Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
- het onverhoeds (op de mond) zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) aanraken/betasten van de anus en/of billen van die [slachtoffer].
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zoals omschreven in artikel 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging betrof het dwingen van een slachtoffer tot het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het zoenen en het aanraken van de billen en anus van het slachtoffer. Tijdens de openbare terechtzitting op 31 juli 2025 heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit, en ook de verdediging heeft vrijspraak gevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, zoals getuigenverklaringen en chatberichten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer tegenover elkaar staan, maar dat er geen bijkomend bewijs is dat de aangifte ondersteunt. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd afgewezen omdat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaarde in de vordering. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en bepaald dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.