ECLI:NL:RBNHO:2025:10027

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
367869 JU RK 25-1030
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 7 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [plaats]. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) om de minderjarige uit huis te plaatsen vanwege een onhoudbare en onveilige thuissituatie. De ouders van de minderjarige hebben aangegeven dat zij niet langer in staat zijn om de benodigde zorg en ondersteuning te bieden, en de hulpverlening heeft onvoldoende effect gehad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige intensieve hulpverlening nodig heeft en dat de thuissituatie niet langer veilig is. De ouders hebben ingestemd met het verzoek van de GI en zijn van mening dat begeleid wonen de enige passende optie is. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 4 april 2026, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. E.J. Thomas.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367869 / JU RK 25-1030
Datum uitspraak: 7 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. S. lust, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. S. lust, kantoorhoudende te Heerhugowaard.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI van 14 juli 2025, ontvangen op 21 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door mr. S. Lust;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
[de minderjarige] is door de kinderrechter in de gelegenheid gesteld om over het verzoek met de kinderrechter in gesprek te gaan. [de minderjarige] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij de ouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 april 2025 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 4 april 2026.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter onderbouwing van haar verzoek schriftelijk het volgende naar voren gebracht. Het is noodzakelijk om [de minderjarige] uit huis te plaatsen, aangezien de hulpverlening onvoldoende verandering kan bewerkstelligen zolang [de minderjarige] bij de ouders woont. [de minderjarige] vertoont thuis en op school zelfbepalend, verbaal agressief en (incidenteel) fysiek agressief gedrag. [de minderjarige] vormt daardoor een gevaar voor zowel zichzelf als zijn omgeving. [de minderjarige] profiteert onvoldoende van de hulpverlening die is ingezet, waardoor zijn gedrag niet verandert. De ouders hebben aangegeven dat de thuissituatie onhoudbaar is geworden en de hulpverleners hebben aangegeven dat de hulpverlening ontoereikend is voor deze situatie.
3.3.
De GI licht haar verzoek op de zitting verder toe. Een uithuisplaatsing van [de minderjarige] is noodzakelijk aangezien de thuissituatie onhoudbaar en onveilig is geworden. De ingezette hulpverlening heeft geen resultaat gehad. Het is van belang dat nu wordt ingegrepen zodat een herhaling van de incidenten voorkomen wordt. De beslissing om een verzoek in te dienen voor plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is in overleg met de ouders genomen.
Er wordt gezocht naar een semi-zelfstandige woonplek, waar intensieve hulpverlening wordt aangeboden. Een dergelijke woonplek is passend aangezien [de minderjarige] nog niet eerder uit huis is geplaatst. Gelet op de problematiek van [de minderjarige] , is een woongroep niet geschikt. [de minderjarige] heeft op 8 augustus 2025 een rondleiding gehad bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] . Hij kan hier mogelijk in een studio verblijven. Bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] wordt één tot meerdere keren per dag passende hulpverlening geboden.
De GI zal de situatie van [de minderjarige] monitoren en zo nodig aanvullende passende hulpverlening inzetten ter extra ondersteuning van [de minderjarige] . In eerste instantie zal worden ingezet op het laten wennen van [de minderjarige] aan de nieuwe woonomgeving, vervolgens zal de hulpverlening stapsgewijs verder worden opgebouwd.

4.Het standpunt van de ouders

4.1.
Door en namens de ouders is naar voren gebracht dat zij achter het verzoek van de GI staan. De ouders hebben veel geprobeerd en de situatie lang aangekeken, maar de maat is nu vol. De ouders zijn niet langer in staat om [de minderjarige] thuis te laten wonen en de benodigde zorg en ondersteuning te bieden. De ouders vinden het heel verdrietig maar de realiteit is dat de situatie er alleen maar is verslechterd. [de minderjarige] gaat niet naar school, neemt zijn ADHD-medicatie niet in en heeft zijn bijbaan opgezegd. [de minderjarige] stemt in met de hulpverlening, maar komt zijn afspraken vervolgens niet na. De ouders hopen dat [de minderjarige] gedurende de uithuisplaatsing gemotiveerd wordt om de hulpverlening wel te accepteren en ervan te gaan profiteren.
De ouders zijn het met de GI eens dat een woongroep geen geschikte plek is voor [de minderjarige] . Begeleid wonen is de enige passende optie. De ouders vinden het belangrijk om betrokken te blijven bij [de minderjarige] . Zij achten het van belang dat er systeemtherapie wordt ingezet, zodat duidelijk wordt waar het gedrag van [de minderjarige] vandaan komt. Daarbij hopen de ouders dat begeleider [begeleider] betrokken kan blijven, aangezien het hem als een van de weinigen is gelukt om contact te maken met [de minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en wat op de zitting naar voren is gebracht is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding en onderzoek van zijn geestelijke toestand. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Duidelijk is dat de thuissituatie bij de ouders inmiddels onhoudbaar en onveilig geworden is voor zowel [de minderjarige] zelf als voor de ouders. [de minderjarige] vertoont sterk zelfbepalend gedrag, hij is niet in staat om zich te houden aan de regels van de ouders en komt afspraken met de hulpverleners niet na. Daarnaast heeft [de minderjarige] moeite met impulscontrole en -regulatie en is gebleken dat er sprake is van een achterstand op sociaal-emotioneel gebied. Zo toont [de minderjarige] verbaal en fysiek agressief gedrag naar zijn ouders en andere mensen, gebruikt hij grove taal en heeft hij de ouders bedreigd met een mes. Het lukt de ouders niet (meer) om het gedrag van [de minderjarige] te begrenzen en ondersteuning te bieden bij zijn complexe problematiek.
5.3.
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat [de minderjarige] intensieve hulpverlening nodig heeft zodat er een gedragsverandering gerealiseerd kan worden. Onderzocht moet worden wat onderliggend is aan de problematiek van [de minderjarige] en welke vorm van hulpverlening daarbij het beste aansluit. Hierbij moet ook aandacht besteed worden aan de motivatie van [de minderjarige] . Hij zal intrinsiek gemotiveerd moeten raken om te kunnen gaan profiteren van de hulpverlening.
5.4.
Door de GI is aangegeven dat zij op zoek zijn naar een semi-zelfstandige woonplek voor [de minderjarige] . De vrijheden die hem daar worden gegeven, vragen veel van [de minderjarige] . De kinderrechter acht het met de GI raadzaam dat de GI zich ook oriënteert op extra ondersteuning op deze woonplek in de vorm van bijvoorbeeld een coach. De GI dient de situatie van [de minderjarige] nauwlettend te monitoren, zodat direct ingegrepen kan worden wanneer blijkt dat de hulpverlening ontoereikend is.
5.5.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 4 april 2026.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 7 augustus 2025 tot 4 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.J. Thomas als griffier, en op schrift gesteld op 25 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.