ECLI:NL:RBNHO:2024:9956

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
9129850 \ CV EXPL 21-2212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, British Airways Plc, voor een vertraging van meer dan drie uur tijdens hun vlucht van New York naar Amsterdam. De vervoerder stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding op een voorgaande vlucht. De passagiers betwistten dit en voerden aan dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claim. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten en waren op 26 en 27 april 2019 van New York naar Amsterdam gereisd, maar hadden de aansluitende vlucht gemist door de vertraging. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe, inclusief compensatie en buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelde de vervoerder tot betaling van de gevorderde bedragen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vervoerders in het geval van vertragingen en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9129850 \ CV EXPL 21-2212
Uitspraakdatum: 11 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1.
[eiser 1],pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige 1]beiden wonende te [plaats 1]
2. [eiser 2]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige 2]beiden wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Ploum)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder compensatie gevraagd voor een vertraging van meer dan drie uur. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding op een voorgaande vlucht (‘air holding’). De passagiers hebben dit (gemotiveerd) betwist. Daarom is onvoldoende vast komen te staan dat de vertraging van de voorgaande vlucht het gevolg was van beperkingen door de luchtverkeersleiding. De vordering wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.
De feiten
2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 26 en 27 april 2019 vervoeren van John F. Kennedy International Airport, New York, Verenigde Staten, via Gatwick Airport, Londen, Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met de vluchtcombinatie BA2272 en BA2760.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht BA2272 van New York naar Londen (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee zij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 april 2019, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 435,60 dan wel € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht in kwestie een onderdeel van de rotatievlucht Londen – New York – Londen (vluchtnummers BA2273 en BA2272). Vlucht BA2273 van Londen naar New York werd vertraagd uitgevoerd vanwege slechte weersomstandigheden. Door deze weersomstandigheden konden er minder vluchten landen en kreeg vlucht BA2273 de opdracht van de luchtverkeersleiding om in de lucht te ‘holden’. Deze vertraging van vlucht BA2273 werkt door op de vlucht in kwestie, aldus de vervoerder (zie de overgelegde vluchtrapporten, document van de luchtverkeersleiding en weerrapport).
4.4.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren daartoe aan dat de vervoerder geen document van de luchtverkeersleiding heeft overgelegd waaruit blijkt dat vlucht BA2273 in een ‘holding’ is geplaatst door de luchtverkeersleiding. Een langere vluchtduur dan gebruikelijk kan allerlei oorzaken hebben, aldus de passagiers.
4.5.
De vervoerder heeft hierop een rapport over het verloop van vlucht BA2273 overgelegd. Hieruit blijkt volgens hem dat vlucht BA2273, naarmate deze dichter bij de bestemming kwam, steeds meer vertraagd werd. Toen vlucht BA2273 in het luchtruim van de luchthaven van New York kwam, werd door de luchtverkeersleiding gevraagd om te wachten voordat zij toestemming kreeg om te landen, aldus de vervoerder. De passagiers betwisten dit. Volgens hen blijkt uit het door de vervoerder overgelegde rapport dat de eerste vertraging van het vlucht al ruim een uur voor landing optrad. Dan kan het toestel nog niet in ‘air holding’ zitten. De vertraging moet daarom een andere oorzaak hebben, aldus de passagiers.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat het verweer van de vervoerder niet slaagt. Het is namelijk aan de vervoerder om te stellen en – zo nodig – te bewijzen dat de vertraging van vlucht BA2273 het gevolg was van beperkingen van de luchtverkeersleiding (‘air holding’). Gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door de passagiers, is dit onvoldoende vast te komen staan. Het lag op de weg van de vervoerder om dit betoog nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met berichten van de verkeersleiding die specifiek zien op de vlucht in kwestie of andere documenten waaruit dit duidelijk blijkt. Er kan daarom niet geoordeeld worden dat de vertraging van vlucht BA2273 het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Daardoor geldt hetzelfde voor de vlucht in kwestie. De door de passagiers gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.8.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.9.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2835,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 27 april 2019, en over € 435,60 vanaf 22 december 2020, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 595,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter