspraak zullen in het hoger beroep worden beoordeeld en getoetst door de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State. De wrakingskamer kan en mag zich over die
bezwaren niet uitlaten.”
“De rechter wordt uit hoofde van zijn functie geacht onpartijdig te zijn. Aangenomen mag worden dat de rechter in staat is de kwalificaties en beslissingen die hij in verband met een eerder berechte zaak heeft gedaan en genomen, buiten beschouwing te laten en in een nieuwe zaak een onbevangen oordeel te geven over de rechtsvragen die aan de orde zijn.”3.2 Bovenstaande overwegingen gelden ook in onderhavige zaak. De slotsom is dat het verzoek kennelijk ongegrond is.
3.3
De wrakingskamer ziet ten slotte aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking. Verzoeker heeft meermaals te lichtvaardig gebruik gemaakt van dit rechtsmiddel. Dit volgt uit de manier waarop verzoeker invulling heeft gegeven aan het onderhavige verzoek, dat dezelfde essentie heeft als het eerder genoemde verzoek tot wraking van een rechter van dezelfde combinatie, terwijl dat eerdere verzoek reeds gemotiveerd was afgewezen. Bovendien heeft verzoeker al twee keer eerder een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechter en die verzoeken vervolgens weer ingetrokken. Het voorgaande brengt mee dat de rechter in de hoofdzaak een eventueel volgend verzoek om wraking buiten behandeling kan laten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzoek tot wraking van de rechter kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.J. Roos, voorzitter, mr. C.A.M. van der Heijden en mr. J.L. Roubos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. E. Boon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zaak met zaaknummer C/15/349384/HA RK/24/21.