In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een eerder ingesteld bewind. Het verzoek is ingediend door de betrokkene, die in een crisissituatie verkeerde ten tijde van de instelling van het bewind op 21 november 2023. De betrokkene heeft aangevoerd dat zij inmiddels in staat is om haar financiën zelf te regelen en dat de stress die het bewind met zich meebracht, niet de gewenste rust heeft opgeleverd. De bewindvoerder, Fidinda CBM BV, heeft aanvankelijk verweer gevoerd, maar heeft ter zitting aangegeven akkoord te gaan met de opheffing van het bewind, omdat zij ook van mening is dat de betrokkene haar financiën zelfstandig kan beheren. De kantonrechter heeft de stukken en de argumenten van beide partijen in overweging genomen en besloten het bewind op te heffen, met ingang van twee weken na de uitspraak. Tevens is vastgesteld dat de bewindvoerder een beloning van € 233,00 (exclusief btw) in rekening mag brengen voor de werkzaamheden betreffende de eindrekening en verantwoording. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.